Wat kan Primoz Roglic (31) niet? De jongste tweeënhalve maand werd hij achtereenvolgens olympisch kampioen tijdrijden, won hij de Vuelta en was hij de beste in twee Italiaanse semiklassiekers. Ruim voldoende om hem tot de grote favoriet voor de Ronde van Lombardije te bombarderen. Al weet hij nu al dat hij één man meer dan ooit in de gaten moet houden. “Evenepoel”, lacht Roglic. “Je weet nooit wanneer hij eraan begint. Straks valt hij bij de start in Como aan.”
Soms kan het leven eenvoudig zijn. Een simpel mailtje naar Jumbo-Visma, of Roglic misschien even tijd heeft voor een interview, en een dag later al schuift de olympisch kampioen tijdrijden op zijn dooie gemak aan onze tafel aan. Hij vindt het helemaal niet erg, begrijpen we. “Op dit moment van het seizoen lukt dat wel. Het jaar zit er bijna op. In een week als deze leef ik van koers naar koers. Veel trainen hoeft niet meer.”
Je prestaties lijden er duidelijk niet onder. In de lente drie ritten in Parijs-Nice, in de zomer een olympische titel en winst in de Vuelta en de herfst is net begonnen of je wint alweer de Ronde van Emilia en Milaan-Turijn. Zolang is het niet geleden dat ronderenners als Armstrong er na de Tour al de stekker uittrokken. Waar haal jij die energie?
“Good question. Het is niet zo dat ik één wondertrucje heb. Op de een of andere manier kost het mij geen moeite om gemotiveerd te blijven. Ik voel mij goed, ik ben nog altijd gretig en ik heb fun. Dat is het belangrijkste. En mijn lichaam laat het nog altijd toe. Misschien komt er een dag dat het anders zal zijn en moet ik mij wel op één specifiek doel gaan richten. Voorlopig is dat niet het geval.”
Met Marc Lamberts heb je een Belgische coach. Hij levert kennelijk goed werk.
“Hij is superbelangrijk voor mij. Zonder hem zou ik nooit de renner zijn die ik vandaag ben. Al sinds mijn komst naar toen nog Lotto-Jumbo in 2016 traint hij mij. Er zijn niet veel mensen die mij beter kennen. Ook al spreken we mekaar niet elke dag, zelfs niet elke week. Dat hoeft niet. We weten wat we aan mekaar hebben.”
Maar zelfs hem kan jij nog verbazen. Na je teleurstellende olympische wegrit raadde hij je af de tijdrit nog te rijden. Maar wie won daar goud?
(lacht) “Ik doe niets liever dan hem verrassen. Het was niet de eerste keer. Ik zeg hem dat af en toe. Marc kijkt soms te veel naar cijfertjes en grafiekjes. Maar de drang, de honger om te winnen, dat kan je niet meten met een wattagemeter of een of ander softwareprogramma. Al kon ik hem op de Spelen wel begrijpen. De voorgeschiedenis is bekend: ik was een paar weken eerder op mijn staartbeen gevallen in de Tour en had moeten opgeven. In Tokio had ik daar nog altijd last van. Fietsen was geen probleem, maar gewoon zitten deed verschrikkelijk veel pijn. Probleem was dat ik voor de wegrit drie uur met de bus onderweg was geweest naar de start, waarna ik nog twee uur in de bus had zitten wachten. Altijd op een zitje. Resultaat: de koers was amper vertrokken of ik kreeg krampen in mijn rug. Drie keer ben ik moeten afstappen. Ik zat te huilen op mijn fiets. Ik weet nog altijd niet hoe ik die wedstrijd uitgereden heb.”
Nog een compliment van je Belgische trainer: niets is Primoz Roglic te veel. Soms stuur je om 12 uur ’s middags je data door en blijk je al zeven uur getraind te hebben.
“Dat was voor de Spelen. Met het oog op de jetlag wilde ik mij aanpassen. Dan stond ik om vier uur op, wachtte nog heel even en om vijf was ik onderweg. Dat is het voordeel van in Monaco wonen. Alles is verlicht. Plus: als je om 12 uur terug bent, heb je nog de hele dag voor je. Prettig.”
Is Marc Lamberts een van de mensen die je geleerd heeft dat je ook eendagswedstrijden kan winnen? Pakweg drie jaar geleden was je nog een pure ronderenner, vandaag ben je favoriet voor Lombardije.
