In Irak, langs een snelweg met verwoeste vangrails, is de strijd tussen Amerikaanse militairen en pro-Iraanse milities een feit. Washington bespeurt hier een ‘landbrug’ van Teheran via Bagdad naar de Middellandse Zee en probeert die zelf in handen te krijgen. De milities verdedigen de weg, want wat hebben de Amerikanen daar te zoeken? Correspondent Ana van Es volgt de omstreden route.
Ana van Es 26 juli 2019, 18:43
MANDALI
De moderne zijderoute door Irak begint als een onverhard karrespoor. Vanaf het roestige Iraanse grenshek is het even zoeken. Er is geen triomfboog, een markeringssteen of zelfs maar bewegwijzering, zoals je zou verwachten van een internationaal infrastructureel project van zo’n orde dat de Amerikaanse president Trump er zijn Iran-beleid door laat beïnvloeden. Maar inderdaad, vanaf de douanekeet loopt een slecht onderhouden gravelweg. Dit moet ’m zijn: de landbrug naar Syrië.
‘Een corridor van de grens met Iran naar de kust van de Middellandse Zee’, stelde de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Mike Pompeo in mei 2018 tijdens een toespraak bij de Heritage Foundation, een conservatieve denktank. Pro-Iraanse milities gebruiken de weg volgens hem om strijders en geavanceerde wapens af te leveren ‘op de drempel van Israël’.
In Europa heeft bijna niemand van de Iraanse landbrug gehoord, maar in Washington nemen ze de dreiging serieus. Amerika vreest voor een militair wegennet dat Iran vrij spel geeft in het Midden-Oosten. Waarover Qassem Soleimani, een gevreesde commandant van de Iraanse Revolutionaire Garde, zich ‘per auto’ kan verplaatsen vanuit Teheran naar de Middellandse Zee, zoals Joost Hiltermann, programmadirecteur Midden-Oosten van de Crisis Group, het Amerikaanse schrikbeeld in 2017 verwoordde.
De veronderstelde landbrug weegt zwaar mee in de Amerikaans-Iraanse oorlogsdreiging. Amerikaanse legerbasissen in Irak zijn sinds de overwinning op IS strategisch geplaatst langs de geplande route. Aan de Syrische grens heeft het Iraakse leger naar eigen zeggen de handen vol aan het uit elkaar houden van Amerikaanse militairen en pro-Iraanse milities.
De in Washington invloedrijke denktank CSIS (Center for Strategic and International Studies) legt de behulpzame vergelijking met koerierspaden waarover ruiters van de Perzische koning Darius de Grote (5de eeuw voor Christus) door Irak naar de Middellandse Zee draafden. Net als deze oudtijdse verbinding kent ook de 21ste-eeuwse landcorridor meerdere tracés. Een van de veronderstelde routes begint vanaf de grensovergang bij Mandali. De landbrug, zo kreeg het Amerikaanse Congres in april 2018 te horen, laat zich trouwens ook goed omschrijven als een Iraanse ‘FastPass’, een flitsroute.
Boem!
Jammer, dat was de voorbumper op het ongelijke wegdek. De FastPass is met een personenauto nauwelijks begaanbaar. Naar de Middellandse Zee? Israël? Syrië? Nog geen kilometer vanaf de grens met Iran blijkt het ingewikkeld genoeg om de weg te vinden naar de eerste provinciehoofdstad in Irak, Baquba. De grensovergang staat namelijk niet op Google Maps. Je moet het maar net weten: linksaf bij het bord met doodshoofden, pas op voor mijnen. Op het provinciehuis in Baquba zullen ze uitleggen dat asfalt en verkeersborden op z’n vroegst in de planning staan voor volgend jaar.
Voordat de bumper er helemaal af ligt: bestaat deze door Iran gedomineerde landbrug wel echt? De brigadier van dienst op het grenskantoor weet van niets. Media in Iran benoemen de nieuwe zijderoute niet als zodanig. Een Iraakse hoogleraar politicologie stelt dat Amerika en Iran beide dromen van een pan-Iraakse snelweg, maar ziet geen duidelijke winnaar. Een westerse analist in Bagdad houdt het erop dat Iran werkt aan een politieke invloedssfeer in Irak, maar niet per se aan een tastbare landbrug.
