‘Marokkaanse brandweerman was bang dat ze hem bewust niet uit het vuur zouden halen’Als Amsterdamse brandweercommandant moest Leen Schaap een einde maken aan racisme en uitsluiting binnen het korps. In zijn boek Brand in Amsterdam beschrijft Schaap hoe hij die strijd aanging en verloor. ,,Ik had geen andere keus dan de botte bijl te hanteren.”
Dit is foute boel, beseft Leen Schaap (59) op zijn eerste werkdag als commandant van de Amsterdamse brandweer. Hij heeft net zijn nieuwe uniform aan en brengt zijn eerste bezoek aan kazerne Dirk achter het Rijksmuseum. ,,Behalve de bevelvoerder was er niemand. Het was er oorverdovend stil. Alle mannen hadden zich verschanst in de fitnessruimte. Niemand die het fatsoen had om een hand te geven. Toen wist ik: dit is geen incident, dit zit verkeerd tot op het bot.”
Het is de toenmalige en inmiddels overleden burgemeester Eberhard van der Laan die Schaap in 2016 vraagt de nieuwe brandweercommandant te worden. Hij wil dat politiechef Schaap de bezem door de brandweer haalt. Van der Laan wil een einde maken aan een cultuur van uitsluiting en racisme. Schaap vindt het eervol dat iemand als Van der Laan hem vraagt. ,,Voor hem wilde ik het wel doen. Bovendien wist ik dat het alleen zou lukken met een heel stevig iemand naast me. Een strijder. We zouden er samen een flexibele en moderne brandweer van maken.”
Maar de harde kern binnen de brandweer blijkt weerbarstig. Schaap vergelijkt de overwegend witte mannencultuur bij de Amsterdamse brandweer met een brotherhood zoals motorbendes die kennen. ,,Een naar binnen gekeerde organisatie, die je dwingt om mee te doen, anders lig je eruit. Dan wordt bijvoorbeeld je helm vol gepist en mag je niet meer mee aan tafel eten. Ik wil niet zeggen dat de brandweer crimineel is, maar de manier van reageren op ‘verraad’ is hetzelfde.”
Allochtonen hebben het zwaar binnen de brandweer, constateert Schaap in zijn eerste weken. ,,Ze lijden enorm onder pestgedrag en racisme. De enige manier om te functioneren is om altijd die vrolijke allochtoon uit te hangen, die lekker eten meebrengt voor zijn collega’s, anders word je niet gepruimd. Meerdere allochtone brandweermannen zijn bang en altijd alert. Eén uitspraak heeft me bijzonder geraakt. Een Marokkaanse man zei: ‘Als ik in het vuur val, ben ik bang dat ze me er bewust niet uithalen. Dan overlijd ik op papier aan een bedrijfsongeval’.”
Schaap onthult dat de dood van een brandweerman in november 2019 ook het gevolg lijkt van pesten. De brandweerman stak een collega neer en sloeg toen de hand aan zichzelf. ,,Het gaat om een Turkse man, die altijd zwaar gepest is. Ik heb gehoord dat hij zijn grootste pester heeft neergestoken voordat hij zelfmoord pleegde. Dat is wat er kan gebeuren als je 24 uur lang het pispaaltje bent. Je kunt niet even weg, het gaat onder je huid zitten. Dit verhaal is één groot drama. Hij heeft een verdrietige weduwe met een jong kind achtergelaten.”
In zijn boek, dat 15 februari verschijnt, noemt Schaap de brandweermannen verwaarloosde en tegelijkertijd verwende kinderen. Hij spreekt van een verziekte cultuur die 140 jaar lang ongemoeid is gelaten. Ook legt hij een link met andere organisaties waar een giftige cultuur tot excessen leidde. Zo kon extreemrechts gedachtegoed in een Duitse politiedienst sluipen en vermoordden elitetroepen uit Australië zelfs Afghaanse burgers als onderdeel van een inwijdingsritueel.
Is het toeval dat u bijna alleen excessen noemt binnen geüniformeerde diensten? Heeft dat uniform er iets mee te maken?
