abonnement Unibet Coolblue
  woensdag 3 oktober 2018 @ 22:00:04 #1
478323 kaakchirurg444
zat he maar had je niet gezien
pi_182304326
Witte Wieven

De Witte Wieven van Lochem - Een Gelderse sage over witte wieven
In een diepe kuil, even voorbij Lochem, dichtbij de Koerbelt, leefden eens drie witte wieven, die zussen waren in lelijkheid, met hun ontvleesde armen en lange, grijze, dunne haren. Hun ogen lagen diep en hun tanden staken uit als bij een geraamte. De oudste was de meesteres van alle witte wieven uit de omgeving, tot de Veluwe toe. Ze had echter geen naam. Overdag lagen zij in het zand, waren ze één met het zand. Pas 's avonds stegen zij meestal hoog naar de lucht. Soms bleven zij op aarde en renden dan over de vlakte, de scherpe nagels dreigend vooruit, de mond wijd geopend. Ook wel klonk er wel eens een kreet, gillend door de lucht, wilder dan de stormwind.

Herbert en zijn zus Aleid waren niet bang voor de witte wieven. Als kinderen gingen ze 's avonds vaak langs de kuil om nog een boodschap voor hun moeder te doen, en als ze dan voorbij de Koerbelt kwamen, en in de verte de nevelen zagen rijzen en dalen, wezen hun kleine vingertjes er zonder vrees naar.

Want hoe graag de witte wieven ook jonge mannen roofden, zij wisten dat geen van hen hun kwaad wilde doen. Soms daalden ze zelfs in de kuil en plukten er bloemen. Dan gleed meermalen de oudste van de witte wieven spiedend langs hen heen, de klauwen uitgestrekt als een kat die aangevallen wordt, maar wanneer de kinderen dan lachten, vloog het witte wief weer verder. Ze zagen haar nevel in een oogwenk verdwijnen en als ze huiswaarts gingen, joeg het witte wief krijsend langs de horizon, sneller dan een paard. Daarom hadden Herbert en zijn zuster Aleid geen angst voor de witte wieven, al waarschuwde hun buurmeisje Johanna, de dochter van Scholte Lodink, hen voor hun moed.

"Ga niet de kuil in, Herbert," zo zei ze, "want van de witte wieven is nooit iets goeds gekomen." Hij lachte. "Wie weet... misschien gooien ze mij nog eens goud in de hand."

"Nee, nee Herbert, ga nooit weer in de kuil. Ze zijn slecht, de witte wieven."

Vanaf toen volgde hij haar zin. Wanneer hij 's avonds de kuil voorbijging, liep hij rechtdoor naar huis.

Hij was nog niet bekend met de liefde. Toch dachten zijn ouders en de hare - zij bekenden het elkaar glimlachend - dat Herbert en Johanna wel een stel zouden worden.

Scholte Lodink, een oud-soldaat, grapte, terwijl hij met de vuist op tafel sloeg: "Als dat eens waar was - dat ze man en vrouw werden - dan zouden er in Barchem geen twee gevonden worden met meer rijkdom." En zijn vrouw Christine lachte witjes.

"Maar," riep eens Scholte Lodink uit, "ze moeten niet gedwongen worden. Al wil mijn dochter Johanna trouwen met een keuterboer, mijn gezegde is: je mag twee jongelui niet van mekaar halen."

Toen lachte juffer Christine niet meer. Ze dacht bij zichzelf: Het is goed dat Herbert en Johanna bij elkaar zijn, want mijn dochter zal niet met een arme jongen trouwen, daar zal ik voor zorgen. Ze sprak haar gedachten niet uit. Zuinig zat ze te kijken, de mond vast gesloten.

"De liefde, zeg ik maar, voor alles," ging de rijke Scholte voort, "als er geen liefde is, kun je met geld ook al niets beginnen. Herbert en Johanna zullen een paar worden, ook al had hij geen geld."

Enige jaren later kon hij zijn woorden waarmaken, want Herberts ouders wonnen een proces, maar ze verloren er hun spaargeld mee. Toen waren de gedachten van moeder Christine vol zorg over de toekomst van haar dochter. Was zij niet de vrouw van Scholte Lodink en moest Johanna dan trouwen met zo'n armoedzaaier die alleen met zijn handen zijn brood kon verdienen? Ze ging voor de haard zitten en peinsde. De vlammen speelden hoog op en gloeiden langs de ketel. De vonken vlogen van het droge hout dat zichzelf telkens wentelde. Moeder Christine hield haar handen uitgestrekt, zodat alle warmte over de vingertoppen streek. Altijd zei ze, dat ze zo het beste kon nadenken.

Wat haar inviel was niet gelukkig voor Herbert en Johanna. Want terwijl ze zich vooroverboog, om voor een stuk hout grotere doorgang te maken dan het tot dusver had, ontdekte zij, dat ze een andere vrijer voor Johanna wist dan Herbert: Albrecht! Albrecht had alles wat je van een huwelijkskandidaat mag verwachten, zo vond ze; hij was een goedgebouwd man en hij was rijker dan wie ook in de Achterhoek. Hoe zou ze hen kunnen koppelen zonder dat Johanna de sluwe opzet bemerkte?

Geen beter koppelaar dan het toeval!

Eens ontmoette moeder Christine Albrecht, terwijl ze er eigenlijk het minst op verdacht was. Ze hield hem aan en begon meteen een gesprek. "Wel Albrecht," zo sprak ze, "wat zie ik je tegenwoordig weinig."

"We lopen elkaar steeds mis, juffer Christine," lachte de jonge man.

"Het lijkt wel zo. Je moest eens een avond bij ons komen, dan kun je met Scholte nog eens over politiek praten."

Dat haar dochter thuis zou zijn wanneer er over de politiek zou worden gesproken, kan iedereen gemakkelijk begrijpen. En zie! Moeder Christine speelde haar beste kaarten uit: want Johanna was die avond op haar blozendst en mooist, en als speelde er de wind mee, zo dartel waren haar krullen over het blanke voorhoofd. Alle geheimen van haar jeugd, anders zo verborgen achter de nevel van haar ogen, las je nu vrijuit op haar vrolijke gezicht, alsof ze een kind was en geen meisje dat de liefde kende.

Moeder Christine kon niet vermoeden dat ze die dag Herbert gezien had en dat ze langs Albrecht keek alsof hij maar een levenloos ding was. Moeder Christine, hoe slim ook, wist niet dat er reden voor was waarom Johanna op de drempel had gestaan met de handen boven de ogen. 't Was niet om de stralen van de avondzon, 't was om Herbert beter te kunnen zien. Moeders, die willen koppelen, zijn slim en dom tegelijkertijd.

Ze kon er ook niets aan doen, dat er die avond weinig over politiek werd gesproken. Want er was met Herbert iets vreemds gebeurd, en Scholte Lodink wist het te verhalen. Herberts naam werd meer genoemd dan het de vrouw van Scholte lief was, en haar dochter zat te luisteren, of ze engelenmuziek hoorde. Het was nu eerst bekend geworden, al was het een paar maanden eerder geschied.

Op een zomeravond kwam Herbert te paard van de hoefsmid. Hij reed op de smalle weg een kolk voorbij. Plotseling vloog een watervogel met luid geschreeuw op. Het paard schrikte, en sloeg op hol, rechtstreeks naar de wittewievenkuil. "Nee, nee," wilde Johanna roepen, maar op hetzelfde ogenblik bedacht ze, dat ze Herbert toch deze avond gezond en wel had gezien, en ze glimlachte tegen zichzelf. De Scholte had even met zijn vertelling opgehouden. Vervolgens ging hij voort, zijn stem bedachtzaam, heel langzaam sprekend, en hij zag Albrecht daarbij aan.

"Zeker zou Herbert in de kuil zijn gestort, als niet een oude vriendin hem te hulp was gekomen, de oudste der witte wieven. Zij sprong op, haar klauwen grepen het dier in de manen en haar knieën stieten het in de zijde. Even nog trilde het paard. Herbert klopte het tegen de nek, streelde het, en rustig deed hij 't keren. Stapvoets reed het naar huis."

Dit alles vond de oude Scholte gelukkig voor de jongeman. Maar niet voor niets was hij soldaat geweest: hij bewonderde Herbert om zijn moed. Johanna schoof iets naderbij, om beter te kunnen horen. Albrecht had de mond wijd open van verbazing. Moeder Christine schoof onrustig op haar stoel. Ja, wat had de drommelse jongen gedaan?

Lodinks stem werd zacht: "Op het ogenblik dat hij gevaar liep verpletterd te worden, had Herbert in de kuil kunnen kijken en had hij gezien wat de witte wieven er deden. Ze zaten voor een vuurtje, en daarboven was een groene boomtak waaraan een vogel hing, netjes geplukt alsof het door mensenhanden was gedaan. Ze braadden het vlees, de witte wieven. 't Was maar goed ook, dat Herbert zijn ogen de kost had gegeven. Want daardoor had hij later zijn dankbaarheid kunnen bewijzen. Hij was thuis gekomen en had zijn zuster Aleid, met wie hij vroeger zo dikwijls in de kuil was gedaald, onder vier ogen alles verteld. Hij had haar gevraagd, of ze voor de witte wieven een driekoningenkoek wilde bakken, bruin van korst en zoet van binnen, en die wilde hij voor zonsondergang brengen.