Net als je de landbrug terzijde wilt schuiven als een hersenspinsel van haviken rond het Pentagon, trumpiaanse luchtfietserij, ingefluisterd door Israël, een opgeklopte metafoor voor onbetwiste Iraanse invloed in Irak, hangt een Iraaks parlementslid van het soennitische blok aan de lijn. Nahida al Dayini wil praten. Nee, afspreken kan niet hier in de provincie Diyala, ook al komt ze daarvandaan. Te gevaarlijk. Haar broer, generaal in het Iraakse leger, werd in 2015 vermoord door milities, zegt ze. ‘Ook hebben ze onze huizen verwoest. Ik durf alleen naar Diyala te gaan in geval van nood. Als ik ga, moet ik de gewapende groepen beloven dat ik niet over politiek zal spreken.’
Wacht even: gewapende groepen? Milities?
‘Ik vraag al jaren om die grensovergang te sluiten’, zegt Al Dayini op een voor haar veilige plaats. Haar mannelijke staf rent voor haar. ‘Die grensovergang is nooit officieel geweest. Heeft niet de juiste papieren. De controle is in handen van gewapende groepen. Ze gebruiken de grensovergang voor hun drugs en wapens. Het leger kan niet op tegen de dreiging van de milities. We weten niet om welke milities het gaat, want ze rijden in zwarte SUV’s met gordijntjes voor de ramen, maar het is geen geheim dat ze er zijn. Iedereen weet dat er in Irak naast de officiële staat de verborgen staat is.’
De theorie van een Iraanse landbrug, hoe vergezocht ook, lijkt ineens minder lachwekkend.
‘Deze grensovergang kent veel problemen’, bevestigt Khalid al Joubouri, hoofd operaties van de landelijke grensovergangencommissie. Hij ontkent dat milities hier de dienst uitmaken, maar geeft toe: de grensovergang voldoet niet aan alle wettelijke eisen. ‘Semi-officieel.’ Daarom staat-ie ook niet op de kaart. Smokkel tiert welig. ‘De papieren zeggen het ene en de spullen zeggen iets anders.’
Verrassend gemakkelijk laat de weg naar Bagdad zich plotseling vinden. Na de eerste kilometers gravel volgt een snelweg, geschikt voor 120 kilometer per uur. Onderweg hangen her en der logo’s en vlaggen in geel en groen. Van sjiitische milities in Irak, gelieerd aan Iran.
Aan de grensovergang met Iran bij het Iraakse Mandali. De slecht onderhouden weg zou het begin vormen van de landbrug naar Syrië. Beeld Hawre Khalid
BAGDAD
‘Ik weet waar je heen wilt’, zegt Ahmed Alknani, onderuitgezakt op de sofa in zijn barok ingerichte villa in Bagdad. Gekleed in een westers kostuum oogt hij als een Zuid-Europese zakenman. Hij is assistent van een omstreden militieleider in Irak: Qais al Khazali, de commandant van Asaib Ahl al Haq. ‘Volgens sommige analisten is er een route van Teheran via Bagdad naar Syrië. Maar dat is niet waar. De relaties tussen Amerika en Iran zijn slecht. Irak kan er niet meer problemen bij hebben. Daarom willen we die weg niet.’
Asaib Ahl al Haq is een grote speler binnen de hashd al shaabi, de Iraakse volksmilities: een volksbeweging van meer dan vijftig organisaties met wel 150 duizend strijders. Groot geworden in de strijd tegen IS, nu gekant tegen alle problemen in Irak: achtergebleven IS-cellen, maar ook corruptie, slecht bestuur en ongewenste Amerikaanse invloed. De rol van de milities is complex. Enerzijds staan de hashd onder gezag van de premier. Maar ze worden ook geassocieerd met georganiseerde misdaad, afpersing en sektarisch geweld.