,,Het begint er al mee wie zich aangetrokken voelt tot een bepaald beroep. Niemand maakt de afweging: word ik balletdanser of ga ik vechten in Afghanistan? Daarvoor kiezen overwegend mannen, en meestal het wat rauwere soort. Vervolgens geef je ze een uniform, waar een bepaalde status en macht bij hoort. Maar kunnen ze daar ook mee omgaan? Ik haal een voorbeeld aan van Parijse politiemensen die op het bureau een vrouw hebben verkracht. Een uniform kan gekke dingen met sommige mensen doen.”
Na drieënhalf jaar als brandweercommandant moest u onder druk van burgemeester Femke Halsema aftreden. U probeert in uw boek alle gebeurtenissen zo neutraal mogelijk te beschrijven. Pas als het gaat over burgemeester Halsema vond ik er enige rancune in doorklinken.
,,Zij speelt geen glansrol nee, integendeel. Halsema had een andere kijk op het geheel. Dat is haar goed recht, maar ik vind het heel jammer dat ik niet kon afmaken waarvoor ik door het veiligheidsbestuur was ingehuurd.”
Halsema vroeg de bekende oud-generaal Peter van Uhm te onderzoeken hoe de verandering bij de brandweer versneld kon worden. U vindt dat zij u daarmee een kunstje heeft geflikt. Hoe zit dat?
,,Ik verbaasde mij erover dat Halsema voor Van Uhm koos. Hij is vast een prima militair, maar geen organisatie-analist of onderzoeker. Dat bleek ook toen zijn rapport werd opgeleverd. Het moest door een externe helemaal herschreven worden om een enigszins leesbaar geheel te worden. Halsema had deze man nooit deze opdracht moeten geven. Ik heb er nog mee ingestemd, maar het bleek een vooropgezet plan om mij eruit te werken. Met het rapport van Van Uhm in handen kon Halsema zeggen dat het tijd werd voor een andere commandant, die meer verbinding met de brandweermannen kon aangaan.”
U stond vaak regelrecht tegenover het personeel, vergeleek de medezeggenschapsraad op de radio met de maffia. Heeft u spijt van sommige uitspraken?
,,Die uitspraak over de medezeggenschapsmaffia was hard, maar het was een bewuste keuze. Mijn taak was om een breuk te maken met het verleden. Ik had geen andere keus dan de botte bijl te hanteren. En daarmee heb ik het nodige bereikt. Ik heb gezorgd dat de leidinggevenden het weer voor het zeggen kregen, kazernes geen persoonlijke werkruimte en caravanstalling meer zijn, racisme en discriminatie is op de kaart gezet, de werving en selectie is compleet veranderd, het aantal vrouwen is verdubbeld. Ik moest forceren. Als men mij nog twee jaar mijn werk had laten doen, dan waren we verder geweest en had ik kunnen opstappen.”
U haalt in uw boek de uitspraak van Ien Dales aan: ‘Een beetje integer bestaat niet’. Hoe was het om zelf in opspraak te komen bij de zogeheten kaartjesrel rond Ad Smit? Ook u bleek concerten te hebben bezocht op kosten van de politie.
,,Ik heb drie keer kaartjes aangenomen van Ad Smit en kan met eer en geweten zeggen dat Ad zei dat hij die kaartjes gekregen had. Zijn vrouw kende iemand bij de
Ziggodome, zo was zijn verhaal. Achteraf bleken die kaartjes met politiegeld te zijn gekocht. Ik had er nul kwade opzet bij, maar met al mijn ervaring had ik minder naïef moeten zijn.”
U bent uitgescholden, met de dood bedreigd en uiteindelijk aan de kant geschoven bij de Amsterdamse brandweer. Als u dat van tevoren had geweten, was u dan aan dit avontuur begonnen?
,,Niet met dit einde, nee. Dat is frustrerend. Ruim drie jaar heb ik dag en nacht geleefd voor deze brandweer. Ik heb gebroken, gevochten en gesleurd. Daar heb ik ook plezier in gehad, maar je doet het vooral om iets voor elkaar te krijgen. Amsterdam verdient een betere brandweer. Nu ben ik bang dat wat ik heb bereikt de komende jaren wordt teruggedraaid door de kracht van de mannen en de complexe positie van een commandant die iedereen te vriend zal moeten houden omdat het hem anders ook zijn kop kost.”