Laatst zag ik een interview met de ingenieur die verantwoordelijk was voor de bouw van de Oosterscheldekering. Hij vertelde dat die kering technisch 200 jaar mee kan. Bij het ontwerp in de jaren 70 werd trots beweerd dat-ie liefst 40 centimeter zeespiegelstijging aankon. Als je bedenkt hoe weinig er destijds over zeespiegelstijging bekend was, is het bijna revolutionair te noemen dat daar überhaupt over was nagedacht.
Op het klimaatblog zullen wetenschappers van de Universiteit Utrecht de komende tijd regelmatig berichten over hun onderzoek. Zij zijn verenigd rond het strategische thema ‘Pathways to Sustainability’.
Inmiddels zijn we ruim veertig jaar onderzoek verder. En leert theorie én waarneming ons dat de grote ijskappen op Groenland en Antarctica geen ijsblokjes zijn die tergend langzaam van boven afsmelten. Hun ligging, deels onder zeeniveau, maakt ze veel gevoeliger voor afsmelting door warm oceaanwater dan we tien of twintig jaar geleden dachten. Dus zelfs bij de sterkste broeikasgasreductie en het meest conservatieve klimaatscenario gaat de Oosterscheldekering zijn 200ste verjaardag bij lange na niet halen.
Maar hoeveel gaat de zeespiegel dan wél stijgen?
Kort geleden verscheen in Nature Geoscience een kloek overzicht (met Utrechtse inbreng) van wat het verre verleden ons leert over de werking van ijskappen en zeespiegel. Daarin een even simpele als intrigerende grafiek over de lange-termijneffecten van de opwarming: de twee graden uit Parijs leiden uiteindelijk, over een paar duizend jaar, tot ongeveer 15 meter zeespiegelstijging. Eigenlijk nauwelijks verbazingwekkend, als je bedenkt dat het 20.000 jaar geleden, in de laatste ijstijd, een graad of 5 kouder was dan nu, en de zeespiegel 120 meter lager stond.
Tijdschalen
Hoe moeten we zo’n resultaat nu rijmen met wetenschappers die telkens maar weer geduldig uitleggen – ikzelf nog vorige maand bij Jinek aan tafel – dat stoppen met fossiele brandstoffen de kans op sterke zeespiegelstijging veel kleiner maakt?
Het sleutelwoord hier is tijdschalen. Op tijdschalen van tien tot honderd jaar zie je vooral de processen die zich relatief snel aanpassen aan een oplopende CO2-concentratie. Zoals de opwarming van de atmosfeer, die is bijna instantaan. En die van de oceaan ijlt een beetje na.
NRC Groen
Elke woensdag de laatste ontwikkelingen rond klimaat, energie en duurzaamheid.
Inschrijven
Maar op de echt lange tijdschalen beginnen trage maar bijna onhoudbare processen te spelen. Bijvoorbeeld dat het ijs opwarmt en daardoor makkelijker vervormt, en dus sneller van het continent stroomt. Of dat het oppervlak van de ijskap door de smelt inzakt en dus in steeds warmere lucht terechtkomt. Wat de afsmelting weer versterkt. Zulke processen spelen op tijdschalen van eeuwen tot millennia. Dat is de lange arm van de opwarming.
De vraag is dan ook niet óf Nederland onder water verdwijnt, maar wannéér dat gaat gebeuren. En dat bedoel ik niet op een alarmistische manier. Het is gewoon kijken naar wat de natuurkunde – en de geologische archieven – ons leren.
25 mm per jaar
Met cijfers uit het IPCC-rapport van 2013 kun je schatten dat we de 2 meter zeespiegelstijging in het hoogste scenario ergens in de tweede helft van de volgende eeuw bereiken. Recenter onderzoek verkent manieren waarop de ijskap op Antarctica sneller zijn ijs kwijt kan raken, en sluit daarmee 2 meter zeespiegel aan het einde van de huidige eeuw niet uit.
Toegegeven, dan moet er wel nog heel wat gaan gebeuren: 2 meter deze eeuw, da’s 25 mm per jaar gemiddeld in de komende 80 jaar, versus 3 mm per jaar op dit moment. Maar ook dit is wetenschap: met zekerheid uitsluiten kunnen we dit scenario (nog) niet.
Het jaar 2100, 2400, of 4000 na Christus als houdbaarheidsdatum voor Nederland. Hier stelt de natuurwetenschap een interessante, filosofische vraag aan de politiek. Voor wie moet je nog klimaatbeleid maken? Voor wie moet je de dijken nog ophogen? Voor de komende drie generaties? De komende tien? Hoe lang moet de arm van je beleid zijn?
Het zijn vragen over ethiek en moraliteit, die misschien niet te beantwoorden zijn. Maar die bij Rijkswaterstaat wel leiden tot een verandering in het denken. Bouw alleen nog no-regret waterwerken. Keringen die je kunt ophogen of uitbreiden als de werkelijkheid of wetenschappelijke inzichten daar om vragen. De watervariant van de hand op de kraan. Met die filosofie zou de Oosterscheldekering anno nu nooit meer gebouwd worden.
Bron:NRC