Onder de paraplu van de hashd zijn alle gezindten actief, van christelijk tot jezidi. Maar de meeste milities zijn sjiitisch. De eerste groepen ontstonden dertig jaar geleden tijdens de Irak-Iranoorlog, in het door Iran gesteunde verzet tegen toenmalig dictator Saddam Hoessein. Tot op de dag van vandaag onderhouden veel milities banden met Iran. Teheran regelt salarissen, wapens en training. ‘Iran heeft een lange geschiedenis met ons’, zegt Alknani.
De Verenigde Staten zien de milities als Iraanse trekpoppen, die aanslagen plegen op westerse doelen in Irak en natuurlijk de landbrug veiligstellen. Met afgrijzen kijken ze naar een man als Al Khazali. Na zijn arrestatie in 2007 bekende hij aan zijn Amerikaanse ondervragers dat hij het brein was achter de wapensmokkel van Iran naar Irak. Al Khazali en zijn koeriers beheersten toen de 1.300 kilometer lange grens. De Iraanse Revolutionaire Garde betaalde hem daarvoor tot een miljoen dollar per maand.
Is er in het Irak na IS nog wel plaats voor de gewapende groepen? De Iraakse premier, Adel Abdul Mahdi, vindt van niet. Hij stelt de milities voor de keuze: opgaan in het leger of wapens inleveren. Deadline: 31 juli. Nooit eerder probeerde de regering zo nadrukkelijk controle te krijgen over de verborgen staat.
Al Khazali prijst de maatregel op Twitter als ‘een stap in de goede richting’. Dat lijkt verrassend, maar is het niet. Integratie in het leger past in het streven van de hashd om salonfähig te worden, stevig ingemetseld in de Iraakse overheid. ‘Wij zijn onderdeel van het Iraakse veiligheidsapparaat’, zegt Alknani. ‘Het is toch ook niet gek als je checkpoints ziet van het leger, de federale politie of de antiterrorisme-troepen? Waarom zou een checkpoint van de hashd dan vreemd zijn? Dat is hetzelfde.’
De milities debuteerden vorig jaar met de politieke partij Fatah (‘Verovering’), die bij de parlementaire verkiezingen uit het niets als een-na-grootste uit de bus kwam. Alknani netwerkt naar eigen zeggen tegenwoordig met Europese diplomaten. Zijn baas Al Khazali geeft deze zomer tuinfeestjes voor de elite van Bagdad. ‘Hij organiseert zulke avonden om de publieke opinie te beïnvloeden’, zegt politiek analist Nejem al Khassab, die tijdens een ramadandiner onlangs arm in arm tegen de tuinmuur op de foto ging met de geharde militieleider.
Moeten de Amerikanen weg uit Irak? Asaib Ahl al Haq oude stijl pleegde daarvoor bloederige aanslagen. Tegenwoordig geeft Alknani een diplomatiek antwoord. ‘De Amerikanen moeten zich voorstellen in het parlement. Als je buitenlandse troepen wilt in Irak, dan moet het parlement daarover stemmen.’ Ook het Amerikaanse project om in Irak een tolweg aan te leggen, is langs politieke weg tegengehouden. ‘Niet alleen de hashd wilden die weg niet, maar ook veel politici niet.’
Pardon, Amerikanen die in Irak een tolweg wilden aanleggen?
Jazeker, de snelweg richting Syrië en Jordanië door de provincie Anbar, langs Ramadi. ‘De Amerikanen wilden niet alleen de snelweg controleren, maar ook het land eromheen. Dat was dubieus.’
RAMADI
Gelukkig heeft hij de foto’s nog. Mahdi Abd Farhan, directeur van het Directoraat voor Wegen en Bruggen in Ramadi, wijst op het beeldscherm van zijn computer. Daar, in het verschoten geel van een verloren tijd, verschijnt-ie, in al zijn zesbaanspracht, glad asfalt door de woestijn: de Iraq Expressway 1. Het waren de vroege jaren tachtig, Saddam Hoessein regeerde met harde hand, corruptie moest nog worden uitgevonden. De snelweg werd aangelegd door een Duits bedrijf volgens de hoogste Duitse standaarden: een Autobahn in de Arabische wereld.