Aleid had geglimlacht. Was dat alles? Ze wilde nog meer voor hem doen. En toen hij haar had gevraagd of ze alles netjes voor hem wilde klaarmaken, had ze hem aangezien en gezegd: "Natuurlijk wil ik dat doen, maar onder één voorwaarde."

"En die is?"

"Dat ik mee mag gaan naar de wittewievenkuil."

"Aleid," riep hij angstig, "dat niet."

"Zouden de witte wieven je kwaad doen?" had ze gevraagd. "Dan wil ik het gevaar met je delen. Vroeger hebben wij er bloemen geplukt, Herbert, tot Johanna je vroeg niet meer te gaan. Dacht je dat ik nu bang geworden was?"

Dagen lang van zelfopofferende strijd hadden zij gekend. Aleid had overwonnen. Ze bakte de geurige Driekoningenkoek, en deed ze in een aarden schotel. Ze omstak het gebak met klimop, dat den aarden schotel bedekte, zodat het scheen, of ze haar gave bood in een krans van groene bladeren. Ze wilde de koek dragen tot aan de groeve: Herbert bracht ze naar beneden. Wel klopte haar hart van angst, toen zij zag, dat dichtbij vanonder een struik, zich een groot hoofd naar voren schoof, en een groen oog haar bestaarde, maar zij hield zich moedig; en rustig, nadat Herbert weer boven gekomen was, schreed zij naast hem naar huis. De volgenden dag was Herbert naar de kuil gegaan. In de diepte had hij de aarden schotel gezien. De klimopbladeren lagen ernaast."

Toen zweeg Scholte Lodink. Hij knikte even zijn dochter toe, en wendde zich vervolgens naar Albrecht. Wilde hij den jongen man iets zeggen? Zijn dichte wenkbrauwen had hij hoog opgetrokken, er lagen rimpels in 't voorhoofd, en diepe groeven om den mond. Na zijn verhaal was 't gesprek tussen moeder Christine, Johanna en Albrecht slechts traag. Er was één woord in hun brein - doch hoe verschillend van klank - dat hun lust tot praten stremde: Herbert. Moeder Christine dacht het met woede. Haar man - de Scholte - had de vertelling al wel eerder gehoord, doch hij had op een goede gelegenheid gewacht, om ze mee te delen. Hij had weder waarlijk getoond, dat hij een oud soldaat was, die zijn wapens op 't juiste ogenblik gebruikt, niet te vroeg en niet te laat. Ze moest het zichzelf eerlijk bekennen, dat hij de sterkste geweest was. Ze zou later wel eens kijken, besloot zij stil. 't Spel was nog niet voor hem gewonnen.

Johanna gevoelde de klank van het woord 'Herbert' als een zoete troost. Zoeven had ze hem gezien. Krachtig ging hij over den weg. Hij had haar met een glimlach vol vertrouwen gegroet. Wie was tegen hem bestand? Er bestonden geen gevaren voor hem. Zelfs in de Witte Wieven kuil was hij gedaald, en waarom? Om zijn dankbaarheid te bewijzen. Goed en moedig was hij van harte. Welk meisje verlangde er niet naar, door hem te worden beschermd? Albrecht zat naast haar, en 't woord 'Herbert' was in zijn bewustzijn gelijk een vloek, terwijl hij 't mooie, jonge meisje aankeek. Hij haatte de dapperheid. 't Leek hem, of Scholte Lodink hem minachtte, daar hij Herbert prees. Was hij eigenlijk minder dan Herbert? Hij kon met zijn geld kopen, wat hij wilde - en wat was Herbert? Diep in hem brandde de wraaklust en de zekerheid, dat hij Herbert als zijn dagloner kon krijgen, en dat hij hem kon laten slaven. Herbert was een knecht, en hij de meester! Dat wilde hij Johanna duidelijk maken. Hij balde zijn handen tot vuisten. Wanneer hij 't verlangde, kon hij Johanna tot vrouw vragen, en Herbert kon hij laten zwoegen voor hem en haar. En als Herbert met Johanna zou trouwen - dan wist Albrecht een goeden zet. Dan zou hij de man voor zich laten werken, en hij zou hem 't leven zuur maken.

Zijn plannen stonden vast, toen hij afscheid nam. Maar hij liet niets merken. Zelfs Scholte Lodink wist niet, wat hij in 't schild voerde. De arme Scholte Lodink! Die avond nog had hij van juffer Christine meer te verdragen dan daarvoor tijdens geheel zijn huwelijk. Zo'n sermoen had hij nog nooit gehoord. De tong der vrouw kende geen rust - ze klapperde maar door, zonder dat hij er een woord tussen kon krijgen. Hij was als oud soldaat anders niet vooreen klein geruchtje vervaard - hij had tegen vele soorten van vijanden gestreden, maar zulk een hels vuur was er nog nooit over hem uitgegoten. Of hij zich verbeeldde, dat zij, Christine, haar toestemming tot 't huwelijk zou geven van Herbert met haar dochter? Wist hij dan niet, wat Albrecht bezat, en wat hij zou erven? Wat deed het ertoe, of iemand in de Wittewievenkuil daalde - dat durfde Albrecht ook. Als 't daarom te doen was - of er in het leven niet nog heel wat anders kwam kijken! Wel twee uur ratelde ze zo door, van 't een naar 't ander, van 't ander naar 't een, en het scheen Scholte Lodink toe, of hij er zelf buiten adem van geraakte. Eindelijk lukte 't hem, haar stop te zetten. Was Albrecht even moedig als Herbert! Dat had hij te bewijzen... Boven 't geld stond mannenmoed. Een man, die niet dapper was, zou zijn dochter niet krijgen. Er loeren allerlei gevaren voor het meisje, dat niet beschut wordt. Een sterk gemoed en een sterke arm zouden haar te pas komen, beter dan al het goud op aarde. Wanneer Albrecht durfde, wat Herbert durfde, zou hij Johanna kunnen krijgen. Hij, als oud soldaat, wilde 't niet anders... en sabels en kogels! hij zou zien, wie in deze hem de voet dwars zou zetten.

"Meen je, dat Albrecht niet naar de wittewievenkuil durft te gaan?" vroeg hem zijn vrouw. "Nee, dat durft hij niet." - "Ik zou niet weten, wat daar voor waagstuk aan was." Ze klemde de lippen op elkaar, tot haar mond de nauwe gleuf van een spaarpot leek: er kon nog wel wat in, maar eruit kwam niets meer. Haar woorden hadden Scholte Lodink op een idee gebracht. De volgenden dag, toen hij met Johanna over 't veld ging, vroeg hij haar ronduit: "Wie vind je leuker, Herbert of Albrecht?" Zij bloosde om de plotselinge vraag. Hoe kon haar vader zo dom zijn. Ze nam haar schort aan de tippen vast, op alle gebeurlijkheden voorbereid. In ieder geval - bij smart en bij vreugde - waren hier tranen te verbergen. Ze kende haar vader goed genoeg om te weten, dat hij op haar kwaad niet doelde; doch tevens had ze wel gehoord, dat het gesprek tussen haar vader en moeder lang had geduurd, de vorige avond, en dat haar vaders bromstem het tegen haar moeders fluitstem had afgelegd. Wat zou er gebeuren? Haar boezelaar was gereed. Weer klonk Scholte Lodink's vraag, en ze moest nu wel eindelijk een antwoord geven. "Wie vind je leuker, Herbert of Albrecht?" Angstig zei ze: "Herbert, vader." - "Dat dacht ik wel," zei hij vol blijdschap.

Dat was een goede tijding! Een paar kernachtige vloeken werden Albrecht's karakter nog nageknetterd. Op dat ogenblik tilde Johanna haar schort op, en wiste haar tranen van vreugde af. Ze wist nu, hoe sterk haar vader voor Herbert en tegen Albrecht was. Ze liet haar boezelaar weer vallen - ze nam de tijd niet om de kreuken glad te strijken - ze legde haar wang, nat en wel, tegen 't behaard gezicht van Scholte, en smeekte: "Vader! help mij." - "Dat zal ik, mijn kind." Hoe eenvoudig waren haar woorden, waarmee ze hem zei, hoe ze Herbert liefhad. Gelijk een vogel in de Mei - (eenvoudig is zijn lied -- diep de liefde, waarmede hij zingt) - minde zij. 't Was alles overgave, en verwachting. Want het allerteerste der liefde is, dat zij meer verwacht dan verlangt. Toen sloeg de oude Scholte zijn armen om haar heen, en zij hadden beiden 't gevoel, vader en dochter, of zij kinderen waren. Was 't leven anders dan een licht spel? Geld had geen macht, de wereld was als een weide, waarop men slechts kransen had te vlechten. Wie slecht was, mocht niet meespelen. Ineens begrepen zij het beiden, dat het maar een droom was. 't Leven was wreed, en moeder Christine had ook nog wat in te brengen!

