Waarom mocht de politie via via informatie over de moord geven? Zodat Michael, terwijl hij gehoord werd, informatie kreeg?
En:(uit ECLI_NL_HR_2008_BA1024_1 19. [De J.] heeft op 12 oktober 1999 tegenover de politie verklaard over de oorsprong van zijn wetenschap over de manier waarop [slachtoffer] is overleden:
"Vanochtend, dinsdag 12 oktober 1999, heeft u aan ons verteld dat u heeft gehoord dat er botten van [slachtoffer] gebroken waren. Hoe komt u aan die wetenschap. Van wie heeft u dit gehoord.
Ik heb dat gehoord van een kennis genaamd [getuige Van G.]. Zij heeft het van haar vriend gehoord. Deze vriend werkt bij de politie in Raalte (..) Volgens mij heeft zij het mij afgelopen dinsdag of woensdag verteld. In ieder geval was het aan het begin van deze week. Ik trof haar bij de Boreelkazerne en heb daar even met haar staan praten." (p. 243)"
Tijdens haar verhoor op dezelfde dag, 12 oktober 1999, heeft de vriendin van [De J.], [getuige W.], verklaard dat enkele dagen ervoor [De J.] haar had verteld dat hij van een meisje genaamd [getuige Van G.] had gehoord dat haar vriend die bij de politie werkte had verteld dat [slachtoffer] was gewurgd en dat haar botten waren gebroken. Deze [getuige Van G.] is gehoord op 19 oktober 1999, de dag nadat [getuige H.] is gehoord. Zij verklaarde toen als volgt:
"Ik had op zondag in het Deventer Dagblad gelezen dat er een vrouw vermoord was die woonde aan de [a-straat]. Toen ik [De J.] op maandag via de telefoon sprak trok ik de conclusie dat dit dus de pleegmoeder van [De J.] zou kunnen zijn.(..) [De J.] weet dat mijn vriend [G.] bij de politie werkt. Hij vroeg mij om aan [G.] te vragen of hij soms iets wist. (..) Ik heb op de avond van het telefoongesprek met mijn vriend [G.] gesproken. (..) Hij vertelde dat hij had gehoord dat de vrouw die aan de [a-straat] was vermoord. Zij was eerst gewurgd hierna waren haar botten gebroken en daarna had ze messteken gehad.
(..)
Ik heb namelijk toen ik [De J.] weer ontmoette verteld wat ik van [G.] die avond had gehoord.(..) Ik zei al dat ik [De J.] weer had ontmoet. Ik ontmoette hem zoals ik mij kan herinneren op woensdag 6 oktober 1999 vlakbij de voormalige Boreelkazerne aan de Kazernestraat te Deventer.
(..)
[De J.] (..) vertelde mij dat hij naar de begrafenis was geweest. Hij vertelde verder dat hij daar met hoge politiefunctionaris had gesproken. Deze had hem details over de moord verteld. Wat deze man had vertelde vertelde hij niet. Uit zijn woorden trok ik op dat moment de conclusie dat [De J.] wist hoe de vrouw kennelijk was vermoord. (..) Ik zei toen dat de vrouw eerst gewurgd was, dat hierna de botten waren gebroken en dat zij hierna messteken had gehad. Hij schrok hier kennelijk lichtjes van en zei daarop dat daarom misschien de kist dicht zat. Ik zei hierop dat ik misschien fout zat omdat ik zag dat hij van mijn worden schrok. Ik zei dit dus omdat ik de indruk kreeg dat ik tegen [De J.] dingen had gezegd die hij mogelijk toch niet wist"
20. Uit de verklaring van [getuige Van G.] volgt dat [De J.] de dag voor donderdag 7 oktober 1999
hoorde dat het slachtoffer was gewurgd, dat haar botten waren gebroken en dat ze met messteken om het leven was gebracht. [De J.] heeft echter bij zijn verhoor door de Raadsheer-Commissaris op de vraag of hij van [getuige Van G.] heeft vernomen over de wijze waarop [slachtoffer] was vermoord, verklaard dat niet van haar te hebben vernomen. Wel weet [De J.] nu nog te verklaren dat hij haar destijds heeft gebeld om te vragen of zij nog iets wist: "haar vriend werkte bij de politie". Over de woorden "ze hebben haar eerst geprobeerd de botten te breken, toen te wurgen en toen dat niet gelukt was, heeft men haar doodgestoken" verklaarde [De J.] bij de Raadsheer-Commissaris:
"Ik herken die woorden en heb dat inderdaad tegen hem gezegd maar niet op vrijdag 24 september 1999. Ik heb hem dat gezegd enige dagen na de begrafenis; de precieze dag weet ik niet meer maar het was zeker binnen een week na de begrafenis. Ik werkte niet in die periode dus ik zou daar ook op een werkdag kunnen zijn geweest."
En uit aan aantal vragen van H.J. Vonk
H. J. Vonk volgt de Deventer moordzaak al geruime tijd, veel langer dan Maurice de Hond. In de loop der tijd kwamen steeds meer vragen bij hem op, die in delen al elders op het web geplaatst zijn. Hij heeft deze vragen o.a. voorgelegd aan de minister van Justitie, die echter niet zelf wenste te antwoorden.
Onder de ex-patiënten van dokter Wittenberg bevonden zich de klusjesman van het echtpaar, Michael de J., en brigadier Henk R. van de Regiopolitie Twente.
De verhoren van deze destijds verdachten werden gestaakt toen Louwes in zicht kwam. Op wiens last?
Waarom werden deze verhoren later niet hervat, toen het financiële motief van Louwes verviel? En ook niet toen het mes als bewijsmiddel van tafel was en Louwes in feite was vrijgesproken?
Waar zijn de processen-verbaal van de verhoren van brigadier Henk R. gebleven, terwijl hij vlak na de moord toch over daderkennis bleek te beschikken?
Deze brigadier vertelde tijdens de begrafenis van het slachtoffer uitvoerig over de situatie op de plaats van het delict. Over deze daderkennis gaf hij tweeërlei uitleg:
Informatie ontvangen van vuttende collega's van de Regiopolitie IJsselland;
Informatie ontvangen van een neef, als politieman betrokken bij het onderzoek.
Hoe valt deze dubbele uitleg te verklaren, in het licht van zijn vriendschap met de klusjesman als ernstig-verdachte?
Da's toch ? Ja, wat is t ? Bedenk er maar een woord voor.
Hoe hoger de geest, hoe groter het beest.(Maaike Vaatstra)