Moderne viaducten, picknickplaatsen met betonnen zitbankjes onder een parasol. En, bijzonder voor Irak, vangrails. Farhan ging in die gouden jaren op werkbezoek in Duitsland en daarna op autovakantie naar Nederland. ‘Er was geen douane. Je zag het verschil tussen de twee landen aan de verschillende soorten vangrails.’
Van de trotse snelweg is weinig over. De vangrails zijn afgebroken als luciferhoutjes. Bomkraters ontsieren het wegdek. Toch geldt de Iraq Expressway 1 als cruciale schakel van de Iraanse landbrug naar Syrië. Toen lokale bestuurders de weg wilden renoveren, raakten ze verstrikt in een geopolitiek machtsspel.
In Ramadi, eind 2015 heroverd op IS, is de wederopbouw in volle gang. Verwoeste gebouwen maken plaats voor glazen gevels. Aanslagen behoren tot het verleden, zo meent men. Het hotel ‘voor toeristen’ zit vol zakenlui. ’s Avonds lopen jongedames over straat zonder mannelijke begeleiding, giechelend onder felgekleurde hoofddoeken. Een Jemenitisch restaurant, zo hip dat het in elke Europese hoofdstad had kunnen staan, is net geopend. Toch is deze voorwaarts gerichte stad een uitvalsbasis voor achtereenvolgens Al Qaida en IS geweest.
‘IS had alles te maken met de economische situatie’, zegt de gouverneur van Ramadi, Ibrahim al Awsaj, gekleed in een krijtstreepkostuum met rood pochetdasje. Zijn antwoord op radicalisering? Vrije markt. Handel. Investeren. Ramadi moet zich spiegelen aan Dubai. ‘Dubai is voor 90 procent gebouwd door buitenlandse investeerders. Uiteindelijk gaan de investeerders weg en laten ze hun prachtige projecten voor ons achter.’
Op de markt van Ramadi. De wederopbouw is in volle gang. Beeld Hawre Khalid
Een investeerder voor de snelweg staat boven aan het wensenlijstje van de ambitieuze gouverneur. Hij en andere notabelen lobbyden in 2016 bij de toenmalige premier, Haider al Abadi. Een buitenlands bedrijf presenteerde een droomofferte. Nieuwe vangrails. Picknickplaatsen. Restaurants. Warmtecamera’s. Bewaking door mannen uit de provincie. Werkgelegenheid! Tolheffing voor het straks weer voortrazende vrachtverkeer zou de kosten dekken.
Helaas was er één probleem. Het bedrijf dat de megaklus zou klaren, Olive Group, inmiddels opgegaan in Constellis, is Amerikaans. Gouverneur Al Awsaj zag geen probleem. Hoewel Amerikanen volgens hem kampen met ‘een bepaalde arrogantie die Europeanen niet hebben’, zijn ze tegenwoordig graag gezien in de provincie Anbar, dankzij slimme allianties met lokale sjeiks en een gul budget. Onlangs doneerden de VS 100 miljoen dollar aan de Verenigde Naties om uit te geven in Anbar. ‘Alle landen die hier willen investeren en geld uitgeven zijn welkom, ook de VS.’
Maar de renovatie van de Iraakse Autobahn ging niet door. Want de hashd maakten bezwaar.
Gouverneur Al Awsaj toont het krachtenveld op Google Maps. De milities hebben controleposten op de snelweg ten westen van Ramadi. Met de komst van de Amerikaanse tolweg zouden ze die kwijtraken. ‘De hashd zeggen: waarom zou je buitenlanders betalen om de weg te beveiligen? Daarmee kan ik het eens zijn. Maar het gaat ook over herbouw. Daar is 4 miljard dollar voor nodig. Dat geld hebben wij niet.’