Scholte Lodink kwam met zijn plan voor de dag. Moeder Christine had gezegd, dat Albrecht even moedig was als Herbert. Dat zou hij moeten bewijzen. Dit zou hij van de beide minnaars dus eisen: te middernacht zouden zij tweeën naar de Wittenwievenkuil rijden - Herbert van de Westkant, Albrecht van de Zuid. Als zij de groeve waren genaderd, moesten zij beiden een haarspit in den kuil werpen, en wie dan - natuurlijk elk door een witte wive achtervolgd - 't eerst aan de boerderij van Scholte zou aankomen, werd Johanna's man. Nu kon moeder Christine laten zien, dat Albrecht even versaagd was als Herbert. Zowel Herbert als Albrecht, hoorden zijn besluit rustig aan. Ze begrepen het wel, dat Scholte gelijk had, zeiden zij. Want in die dagen zwierf er veel kwaad gespuis over de weg, en 't zou goed zijn, als Johanna niet de eersten de besten tot man had.

De Witte Wieven van LochemAlbrecht dacht bij zichzelf, dat het gemakkelijker zou gaan, dan hij zich had voorgesteld. Hij hoefde niet in de kuil te dalen. Voor zijn geld kon hij een edel paard kopen en Herbert had maar een oude bles. Slechts éénmaal in zijn leven had hij zichzelf tot een flinke daad te dwingen en bij slot van rekening betekende deze nog niet zoveel. Hij kocht van een koopman het allerbeste paard. Hij besloot stil en sluw in zichzelf, om het haarspit van verre te slingeren - dan wilde hij wel eens zien, of het witte wief hem zou vangen, en of hij niet 't allereerst bij de hoeve van Scholte zou aankomen.

Herbert dacht niet zo ver. Hij had maar een oude knol en hij begreep goed dat hij met alle macht had te rijden, om niet in de macht van het witte wief te vallen. Toch wilde hij voor Johanna alles volbrengen en rustig reed hij op de bepaalde avond van de westkant naar de kuil. In de verte hoorde hij hoefslagen. Dus Albrechts paard naderde ook? Hij dreef de bles met kort woord aan tot hij vlak voor de groeve stond. Albrecht was er nog niet. Met vermetele kracht wierp hij het spit naar beneden, en riep met forse stem: "Wit, wit, wit. Hier komt een ijzeren spit."

Woest ijlde Bles de berg af. Uit de kuil steeg het witte wief, haar klauwen uitgespreid, de mond wijdgeopend en onmiddellijk was ze achter de ruiter. De stormwind stak op en sloeg het graan naar beneden; de takken der bomen kraakten. Het witte wief was zó dicht bij Herbert, dat hij haar adem voelde. O! als haar scherpe klauwen hem grepen. Hij zette 't paard tot meerder drift aan. "Ha ha ha," gierde het witte wief, "Herbert, je kunt me niet ontkomen. Voor het huis van Scholte zullen mijn klauwen je hebben. Ik zal me wreken, zoals ik me nog nooit op een mensenziel gewroken heb. Sta maar stil met je paard. Dat is te oud voor zulk een wedloop. Albrecht, die een vurig ros heeft gekocht, heeft het zelfs niet gewaagd met mij te wedijveren. Halverwege is hij omgekeerd."

Als het witte wief geloofde dat zij hem met deze woorden zou tegenhouden, vergiste zij zich. Nee, integendeel... dat Herbert hoorde, hoe Albrecht had gefaald, gaf hem reeds de macht van de overwinnaar. Was zijn paard oud? In de meester was moed, in het dier angst. Vooruit... Hij voelde al even haar klauwen langs zijn nek - schrammend - toen hij 't erf van Lodinks hoeve opreed. Een hard voorwerp suisde hem na. De witte wive holde naar de kuil terug. "Hoezee!" riep Scholte. Moeder Christine zei niets, haar voorhoofd bestond alleen maar uit rimpels. Johanna viel de kranige ruiter om de hals. "En 't zal over een paar dagen bruiloft zijn," schreeuwde de gelukkige vader, "en ik zal een horlepiep dansen, zoals alleen een soldaat het kan."

"Heeft ze je niet geraakt?" vroeg Johanna bezorgd.

"Een lichte schram, en toen heeft ze me nog wat nagegooid."

"Nagegooid?" vroeg Scholte.

"Laat eens kijken." Ze gingen naar 't erf.

Herbert lachte. "Het witte wief wil ook niets houden... Het is een stuk van de aarden schotel die wij haar gegeven hebben."

"Vreemd dat die niet stukgevallen is," peinsde Scholte en hij nam de scherf op en hield deze in de hand. "Wat is die zwaar."

Johanna trok hem aan de mouw. "Kom, vader, laten we weer in huis gaan. Het is koud buiten."

De lamp brandde. Scholte had de scherf in zijn hand. Plotseling begon hij te lachen. "Die aarden schotel... die aarden schotel... is van goud. Dat is het huwelijksgeschenk van het witte wief. Ze heeft je bang willen maken, maar dat was haar wraak. Jongen, Herbert... je bent rijker dan Scholte Lodink... en rijker dan Albrecht."

Dit zei de oude man en hierbij keek hij schalks zijn vrouw aan. Toen ook glimlachte juffer Christine en ze spreidde haar armen uit. Maar Johanna - ja, Johanna - rustte al tegen de schouder van een ander, van een jongen man. En de armen van haar moeder had ze niet meer nodig.

* * *

De Witte Wieven van Lochem Samenvatting
Een Gelderse sage over witte wieven.

Toelichting
Het witte wief van Lochem, de meesteres van alle witte wieven op de Veluwe, Salland, de Achterhoek en Twente is in dit verhaal erg lief voor de kinderen. Zij is een hulp bij hun verliefdheid. Meestal is dit niet het geval bij witte wieven. Over de witte wieven of ‘witte juffers’ zijn vele beschouwingen geschreven en meestal wordt er alle mogelijke kwaad aan toegeschreven. Sommigen zegen dat de witte wieven dezelfden zijn als de Alven of Elven, waarvan vele sagen bestaan. Evenals goede en kwade engelen zijn er goede en kwade Alven. Zwarte en donkere Alven zijn klein, mismaakt, kwaadaardig, duivelachtig, vijanden van de mensen en van het christendom, het daglicht schuwende en bij nacht werkend.

Onderstaand een versie van de witte wieven uit het boek "Dalfser muggen. Volksverhalen uit een Overijsselse gemeente" door Ruben A. Koman. Profiel, Bedum, 2006.

Witte wieven

Op die boerderi’je, veur det huus daor, kiek mar, daor stiet de name ‘De Witte Wieven’. Vrogger in de tied det Aorend van een Vennenbärg naor Zwolle gunk, was dit allemaole heide, met ’n heleboel vennen. Hi’j gunk naor de biestemarkt op zien peerd aover de Langsweg. Maar det was net in de tied det Napoleon die veldtocht naar Rusland wol ondernemmen, dus waren daor allemaole Fransen in Zwolle. Hi’j wörden dan ok metiene evorderd, met peerd en al. Hi’j mos dienst doen, met naor Rusland. Noe was Aorend nooit bange. Die brök ‘t angszweet nie uut. Bangs, daor sleut e een stellegie bewaekers neer, sprunk op zien roene en ‘roenk’, d’r van tussenuut. Daor bint noe ienmaol altied lui die oe verlinkt. ’t Was mar effenties of hi’j kreeg een héél eskadron van die Fransen achter em an. Mar hi’j op zien peerd, ’n helen besten, gunk d’r as een haze vandeur. Toen e aover de weg van Heino naor Dalfsen was, kree-j det vennegebied. Hi’j scheuren d’r met gank in, met zien peerd; daor van de weg of. Maar ja, ’t was al twiedonker. In ’t twiedonker, dan komt die witte wieven. Dan is ’t zo lèvengevaorlijk daor in det vennegebied, d’r waeren à zovölle mensen ummekommen in die tied. Mar hi’j kennen natuurlijk die vennen op zien duumpie. Hi’j had daor ummers aoverdag zo vake knienen en haezen estreupt.

