Samenwonen verboden door woningbouwvereniging

quote:

Op maandag 4 november 2019 09:26 schreef sloopkogel het volgende:
......
Zij wil bij mij in komen wonen maar nu zegt de woningbouwvereniging dat dat niet mag omdat zij niet boven de 50 jaar is.
Weet iemand of dit juridisch mag?
.......

Als je om wat voor reden dan ook in andermans huis woont, dan heb je je ook te houden aan andermans regels. Zo simpel is het.

quote:

Op dinsdag 5 november 2019 07:25 schreef RamboDirk het volgende:
Dan gaat ze tijdelijk bij je logeren tot haar 50e.

Meerdere jaren is geen logeren meer he? Als er iemand gaat klagen dat er wel erg vaak iemand op het adres aanwezig is die er niet hoort te zijn.......

quote:

Op maandag 4 november 2019 20:28 schreef Karina het volgende:

[..]

Mmm dacht ik ook maar blijkbaar is dit toch niet altijd het geval:
[..]

Dat mag dan ook alleen als er een redelijke grond daarvoor is. Dat geen van de bewoners 50 is wellicht wel een redelijke grond om het betrekken van de woning af te wijzen, maar als iemand daarna als relatie wil komen inwonen moet de verhuurder wel héél goede argumenten hebben om dat te kunnen verbieden. Die zie ik hier absoluut niet en kan me dan ook niet voorstellen dat het beding in dit geval niet als onredelijk bezwarend wordt gezien.

Zo'n beding kan mijns inziens alleen standhouden als de woning ongeschikt is voor bewoning met meer mensen of als er sprake is van een volkshuisvestelijk belang, bijvoorbeeld dat de woning specifiek is gebouwd voor het oplossen van een probleem met de huisvesting van 50+'ers, maar samenwonen is in dit geval niet tegenstrijdig met dat belang. De woning wordt gebruikt voor een 50+'er en dat blijft zo. Ook het op zich geringe leeftijdsverschil geeft natuurlijk geen aanknopingspunten waarom het vanuit het standpunt van verhuurder logisch en redelijk zou zijn om samenwonen hier te weren.

Overigens is een samenwoonverbod al helemaal niet houdbaar indien er sprake is van een huwelijk of geregistreerd partnerschap. Dan is de partner van rechtswege medehuurder (BW7, 266). Dit is dwingend recht.