“Hij heeft daar zeker een grote rol in gespeeld. Ook al had ik al wel langer in de gaten dat ik dit moest kunnen. Het probleem met eendagswedstrijden is dat ze allemaal zo specifiek zijn. Je moet ze eerst een paar keer rijden om te weten wat nodig is om te kunnen winnen. Nog altijd speelt me dat soms parten. Ik heb nog steeds geen twintig Monumenten gereden.”
Supertijdrijder, goed in rittenwedstrijden en nu ook in eendagswedstrijden: komt bekend voor. Praat je soms met je ploegmaat Van Aert wie van jullie twee het meest allround is?
(lacht) “Nee. Dat zouden we misschien eens moeten doen. He is such a nice guy. Het is een plezier om met hem in de ploeg te rijden. Maar om op je vraag te antwoorden: ik denk dat hij nog meer allround is. Wout kan ook nog eens veldrijden als de beste, terwijl ik dat zelfs nog nooit gedaan heb. (denkt na) Ik zou dat eigenlijk eens moeten proberen.”
Je was erbij op het WK in Leuven. Wat dacht je van zijn immense favorietenrol daar?
“Laat me eerst dit zeggen: wat-een-WK. Dat volk, die massa, dat geschreeuw. Crazy. Ik ben pas 36 uur voor de start naar België gekomen. Veel te laat. Ik wist dat ik geen enkele kans maakte (Roglic werd 48ste, red.). Maar ik had een week eerder het WK tijdrijden gekeken op tv. Daar stonden de mensen al van start tot finish rijen dik. Dat wilde ik niet missen. Het is trouwens alleen omdat de mensen mij vooruit schreeuwden dat ik de finish bereikt heb.”
Toch heerste ontgoocheling in België: Van Aert was geen wereldkampioen geworden.
“Soms heb ik medelijden met hem. En met Evenepoel ook. De verwachtingen in België zijn altijd zo hoog. Op dat vlak heb ik geluk in Slovenië. Alles heeft met traditie te maken. Slovenië is een land van wintersporten. Wat jonge wielrenners in België kennen, hebben jonge skiërs in Slovenië: ook een gigantische druk.”
“Bovendien zijn jullie verwend. In België zijn ze niet meer blij met een tweede of derde plaats. Het moet altijd het beste van het beste zijn. Zie naar Wout in de tijdrit. Ik heb thuis met mijn gezin voor de tv zitten schreeuwen opdat hij zou winnen. En wat scheelt het uiteindelijk? Een paar seconden. Maar dat is niet meer genoeg voor hem. Dat is een probleem. Ook al maakt het eigenlijk niet uit. Zelfs zonder winst op het WK of in Roubaix blijft Van Aert met voorsprong de beste renner in eendagswedstrijden van het hele peloton.”
In België wordt in stilte de vraag geopperd of hij op een grote ronde zou mogen mikken.
(blaast) “Dat moet je hem zelf vragen. Feit is: hij kan alles. Maar hij moet vooral doen wat hij leuk vindt. En als ik hem dan toch een grote ronde mag aanraden, neem dan maar meteen de Tour. Minder lange en steile beklimmingen dan de Vuelta. (lacht) Maar nu voer ik zelf de druk nog verder op. Straks schrijf jij: Roglic rijdt volgend jaar de Tour in dienst van Van Aert.”
Nog een renner die torenhoge verwachtingen meedraagt: Remco Evenepoel.
“Terwijl die zo jong is. Ik heb het eerder gezegd: op zijn leeftijd reed ik nog niet eens met een fiets. Ik was 23 toen ik ben beginnen koersen. Maar je kan er niet aan voorbij: ongelooflijk hoe goed hij is.”
Klopt het dat die jonge generatie voor een nieuwe stijl van koersen heeft gezorgd? Nooit werden koersen zo vroeg opengebroken als de jongste tijd.
“Absoluut. Elke generatie voegt iets toe aan de sport en dit is duidelijk hun bijdrage. Ongelooflijk hoe hard er wordt gekoerst. En vooral van hoever ze er telkens aan beginnen. Ik ben benieuwd voor zaterdag. (grijnst) Misschien begint Evenepoel er in (startplaats, red.) Como al aan.”
Is hij straks een van jouw favorieten?
“Absoluut. Er zijn er nog. Je kan tegenwoordig in elke koers wel vijftien namen opnoemen die kunnen winnen – nog zo’n reden waarom er zo open wordt gekoerst. But Evenepoel is the guy to watch. De man om in de gaten te houden. Als hij aanzet, mag je alle zeilen bijzetten. Dan mag de streep nog zo ver liggen, je weet dat hij het kan volhouden. Dat heeft hij al voldoende getoond.”
Put these foolish ambitions to rest.