Ineens heurt e achter ’m een gejämmer. En jao heur, toen e ummekeek zag hi’j die Fransen. D’r zatten d’r al een paar van slim vaste in ’t driefzand. Die was e mooi kwiet. Maar hi’j rennen deur töt… weer effenties later iniens, wà-s det? ‘Woehoeheuhoe’. Hi’j keek umme en jao heur, daor zit e van die witte wezens opstiegen uut zo’n vennegie. Hi’j denkt: ‘oei, oei, jonges nog is an toe; de witte wieven! Of zol det gewoon nevel können wèèn?’ Mar hi’j zetten zien peerd nog ’n beetje hädder an en nog een beetje hädder. Hi’j heuren ze achter ’m ankommen joegteren, zie kwammen al mar dichterbi’j, hi’j heuren ze onderdoems ok rebbelen: ‘Wie zol dat wèèn, den doerak?’ Zien peerd nog effen extra ansporen toen e hier over de Dalmsholterweg hean gunk. Toen zag e daor in de veerte de stallanteern van zien boerderi’je. Hi’j deud d’r nog ’n extra scheppie bie op met zien peerd. Bie huus: hup, hi’j van ’t peard of, vlug deur de niendeure hèèn naor binnen en dan smit e de deure achter em dichte. En net det de deure achter em dichteslöt: Klabats! ’n Hele grote klap. ’n Haorspit! Dwärs deur de deure hèèn. Stak d’r an de binnenkant ’n heel eind uut met de punten. Mar hi’j was binnen. Pas de aandere märn dörven de weer naar buten. Zien peerd was niet meer te vinden. Det was met-enömmen deur de witte wieven. Det was e kwiet. ’t Haorspit det hef e in de deure laoten zitten. En daorumme hebt ze hier op disse plekke, an de Dalmsholterweg, waor e toen aoverestökken is, de boerderi’je die ze daor later neer-ezet hebt, ‘De Witte Wieven’ enuumd.
  woensdag 3 oktober 2018 @ 22:00:50 #2
303802 nogeenoudebekende
The future is shit...
pi_182304361
Straks even lezen.
And so is the past
  woensdag 3 oktober 2018 @ 22:31:26 #3
313152 Harvest89
Black Metal fan
pi_182305342
Toen ik de TT las wist ik al dat een verhaal over Witte Wieven in het topic gegooid zou worden.
Deceit for a lifetime has taken it's toll.
An emotional void, I feel numb and cold.
You're all dead to me now. And has been for long.
The time has come to reap what you've sown.
pi_182306057
quote:
14s.gif Op woensdag 3 oktober 2018 22:31 schreef Harvest89 het volgende:
Toen ik de TT las wist ik al dat een verhaal over Witte Wieven in het topic gegooid zou worden.
En waarschijnlijk in de OP.
"Two guys destroyed your bike with a crowbar and a bat. One of 'em wasn't me."
  woensdag 3 oktober 2018 @ 23:06:29 #5
478323 kaakchirurg444
zat he maar had je niet gezien
pi_182306267
quote:
14s.gif Op woensdag 3 oktober 2018 22:31 schreef Harvest89 het volgende:
Toen ik de TT las wist ik al dat een verhaal over Witte Wieven in het topic gegooid zou worden.
:Y
  woensdag 3 oktober 2018 @ 23:08:28 #6
478323 kaakchirurg444
zat he maar had je niet gezien
pi_182306307
DE KINDEREN MET DE ZWARTE OGEN

black eyed kidGewoon lekker thuis op de bank en dan wordt er onverwacht op de deur geklopt. Buiten staan één of twee armoedig geklede kinderen.
Ze vragen of ze binnen mogen komen. De bewoners in de deuropening zijn eigenlijk alleen een beetje verbaasd, totdat de kinderen hun gezicht opheffen met daarin een paar pikzwarte ogen.

Dit is het spookachtige verhaal van de Kinderen met de Zwarte Ogen, ook BEK genoemd (Black Eyed Kids). Overal ter wereld worden ze waargenomen, vreemde kinderen met roetzwarte ogen die aan je deur kloppen en vragen om binnengelaten te worden. Op het moment dat mensen in deze pikzwarte ogen van de kinderen staren bekruipt hen een heel vreemd gevoel; geen prettig gevoel.

Of zoals een vrouwelijke getuige het omschrijft: “Ik kreeg een gevoel van “het kwaad”, van heel erg ongelukkig zijn. Ik werd er als het ware door omringd, het was vreselijk”. Iemand die hier uitgebreid onderzoek naar heeft gedaan en er een boek over heeft geschreven is David Weatherly. Hierna volgt een interview met David waarin hij een aantal vragen over dit onderwerp beantwoord.

Wat heeft jou doen besluiten om een boek te schrijven over dit onderwerp?

Ik ben mijn leven lang al geïnteresseerd geweest in paranormale zaken. Sinds de begintijd van het internet kwam ik verhalen tegen over de BEK’s. Mijn belangstelling werd pas echt gewekt nadat ik een man ontmoette die deze kinderen was tegengekomen. Zijn verhaal was zo fascinerend dat ik op zoek gegaan ben naar andere getuigen. Terwijl ik dat deed, kwam ik erachter dat er heel veel van dit soort verhalen bestaan en dat het aantal ontmoetingen met deze kinderen de laatste jaren is toegenomen. Wat voor mij dit fenomeen fascinerend maakt is dat het een aantal specifieke dingen gemeen heeft met andere paranormale aspecten zoals geesten, UFO’s en duivelse entiteiten.

De kinderen zijn bleek en gekleed in ouderwetse kleren. Wat denken jij en anderen dat paranormaal gezien de boodschap is?

Er zijn diverse theorieën over BEK’s. Ze variëren van hybride buitenaardsen tot duivelse wezens, oplichters of gedachtenvormen. Aangezien we geen exemplaren hebben die we kunnen bestuderen kunnen we aannemen dat het aantal theorieën alleen maar zal toenemen. Er is hier duidelijk sprake van: hoe meer mensen, hoe meer meningen.

In je boek zeg je dat de kinderen binnen willen komen in de huizen. Waarom is dat denk jij? Om onze zielen over te nemen of om kinderen van ons te worden, of beide?

Er zijn geen aanwijzingen dat ze onze kinderen willen worden of dat ze willen wonen bij diegenen die ze tegenkomen. Ze zijn echter heel volhardend in dat ze naar binnen willen en toegang krijgen tot de privéruimtes van mensen. Zij die BEK’s hebben ontmoet voelen dat hun doel duister en sinister is.

Het boek is spookachtig het blijft echt bij je hangen dit verhaal over deze spookkinderen. Kleine vampiers. Kun je ons een paar voorbeeldverhalen geven?

Er worden talloze voorbeelden beschreven in het boek en ook heel gedetailleerd. Een typische ontmoeting begint met iemand die gewoon thuis is, meestal alleen. Dan wordt er op de deur geklopt. Gek genoeg gebruiken ze nooit de bel, maar een soort lange doordringende klop op de deur. Als “het slachtoffer” de deur opendoet, dan zien ze één of twee kinderen gekleed in saaie slobberige kleren, met hun hoofd naar beneden alsof ze hun gezicht willen verbergen. Als de deur eenmaal is geopend komen ze met een verzoek zoals: “Waarom laat je ons niet even binnen komen?”.

De huiseigenaar zal misschien proberen een praatje aan te knopen met de kinderen om erachter te komen wie ze zijn en of ze misschien verdwaald zijn. Hierop wordt door de kinderen niet ingegaan, maar ze komen met meer verzoeken en geruststellingen zoals: “Het gaat niet lang duren”. Vervolgens krijgt het slachtoffer een vreemd gevoel en wordt nerveus. Vaak zijn de gevoelens tegenstrijdig. Aan de ene kant willen ze de kinderen helpen en aan de andere kant hebben ze angstgevoelens. Op een bepaald moment tijdens de ontmoeting zullen de kinderen hun gezicht opheffen of de huiseigenaar buigt naar bedeneden om de kinderen beter te kunnen bekijken. Plotseling zien ze dan dat de kinderen roetzwarte ogen hebben. Dit is vaak het moment waarop ze de neiging krijgen om zo snel mogelijk bij de kinderen vandaan te komen, terug naar binnen te gaan en de deur te sluiten. De kinderen verdwijnen net zo snel als ze zijn gekomen, het slachtoffer blijft verward achter en probeert te begrijpen wat er gebeurd is en voelt zich getraumatiseerd.

Op welke manier zijn hun gedragingen vreemd?

De kinderen bewegen bijna niet als iemand naar ze kijkt. Als echter degene die de deur opendeed even de andere kant opkijkt, hebben de kinderen plotseling en heel stil bewogen. Ze spreken monotoon en ze herhalen zinnen alsof ze die uit het hoofd hebben geleerd. Ze staan normaal gesproken met hun hoofd naar beneden gebogen, misschien om hun zwarte ogen te verbergen, en hun armen hangen recht langs het lichaam. Hun vragen zijn vaak vreemd alsof ze niet gewend zijn om normaal te praten. Vragen zoals: “Het is tijd om te eten” bevreemden mensen en ze raken erdoor van streek. Ze gedragen zich niet zoals gewone kinderen dat zouden doen.

Hebben mensen meer ervaringen gehad met deze kinderen na het lezen van je boek?

Het boek is uitgekomen in maart 2012. Tot nu toe zijn er geen meldingen geweest van mensen die ontmoetingen met de kinderen hebben gehad, na het lezen van het boek. Er zijn er wel die vreemde elektronische verschijnselen hebben meegemaakt tijdens het lezen van het boek of tijdens onderzoek wat ze zelf gedaan hebben. Wel hebben veel mensen die ontmoetingen hebben gehad het boek gelezen om een beter begrip te krijgen over wat hen is overkomen.

Wat doen en zeggen de kinderen en kunnen het buitenaardse hybride kinderen zijn? Zijn er ook UFO-meldingen geweest ten tijde van het verschijnen van deze kinderen?

