sirdanilot | zaterdag 28 mei 2022 @ 21:38 |
Stel je bedoelt rechterwijsvinger en rechtermiddelvinger en je wil hier een samentrekking van maken. Is het dan: 1. rechterwijs- en middelvinger 2. rechterwijs- en rechtermiddelvinger (m.a.w. je mag 'rechter' in deze context niet weglaten) 3. rechterwijs- en -middelvinger Mijn maat zegt dat het nummer 3 is. Dat vind ik fout, je kan bij een samentrekking immers slechts één lid van de samenstelling weglaten. Het is mijns inziens dus ofwel 1 (maar dan zou het in theorie ook je linkermiddelvinger kunnen zijn) ofwel 2. Wat denken jullie? Bij Onze Taal kwam ik er helaas niet uit. | |
-_Guitarist_- | zaterdag 28 mei 2022 @ 22:03 |
Ik zou zeggen 1.
| |
sirdanilot | zaterdag 28 mei 2022 @ 22:10 |
Ik ook want uit de context blijkt dat het om de vingers van de rechterhand gaat. | |
arvensis | zaterdag 28 mei 2022 @ 22:10 |
1. | |
Hyaenidae | zaterdag 28 mei 2022 @ 22:12 |
En als het rechterwijs- en linkermiddel-vinger is? | |
marc0871 | zaterdag 28 mei 2022 @ 22:13 |
Ik zou zeggen rechter wijs- en middelvinger. Maar dat ben ik | |
sirdanilot | zaterdag 28 mei 2022 @ 22:15 |
Dat is fout. Het is rechterwijsvinger en rechtermiddelvinger. Bij samenstellingen van rechter- of linker- wordt dit woorddeel aaneengeschreven indien het gaat om een inherente eigenschap van het woord. Linkerkant, linkerhand, linkerbeen, linkerzijde. | |
sirdanilot | zaterdag 28 mei 2022 @ 22:17 |
Dan is het rechterwijs- en linkermiddelvinger. | |
marc0871 | zaterdag 28 mei 2022 @ 22:20 |
Dan vind ik dat een raar woord. Maar dat zal dan wel aan mij liggen. Het klopt, maar ik vind het raar. Hiermee geef je jezelf antwoord. |