sikkepit is samengesteld uit de woorden sik in de betekenis `geit' plus pit in de betekenis `keutel'. De oorspronkelijke betekenis is dus `geitenkeutel'. Het woord is voor het eerst gevonden in het blijspel De Gewaande Weuwenaar, met het Bedroge Kermis-Kind uit 1709. Daar staat: ,,Geen fnazel [vezel] voor zikkepitjen zal er aan manqueeren.'' Later is het in allerlei verbasterde vormen aangetroffen, zoals sissepitje, sittepitje en sittebitje. Door negentiende-eeuwse taalkundigen werd sikkepit beschouwd als een dialectwoord, maar aangezien het indertijd zowel in Groningen en Zeeland als in Gelderland is opgetekend, was het toen kennelijk al wijdverbreid. In Noord-Holland kende men het vergelijkbare schapepitje. Het Woordenboek der Nederlandsche Taal, het historische woordenboek van het Nederlands, vermeldt diverse vergelijkbare verbindingen met dezelfde betekenis. De meeste dateren uit de zestiende en zeventiende eeuw. Het gaat om uitdrukkingen als niet een gruis, geen schuif, niet een slee, geen korreltje, geen kriezel, geen krits, geen kruis en niet een taats. Als je die uitdrukkingen zo bij elkaar zet is het toch wel jammer dat de meeste mensen nu alleen nog zeggen dat iets ze geen zier, geen reet of geen hol kan schelen.
VBL SC influencer
Left, right, behind