Er zijn talloze mensen die de theorie aanhangen dat de BEK’s feitelijk buitenaards menselijke hybrides zijn. Het is in feite één van de meest populaire theorieën voor deze kinderen. Mensen die door buitenaardsen zijn ontvoerd (Abductees) maken wel meldingen van zwartogige kinderen gedurende de periode van hun ontvoering, maar ook daarna. Tot nu toe ben ik geen gevallen tegengekomen waarin een slachtoffer zowel de kinderen als een UFO heeft gezien. Wel hebben een aantal ontmoetingen met kinderen plaatsgevonden op plekken waar veel Ufo’s zijn gesignaleerd. Ook zijn er een klein aantal mensen die Ufo’s hebben gezien of ontvoerd zijn en die ook een ontmoeting met BEK’s hebben gehad. Die gegevens worden nog steeds onderzocht en verwerkt. Ze zien er een beetje uit als kinderen van de duivel uit de film “Omen” of “Rosemary’s baby”.

Voelen de mensen zich door hen bedreigd of zijn ze bang voor de kinderen?

Ja, absoluut. Veel mensen die een ontmoeting hebben gehad hebben het gevoel alsof ze in de nabijheid van een “roofdier” zijn geweest. Bijna vanaf het begin van de ontmoeting voelen de mensen die tegenover de kinderen staan zich nerveus en ongemakkelijk. Dit verandert dan al heel snel in angst en paniek, waardoor de meesten zo snel ze kunnen wegvluchten. De tweede meest populaire theorie om de aanwezigheid van de kinderen te verklaren is die dat het een soort duivelse entiteiten zijn. Veel mensen worden gelovig nadat ze deze kinderen hebben ontmoet.

Is er ooit iemand geweest die ze heeft binnengelaten en die het kan navertellen?

Er zijn maar enkele gevallen bekend van mensen die de kinderen hebben binnengelaten. Er wordt in het boek één geval uitgebreid beschreven. Het betreft een vrouw wiens tienjarige zoon een BEK binnenliet. Het resultaat was niet erg plezierig voor het gezin en het leidde ook tot een ongeluk en een langdurige ziekte. Gelukkig zijn alle betrokkenen hersteld en weer gezond.

Wat is het volgende boek en project van David Weatherly. En heb je nog een laatste woord van advies voor wat de zwartogige kinderen betreft?

Ik ben bezig met een paar boeken en de volgende komt in de loop van dit jaar uit. Dat gaat over Tulpas, gedachtenvormen (Tulpa is een ander woord voor gedachtenvorm uit het Tibetaans mysticisme). Daarnaast heb ik een aantal conferenties, symposia en projecten opgelijnd staan.

En wat de BEK’s betreft. Als ze aankloppen, laat ze niet binnen.
  donderdag 4 oktober 2018 @ 21:09:35 #7
478323 kaakchirurg444
zat he maar had je niet gezien
pi_182323186
Uiteraard kan de Vliegende Hollander niet ontbreken !!

Wild joeg de storm landinwaarts. De zee rolde schuimend op de kade af en beukte tegen de bakboordzijde van het enige schip dat er gemeerd lag - een zwaarbeladen vrachtvaarder met bestemming Oost-Indië.

De Vliegende HollanderZó gruwelijk was het weer, dat geen van de bemanningsleden zich aan dek waagde. Alleen de kapitein, een grote, vierkante kerel met stalen zenuwen en een ruwe inborst, stond somber op de voorplecht. Hij keek met bliksemende ogen naar de opgezweepte golven, die hem beletten het vertreksein te geven. Door allerlei tegenslagen had hij de afvaart al enkele dagen moeten uitstellen en nu dwarsboomde die ellendige storm hem in zijn plannen zo gauw mogelijk met zijn kostbare lading zee te kiezen. Met gebalde vuisten stond hij daar op de voorplecht en vloekte. Wie of wat waagde het hém, de meest onbevreesde en dapperste schipper ter wereld, te dwarsbomen? Had hij zijn schip niet door de ruwste stormen gelaveerd langs verraderlijke klippen en zandbanken? Was hij niet sneller dan alle andere schepen van de Compagnie naar de Oost gevaren? Had hij niet tientallen malen bewezen dat geen zee hem te hoog was en geen storm te woest? Hij hield van de gevaren die bij het zeemansleven hoorden en hij was ertegen opgewassen.

Zijn mannen voelden zich volkomen veilig onder zijn leiding en voerden zijn bevelen prompt uit. Zonder te morren en zonder vragen te stellen. Ze wisten dat ze op zijn beslissingen konden bouwen en ze vonden het niet erg dat hij als een bullebak tekeerging om zijn doel te bereiken. Tenslotte was de kapitein de baas aan boord en hij had hen door de hachelijkste avonturen altijd weer veilig thuisgebracht. Ja, de bemanning van de Oost-Indiëvaarder had ontzag voor de schipper en ging voor hem door het vuur. Al was hij nog zo eigenwijs en driftig.

Maar nu maakte hij het toch werkelijk een beetje te bont. Terwijl de storm in het want huilde en de schuimende golven tegen de boeg beukten, verscheen hij grommend tussendeks en deelde op luide toon mee: "Weer of geen weer, morgenochtend om zes uur varen we uit!"

De gesprekken van de matrozen verstomden en geen van de kaartende mannen durfde te zeggen wat hij dacht. Maar toen de bootsman zijn keel schraapte, knikte iedereen opgelucht. "Bezwaren, boots?" vroeg de schipper dreigend. "Het is morgen eerste paasdag, kapitein," antwoordde de bootsman. De matrozen vielen hem dankbaar bij. "Zo is het, kapitein!" riepen ze. En: "Daar zegt de boots een waar woord!" Want het was een heilige wet, dat een schip op eerste paasdag niet mocht uitvaren!

De kapitein balde zijn vuist en liet hem krachtig neerkomen op de kaarttafel van zijn matrozen. "Niks mee te maken!" bulderde hij. "Eerste Paasdag of geen eerste Paasdag en storm of geen storm, ik vaar uit wanneer ik wil. Zorg dat morgenochtend vroeg alles klaar is voor vertrek en daarmee basta!" En hij begaf zich briesend naar zijn hut, waar ze hem urenlang hoorden vloeken boven het gebulder van de golven uit.

Nog heviger en wilder dan de afgelopen dagen joeg de storm de volgende morgen op de kust aan. Hoger dan ooit striemden de golven de wanden van het schip, dat veilig langs de kade gemeerd lag. Zwarte wolken hielden de duisternis boven de haven vast. Maar tóch schalde de stem van de roekeloze kapitein over het dek: "Zeilen hijsen! Ankers lichten! We vertrekken!" Het klonk bijna juichend. Alsof het stoere bevel de storm kon doen luwen. De stuurman waagde een voorzichtig protest: " Kapitein," zei hij, "het is vandaag eerste paasdag en de mannen hebben er eigenlijk bezwaar tegen om op zo'n hoogtijdag uit te varen." Maar de kapitein lachte hem uit. "Ik ben de baas!" donderde hij. "En ik zeg dat we het anker lichten. Storm of geen storm, Pasen of geen Pasen!"

De matrozen vlogen joelend de touwen in. Hun schipper was een moedig man en als hij het verantwoord vond uit te varen, wás het verantwoord. Wat drommel! Had hij hen niet over de wildste zeeën gevoerd en langs de gevaarlijkste kapen? Was hij niet de moedigste en knapste schipper ter wereld? Ze hesen de zeilen en hun overmoedige kreten overstemden het geweld van de storm. Maar terwijl ze gehoorzaam het bevel van hun schipper opvolgden en tegen beter weten in het schip reisvaardig maakten, klonk boven het orkaantumult uit het gebeier van de Paasklokken. "Het is Pasen, kapitein," probeerde de stuurman nog eens voorzichtig. De schipper vloekte krachtig. "Wat nou Pasen?" brieste hij. "Ik heb gezegd dat we uitvaren en dus varen we uit! Al zou ik tot in eeuwigheid moeten doorvaren, we gáán!" De matrozen waren er even stil van, maar werkten toch snel door.

De kapitein van een nabij gemeerde vrachtboot kwam naar de reling en riep door zijn scheepstoeter: "Wat krijgen we nou? Varen jullie uit?" De trotse schipper lachte honend. "En waarom niet?" schreeuwde hij terug. "Man, je bent gek! Daar komen brokken van. Het is Pasen en bovendien kun je zo'n vreselijke storm nog geen mijl trotseren!" - "Dat zullen we dan nog wel eens zien," antwoordde de zelfverzekerde schipper. "In ieder geval varen we uit!" Hij gaf opdracht alle zeilen bij te zetten en toen de grote, witte doeken onheilspellend in de wind klapperden, beval hij de ankers te lichten.

De bemanning was diep onder de indruk. Hun schipper was een kerel uit één stuk, een durfal! Wat had hij ook alweer gezegd? "Al zou ik tot in de eeuwigheid moeten doorvaren, we gaan!" Haastig legden ze de laatste hand aan de werkzaamheden, terwijl de kapitein ongeduldig op het dek heen en weer stampte. De bootsman zocht hem op om te melden dat alles in gereedheid was voor het vertrek. In de verte beierden de Paasklokken.

"Uw bevelen zijn uitgevoerd, kapitein," zei de bootsman. De schipper stond nu doodstil op de voorplecht. Zijn ogen hadden een starre uitdrukking; zijn handen hingen slap langs zijn lichaam. Het was alsof alle leven uit hem geweken was. Ook de bootsman leek plotseling als aan het dek genageld en verroerde zich niet meer. En de matrozen in het want en op de dekken verstomden en bewogen niet meer. De kok stond roerloos achter het fornuis in de kombuis. De scheepsjongen verstijfde halverwege een buiteling op het tussendek. Alle mannen aan boord van de Oost-Indiëvaarder hingen of stonden of zaten sprakeloos en doodstil op de plaats die ze hadden ingenomen.