Hij houdt hoop. Onlangs toonde China interesse in het Iraakse wegennet. ‘Nu IS verslagen is, keren de hashd hopelijk terug naar hun kazernes en kunnen wij zakendoen.’
AL QAIM
Onderweg naar de Syrische grens wankelen vrachtwagens stapvoets over de tweebaansweg langs de Eufraat. Soms stopt het asfalt en volgt een onverwachte duik door het zand naar beneden. De viaducten zijn opgeblazen. De grensovergang is afgegrendeld met betonblokken. Het is niet bepaald wat je verwacht op een flitsroute voor zwaar militair transport. Toch geldt Al Qaim onder landbrugaanhangers als de poort van de pro-Iraanse milities naar Syrië. En dus bepaalt de landbrug, of hij nu bestaat of niet, na IS de verhoudingen in deze grauwe woestijnstad.
Aan een spoorlijn die onder Saddam Hoessein werd gebruikt voor het transport van fosfaat naar Al Qaim zijn Amerikaanse militairen gelegerd. Formeel zijn ze in de provincie Anbar om te voorkomen dat IS terugkeert. Maar ook, zoals president Trump vorig jaar met Kerst stelde tijdens een bezoek aan een nabijgelegen vliegbasis, ‘om Iran in de gaten te houden’.
‘De Amerikanen willen de controle over de snelweg van de grens met Syrië tot aan de grens met Iran’, stelt Ahmed Nasrallah, de plaatsvervangend commandant van de hashd in de provincie Anbar. Nasrallah, lid van het door Iran gesteunde Liwa al Tafuf, een van de zeven milities die hier gelegerd zijn, haalt een geel gebedssnoer door zijn handen. ‘Maar het is ons land en onze weg. Als wij de weg niet zelf zouden bewaken, waarom zouden we hier dan zijn?’
Soldaten van het Iraakse leger en de hashd op hun basis. Beeld Hawre Khalid
Het Iraakse leger, afhankelijk van Amerikaanse steun maar veroordeeld tot samenwerking met de milities, probeert in Al Qaim beide aartsvijanden uit elkaar te houden. Kataib Hezbollah, een militie die is gelegerd in Al Qaim en vermeld staat op de Amerikaanse terrorismelijst, beweerde vorig jaar dat de Amerikanen hun stelling buiten de stad hadden gebombardeerd: meer dan twintig doden. De VS ontkennen. ‘Een van onze belangrijkste taken is het beveiligen van de Amerikaanse basissen’, zegt stafbrigadier Ahmed Kazem Hashim op de laatste kazerne voor de grens. ‘Want de hashd denken er anders over, zoals u weet.’
Trekken de milities hier echt langs het gesloten grenshek naar Syrië, of is dat een luchtspiegeling?
Enkele honderden meters ten zuiden van de grensovergang staat een houten observatiepost van het leger. Vlak na middernacht op donderdag 23 mei leunt kapitein Ahmed over de reling. Hij richt zijn schijnwerper op Syrië: een loopgraaf, lichtjes van de eerste dorpen. Dit gebied is in handen van de Syrische president Assad, die in het zadel blijft mede dankzij de steun van pro-Iraanse milities. De maan is bijna vol, de woestijn toont zich in veel kleuren grijs. Sinds het laatste restje kalifaat hier afgelopen voorjaar net buiten het zicht werd veroverd, is het stil. ‘Hier gebeurt nooit iets.’
Ineens: autolichten. Twee auto’s, achter elkaar, hoge snelheid. Meer auto’s. Een konvooi. Op grote afstand zijn ze te volgen in de Syrische woestijn. Met groot licht sjezen ze over een rechte weg, mogelijk de snelweg waarover je de Syrische hoofdstad Damascus kunt bereiken en uiteindelijk de Middellandse Zee. Wie rijden hier zo openlijk? De voertuigen stoppen bij een verlicht complex. Eén auto rijdt terug, recht op de Iraakse grens af. Alsof daar een gat zit.
Kapitein Ahmed ziet dit schouwspel elke nacht. ‘De hashd.’