Maar het schip kwam schokkend in beweging! Terwijl de bemanning als een verzameling standbeelden over het boven- en benedendek verdeeld was, bolden de zeilen zich vanzelf tegen de wind in. En zonder dat iemand iets deed, wendde het schip zijn steven en joeg de haven uit.

Op de kade verzamelde zich een menigte nieuwsgierigen, die met stomme verbazing naar de wegrazende Oost-Indiëvaarder staarden. Ze konden hun ogen niet geloven. In het want, langs de reling en op het dek stonden de matrozen, de bootsman en de kapitein roerloos. Niemand van de opvarenden bewoog en toch schoot het schip over de golven, recht tegen de wind in! Wie had zo iets ooit meegemaakt? Een schip dat tegen de hevigste storm in vertrok... een schip waarvan de bemanning werkeloos toekeek... een schip dat de haven uitliep terwijl de Paasklokken luidden... De woorden van de overmoedige kapitein gingen van mond tot mond. "Al zou ik tot in eeuwigheid moeten doorvaren, we gáán!"

Er ging een huivering door de mensen op de kade. Zo'n overmoedige uitdaging schreeuwde gewoon om straf! En alsof de vrees van de toeschouwers onmiddellijk werd omgezet in een zichtbare waarschuwing, gebeurde er iets merkwaardigs. De lucht boven het vertrekkende schip was grauw bewolkt en nergens was ook maar een straaltje zon te zien. Maar tóch lichtten de zeilen op als vurige vanen. En hoewel geen rooksliert wees op een plotselinge brand aan boord veranderde de witgeschilderde scheepsromp in een zwartgeblakerd karkas.

De mensen op de kade keken met ingehouden adem toe tot de vurige zeilen van het spookschip aan de kim verdwenen. Bezorgd keerden ze huiswaarts, terwijl ze zich afvroegen hoe het avontuur voor de opvarenden van de Oost-Indiëvaarder zou aflopen. Boven hun hoofden beierden de Paasklokken...

Het wonderlijke spookschip legde in geen enkele haven van Oost-Indië aan. Het keerde ook niet terug naar een Nederlandse haven. De achtergebleven vrouwen en verloofden kregen geen brieven van de opvarenden en de rederij ontving geen bericht van aankomst ergens ter wereld. Zo moest men na verloop van tijd dus wel aannemen dat het schip van de roekeloze kapitein met man en muis vergaan was. Maar vreemd genoeg spoelden er nergens wrakstukken aan. De mensen in het vaderland vergaten het gebeurde en dachten niet meer aan het spookschip. Alleen een enkele moeder bad 's avonds voor het slapengaan nog steeds om de terugkeer van haar zoon en een aantal achtergebleven vrouwen blééf hopen op een veilige thuisreis van haar man.

De maanden werden jaren en het was alsof de tijd de herinnering aan het spookschip had opgeslokt.

En toen gebeurde er iets merkwaardigs. Op een dag koerste een volgeladen vrachtvaarder uit de Oost terug naar het vaderland. Voortgedreven door een stevige oostenwind voer het schip op één zeil langs Kaap de Goede Hoop. Plotseling liet de matroos die op de uitkijk stond een kreet van verbazing horen. Hij wreef zijn ogen uit en vroeg zich af of hij misschien droomde. Daar zag hij me vlakbij aan bakboord ineens een schip achter een golf te voorschijn schieten. En geen gewoon schip! De zeilen waren vuurrood en stonden bol tégen de wind in. Stel je dat eens voor: een schip dat tegen de wind in zeilde alsof dat de gewoonste zaak van de wereld was. De matroos slaakte nogmaals een kreet van schrik en van alle kanten kwamen zijn maats toesnellen. Ze staarden allemaal met open mond naar het merkwaardigste schip dat ze ooit langs hadden zien jagen. Ze zagen de vurige zeilen die tegen de wind in bolden, de zwartgeblakerde romp en masten, het doodstille voor- en achterdek... Die stilte was nog het vreemdst van alles. Er zat geen uitkijkpost in het kraaiennest; er klommen geen snelle matrozenvoeten in het want en op de brug stond geen bevelende kapitein. Het enige dat in de nabijheid van het schip bewoog, was een zwarte vogel die rond de mast cirkelde.

"Een spookschip!" riep een van de mannen ontzet. "Haal de kapitein!" De bootsman ging naar de hut van de schipper, maar voor de twee mannen aan dek waren, was het merkwaardige schip even snel weer uit het gezicht verdwenen als het was opgedoken.

De kapitein lachte zijn matrozen uit. "Een spookschip?" zei hij smalend. "Jullie hebben waarschijnlijk last van een zonnesteek. Spookschepen bestáán helemaal niet!" En hij beval zijn bemanning onmiddellijk weer aan het werk te gaan en niet meer over het zogenaamde spookschip te spreken. Maar hij kon niet voorkomen dat verschillende matrozen zwijgend voor zich uit bleven staren en af en toe het hoofd schudden. Ze hadden het toch met hun eigen ogen gezien: een schip dat tégen de wind in voer met vurige zeilen en een zwartgeblakerde romp!

Steeds meer berichten over een ronddolend spookschip bereikten het vaderland. Een heleboel mensen geloofden de berichten en anderen haalden er de schouders over op. Een schip dat tegen de wind in voer met gebolde zeilen! Een schip waarop geen matrozen in het want bewogen en geen schipper op de brug stond! Een schip met bloedrode zeilen! Kom nou! En iedereen had het zogenaamd gezien in de buurt van Kaap de Goede Hoop! Het moest dus wel een fabeltje zijn.

Maar de rederijen kregen steeds meer moeite om matrozen voor hun schepen aan te monsteren. En steeds meer kapiteins zeiden: "Ik vaar liever niet rond Kaap de Goede Hoop." Want het verhaal deed de ronde, dat het spookschip dood en verderf verspreidde, dat ieder die het zag een gruwelijke ziekte onder de leden kreeg, zodat een vooruitstrevende Compagnie zijn beste kapitein uitzond om de zaak van het spookschip te onderzoeken. Er moest maar eens een eind komen aan de geruchten over dat gekke, ronddolende vaartuig met vuurrode zeilen en zwartgeblakerde romp, dat altijd in de buurt van Kaap de Goede Hoop werd waargenomen! Er moest maar eens een eind komen aan de overdreven angst van matrozen voor een schip dat natuurlijk helemaal niet bestond!

Maar de beste kapitein van de ondernemende Compagnie zag het met eigen ogen: zodra hij Kaap de Goede Hoop rondde, werd zijn koers bijna gekruist door een plotseling opdoemende tegenligger met vuurrode zeilen en een zwartgeblakerde romp. De onverschrokken schipper rende niet angstig naar zijn hut en werd niet wanhopig. Hij bleef verstandig en zei: "Dit kán niet!" Waarna hij alle hens aan dek riep en een toespraak hield. "Mannen," zei hij, naar het voortjagende spookschip wijzend, "wat we daar voor ons zien, moet een zinsbegoocheling zijn. Op dat vreemde schip zijn geen mensen en toch zijn de zeilen gehesen en vaart het recht tegen de wind in. Hiervoor kan niemand een verklaring geven."

Terwijl hij sprak, gebeurde er iets angstaanjagends. Het spookschip wendde zijn steven en voer in volle vaart recht op de schoener van de dappere kapitein af. De matrozen schreeuwden het uit. "Pas op! We worden overvaren!" Maar het was al te laat. Zonder vaart te minderen, schoot het spookschip naderbij. Op de voorplecht zagen ze nu duidelijk de gestalte van een man met wapperende witte haren, maar verder bewoog er niets aan hem. En op het dek lagen kris kras door elkaar matrozen roerloos tegen de mast en de reling. "Stop dan toch!" riepen de angstige mannen van de schoener. Het spookschip stoorde zich niet aan hun wanhoopskreet, zweefde voort over de golven en... voer dwars door de schoener heen! Geen schok of trilling werd aan boord van de schoener gevoeld; alleen een ijskoude windvlaag...

Het duurde geruime tijd voor de bemanning van de schoener weer durfde spreken.

"Zoiets heb ik nog nooit meegemaakt," zei de bootsman tenslotte met schorre stem. "Ik denk dat ik oud word." Maar ze hadden het allemaal met eigen ogen.gezien: de zwartgeblakerde romp en mast, de vuurrode zeilen, de roerloze schipper op de voorplecht. Ze hadden allemaal de ijskoude bries gevoeld op het moment dat het spookschip dwars door de schoener heenvoer.

"Het was een Hollander," mompelde de kapitein bleekjes. "Hij voerde de Hollandse vlag!"

"De Vliegende Hollander," zei iemand. En die naam ging van mond tot mond. Straks, thuis, zouden ze trots vertellen dat ze de Vliegende Hollander bijna aangeraakt hadden.

Weer verstreken er jaren. Oude schepen maakten hun laatste reis en nieuwe gingen onder feestgedruis voor het eerst te water. Alleen de Vliegende Hollander joeg eindeloos voort over de golven rond Kaap de Goede Hoop. De roekeloze kapitein had het tientallen jaren geleden over zichzelf en zijn bemanning uitgeroepen: "Al zou ik tot in eeuwigheid moeten doorvaren."

Misschien komt eens het moment van rust voor het ronddolende spookschip. Misschien is dat moment zelfs al aangebroken. De laatste tijd heeft niemand De Vliegende Hollander meer gezien en het is dus mogelijk, dat de hovaardige kapitein eindelijk tot inkeer is gekomen. Laten we het voor hem en zijn bemanning hopen, want er bestaat geen groter straf van de hemel dan eeuwig voort te moeten jagen over de oeverloze zeeën en oceanen zonder ooit ergens te mogen aanleggen.
pi_182341160
Leuk!

Het is wachten op de bokkenrijders
pi_182380689
quote:
14s.gif Op vrijdag 5 oktober 2018 20:29 schreef Meridiaan het volgende:
Leuk!

Het is wachten op de bokkenrijders
De Witte Wieven en De Bokkenrijders komen beide voor in de Efteling.. maar vooruit, op verzoek. ;)
pi_182380944
De Bokkenrijders



Een grote golf van diefstallen in en overvallen op talrijke kerken, pastorieën en boerenhoeve's overspoelde tussen circa 1730 en 1770 het Limburgse platteland. De naam Bokkerijder (Bokkenrijder volgens hedendaagse spelling) is overigens pas ontstaan rond 1800, zo'n 20 jaar na de gebeurtenissen en de processen.

Deze mysterieuze dievenbende vormt de inspiratiebron voor toneelschrijvers, striptekenaars, kunstenaars en romanschrijvers. Het gevolg is een grote hoeveelheid aan schilderijen, boeken, stripboeken, televisieseries, lp's en cd's.

Bokkenrijders waren volgens het volksgeloof personen of geesten, die op bokken door de lucht reden. In de 18e eeuw was dit de naam die gegeven werd aan een bende dieven, afpersers en plegers van gewelddadige berovingen in de Landen van Overmaas en het voormalige graafschap Loon.

De bokkenrijdersbendes waren met onderbrekingen actief in de periode tussen 1740 en 1798 in het tegenwoordige Nederlands Zuid-Limburg, delen van Belgisch-Limburg en de Kempen, de Belgische Voerstreek, het Land van Herve, de streek rond Luik en enkele gebieden vlak over de Duitse grens nabij Herzogenrath.

De strooptochten en afperserijen waren over het algemeen gericht tegen boerderijen en pastorieën op het platteland. Later kregen de bokkenrijders bij sommigen een Robin Hood-achtige status.

Tegenwoordig denkt men dat er sprake was van diverse criminele bendes en individuen, die geen connecties met elkaar hadden. Ook acht men een groot deel van de circa 1.200 beschuldigden en circa 500 veroordeelden onschuldig, omdat de meeste bekentenissen werden afgedwongen door middel van martelingen.

Bokkenrijders behoren thans tot het immaterieel cultureel erfgoed van Limburg.




quote:
11s.gif Op zondag 7 oktober 2018 11:49 schreef EggsTC het volgende:

[..]
!
pi_182380954
quote:
0s.gif Op woensdag 3 oktober 2018 22:00 schreef kaakchirurg444 het volgende:

Goed topic Kaaks! ^O^



[ Bericht 36% gewijzigd door #ANONIEM op 07-10-2018 22:48:54 ]
  Kunstzinnigste/artistiekste user 2022 dinsdag 9 oktober 2018 @ 12:22:06 #12
74056 crew  ToT
pi_182410515
Van de Witte Wieven heb ik een net iets andere (en stuk kortere) versie gehoord. Kan ik wel een keertje uittypen indien gewenst. :)

Ik ken ook een verhaal van Geertje de heks. Heb ik in het verre verleden hier ook wel eens uitgetypt, ergens.

Maar vooruit, ff opnieuw dan! :P Zoals veel verhaaltjes begint ook deze met "Er was eens..."

Er was eens een dienstmeid die op de boerderij van een rijk stel woonde. Met name de vrouw was erg slecht voor haar en altijd jaloers.
Als de boerin zag dat de dienstmeid een paar centjes gespaard had met haar karige loontje waar ze dag in dag uit voor moest werken, stuurde de boerin haar op pad om boodschappen de doen en kreeg ze net wat te weinig geld mee zodat ze met haar eigen karige zuurverdiende loontje het laatste beetje moest bijbetalen.

Op een gure winteravond was het weer eens zo ver; de dienstmeid moest weer op pad om wat te gaan kopen. Om haar pad te kunnen vinden door het donkere bos kreeg ze altijd een olielampje mee met NÉT genoeg olie om in het dorp te komen, waar ze dan weer van haar eigen geld olie moest kopen om haar weg terug te vinden met de gehaalde boodschappen.
Die dag had het echter zo hard gesneeuwd dat het de dienstmeid veel meer tijd kostte om naar het dorp te lopen, en zo gebeurde het dat de olielamp midden in het bos uit ging.
De dienstmeid raakte een beetje in paniek, want in dat bos woonde Geertje de heks! Als die zag dat je in de problemen zat, lokte ze je mee naar haar hut en daar gebeurde dan allemaal onheil met je!
Op de tast ging ze verder, hopende dat ze bij het dorp uit zou komen en onderweg Geertje niet tegen zou komen.
Maar een schok van angst vloog door haar lichaam heen toen ze voor zich een duistere gedaante zag opdoemen.......het was Geertje!
"Hallo jongemeid, kom je mee naar mijn hut?", vroeg Geertje vriendelijk. "Het is zo koud en guur, je moet wel tot op het bot verkleumd zijn!"
Dat was waar, de dienstmeid kon bijna geen stap meer verzetten omdat ze zo verstijfd was door de kou.
Ze had geen keus; ze zou doodvriezen als ze niet met die enge Geertje mee zou gaan, haar mogelijke doem tegemoet in dat hutje van haar.
Het hutje was niet ver weg. Toen ze daar aangekomen waren en de deur open ging, kwam een heerlijke, verleidelijke warmte haar tegemoet en ging ze naar binnen.
Ze had eerst geen oog voor wat er allemaal om haar heen was; ze kon alleen maar aan 2 dingen denken; zo snel mogelijk warm worden, en wat Geertje in godsnaam met haar van plan was.

"Kijk eens om je heen", zei Geertje vriendelijk. "Kijk eens wat ik door al mijn jaren heen verzameld heb."
De dienstmeid hief haar hoofd op, knipperde met haar ogen en verwachtte allerlei afgerukte ledematen en uitgestoken ogen te zien, maar niets was minder waar: overal goud en juwelen, pracht en praal! Kettingen, ringen, gouden kandelaars, zilver bestek, met robijnen en smaragden bedekte bekers uit landen waar de dienstmeid waarschijnlijk nog nooit van had gehoord.

"Ik ben een eenzame vrouw. Mensen spreken kwaad over mij en dus krijg ik nooit bezoek. Omdat jij de moed had toch met mij mee te komen, mag je ÉÉN ding hier meenemen, maar let op: je moet voor middernacht mijn huis uit zijn dus treuzel niet te lang met een keuze te maken."

Geertje liet haar ogen rond gaan. Ze had nooit verwacht dat er überhaupt zo veel rijkdom op deze aarde bestond, en dat allemaal onder het dak van zo'n klein hutje!
Ze keek naar dure schalen, massief gouden beeldjes en vele andere dingen die net in een paleis zouden misstaan.

En toen zag ze een heel eenvoudig klein olielampje. "Die neem ik!", zei ze.
Geertje knikte instemmend en de dienstmeid vervolgde snel haar pad om de boodschappen te gaan halen.

Toen ze de volgende ochtend weer op de boerderij aan kwam en de boodschappen aan de boerin overhandigde, wilde die weten waarom het allemaal zo lang geduurd had en de dienstmeid vertelde haar wat haar overkomen was; over de hoge sneeuw waardoor het moeilijk heen ploeteren was, de olielamp die uit ging, over Geertje en haar rijkdommen en dat ze een olielampje had gekozen om haar weg te kunnen vervolgen.
De boerin ontplofte van woede! "Je hebt een domme goedkope OLIELAMP gekozen?!? En dat terwijl je iets VEEL duurders had mee kunnen nemen? Wat ben jij een dom schaap zeg!!!"

Die avond besloot de boerin om ZELF op pad te gaan. Mantel om, olielamp mee en het bos in!
En ja hoor, ergens midden in het bos klonk het: "Hallo dame, kom je mee naar mijn hut?"
Gretig zei ze "Ja!" en rende Geertje al vooruit, telkens kijkend of Geertje wel achter haar aan kwam en ze dus inderdaad de goede kant op rende.
En ja hoor; daar was de hut al!
De boerin stormde op de hut af, rukte de deur open en dook naar binnen.
"Mijn hemel, het is nog veel meer dan ik me voor kon stellen na het verhaal van mijn dienstmeid!"

"Ik ben een eenzame vrouw. Mensen spreken kwa..." begon Geertje, maar de boerin wuifde al rondkijkend weg wat ze wilde gaan zeggen: "Jaja, en iets met middernacht of zo. Laat mij eens rustig kijken wat ik wil hebben!"
Zilveren kannen, een gouden klok waarvan de cijfers van fonkelende juwelen gemaakt waren , een gouden oosters uitziend beeldje van een dikke man die in de kleermakershouding zit met zijn handen over elkaar, van bladgoud gemaakte schilderijen van allerlei goden die ze nog nooit gezien had, een diamant zo groot als een duivenei....het ene ding was nog meer waard dan het andere!

De gouden klok met de fonkelende juwelen begon te slaan terwijl de boerin nog druk bezig was om zich heen te kijken. Prachtige zijden jurken....nee, met die diamant alleen al zou ze daar al honderden kunnen kopen. Maar was die massief gouden schaal nou meer waard dan die diamant? Of anders die gouden klok die nu zo onderhand wel HEEL erg lang aan het slaan is?
De boerin keek naar de klok.....en beide wijzers stonden op de 12!

"Je was gewaarschuwd!", zei Geertje tegen haar. "Je wimpelde mij af, maar je dienstmeid had je verteld dat je voor 12 uur hier weg moest zijn.
De boerin zakte door haar knieën en viel vervolgens voorover, haar mantel over haar heen.
Het figuur onder de mantel werd kleiner en kleiner en op een gegeven moment kwam er een zwarte kat onder vandaan gekropen.
De boerin zette het beest buiten de vrieskou in. "Zoek je weg nu maar weer terug naar huis toe, kattenogen kunnen goed zien in het donker, HAHA!"

Wat er verder met deze kat gebeurd is, is niet bekend maar als je ooit een zwarte kat tegenkomt; jaag 'm weg! Het kan die smerige, valse boerin zijn die vandaag de dag nog steeds rondloopt!
pi_182410529
quote:
0s.gif Op woensdag 3 oktober 2018 23:08 schreef kaakchirurg444 het volgende:
DE KINDEREN MET DE ZWARTE OGEN

black eyed kidGewoon lekker thuis op de bank en dan wordt er onverwacht op de deur geklopt. Buiten staan één of twee armoedig geklede kinderen.
Ze vragen of ze binnen mogen komen. De bewoners in de deuropening zijn eigenlijk alleen een beetje verbaasd, totdat de kinderen hun gezicht opheffen met daarin een paar pikzwarte ogen.

Dit is het spookachtige verhaal van de Kinderen met de Zwarte Ogen, ook BEK genoemd (Black Eyed Kids). Overal ter wereld worden ze waargenomen, vreemde kinderen met roetzwarte ogen die aan je deur kloppen en vragen om binnengelaten te worden. Op het moment dat mensen in deze pikzwarte ogen van de kinderen staren bekruipt hen een heel vreemd gevoel; geen prettig gevoel.

Of zoals een vrouwelijke getuige het omschrijft: “Ik kreeg een gevoel van “het kwaad”, van heel erg ongelukkig zijn. Ik werd er als het ware door omringd, het was vreselijk”. Iemand die hier uitgebreid onderzoek naar heeft gedaan en er een boek over heeft geschreven is David Weatherly. Hierna volgt een interview met David waarin hij een aantal vragen over dit onderwerp beantwoord.

Wat heeft jou doen besluiten om een boek te schrijven over dit onderwerp?

Ik ben mijn leven lang al geïnteresseerd geweest in paranormale zaken. Sinds de begintijd van het internet kwam ik verhalen tegen over de BEK’s. Mijn belangstelling werd pas echt gewekt nadat ik een man ontmoette die deze kinderen was tegengekomen. Zijn verhaal was zo fascinerend dat ik op zoek gegaan ben naar andere getuigen. Terwijl ik dat deed, kwam ik erachter dat er heel veel van dit soort verhalen bestaan en dat het aantal ontmoetingen met deze kinderen de laatste jaren is toegenomen. Wat voor mij dit fenomeen fascinerend maakt is dat het een aantal specifieke dingen gemeen heeft met andere paranormale aspecten zoals geesten, UFO’s en duivelse entiteiten.

De kinderen zijn bleek en gekleed in ouderwetse kleren. Wat denken jij en anderen dat paranormaal gezien de boodschap is?

Er zijn diverse theorieën over BEK’s. Ze variëren van hybride buitenaardsen tot duivelse wezens, oplichters of gedachtenvormen. Aangezien we geen exemplaren hebben die we kunnen bestuderen kunnen we aannemen dat het aantal theorieën alleen maar zal toenemen. Er is hier duidelijk sprake van: hoe meer mensen, hoe meer meningen.

In je boek zeg je dat de kinderen binnen willen komen in de huizen. Waarom is dat denk jij? Om onze zielen over te nemen of om kinderen van ons te worden, of beide?

Er zijn geen aanwijzingen dat ze onze kinderen willen worden of dat ze willen wonen bij diegenen die ze tegenkomen. Ze zijn echter heel volhardend in dat ze naar binnen willen en toegang krijgen tot de privéruimtes van mensen. Zij die BEK’s hebben ontmoet voelen dat hun doel duister en sinister is.

Het boek is spookachtig het blijft echt bij je hangen dit verhaal over deze spookkinderen. Kleine vampiers. Kun je ons een paar voorbeeldverhalen geven?

Er worden talloze voorbeelden beschreven in het boek en ook heel gedetailleerd. Een typische ontmoeting begint met iemand die gewoon thuis is, meestal alleen. Dan wordt er op de deur geklopt. Gek genoeg gebruiken ze nooit de bel, maar een soort lange doordringende klop op de deur. Als “het slachtoffer” de deur opendoet, dan zien ze één of twee kinderen gekleed in saaie slobberige kleren, met hun hoofd naar beneden alsof ze hun gezicht willen verbergen. Als de deur eenmaal is geopend komen ze met een verzoek zoals: “Waarom laat je ons niet even binnen komen?”.

De huiseigenaar zal misschien proberen een praatje aan te knopen met de kinderen om erachter te komen wie ze zijn en of ze misschien verdwaald zijn. Hierop wordt door de kinderen niet ingegaan, maar ze komen met meer verzoeken en geruststellingen zoals: “Het gaat niet lang duren”. Vervolgens krijgt het slachtoffer een vreemd gevoel en wordt nerveus. Vaak zijn de gevoelens tegenstrijdig. Aan de ene kant willen ze de kinderen helpen en aan de andere kant hebben ze angstgevoelens. Op een bepaald moment tijdens de ontmoeting zullen de kinderen hun gezicht opheffen of de huiseigenaar buigt naar bedeneden om de kinderen beter te kunnen bekijken. Plotseling zien ze dan dat de kinderen roetzwarte ogen hebben. Dit is vaak het moment waarop ze de neiging krijgen om zo snel mogelijk bij de kinderen vandaan te komen, terug naar binnen te gaan en de deur te sluiten. De kinderen verdwijnen net zo snel als ze zijn gekomen, het slachtoffer blijft verward achter en probeert te begrijpen wat er gebeurd is en voelt zich getraumatiseerd.

Op welke manier zijn hun gedragingen vreemd?

De kinderen bewegen bijna niet als iemand naar ze kijkt. Als echter degene die de deur opendeed even de andere kant opkijkt, hebben de kinderen plotseling en heel stil bewogen. Ze spreken monotoon en ze herhalen zinnen alsof ze die uit het hoofd hebben geleerd. Ze staan normaal gesproken met hun hoofd naar beneden gebogen, misschien om hun zwarte ogen te verbergen, en hun armen hangen recht langs het lichaam. Hun vragen zijn vaak vreemd alsof ze niet gewend zijn om normaal te praten. Vragen zoals: “Het is tijd om te eten” bevreemden mensen en ze raken erdoor van streek. Ze gedragen zich niet zoals gewone kinderen dat zouden doen.

Hebben mensen meer ervaringen gehad met deze kinderen na het lezen van je boek?

Het boek is uitgekomen in maart 2012. Tot nu toe zijn er geen meldingen geweest van mensen die ontmoetingen met de kinderen hebben gehad, na het lezen van het boek. Er zijn er wel die vreemde elektronische verschijnselen hebben meegemaakt tijdens het lezen van het boek of tijdens onderzoek wat ze zelf gedaan hebben. Wel hebben veel mensen die ontmoetingen hebben gehad het boek gelezen om een beter begrip te krijgen over wat hen is overkomen.

Wat doen en zeggen de kinderen en kunnen het buitenaardse hybride kinderen zijn? Zijn er ook UFO-meldingen geweest ten tijde van het verschijnen van deze kinderen?

Er zijn talloze mensen die de theorie aanhangen dat de BEK’s feitelijk buitenaards menselijke hybrides zijn. Het is in feite één van de meest populaire theorieën voor deze kinderen. Mensen die door buitenaardsen zijn ontvoerd (Abductees) maken wel meldingen van zwartogige kinderen gedurende de periode van hun ontvoering, maar ook daarna. Tot nu toe ben ik geen gevallen tegengekomen waarin een slachtoffer zowel de kinderen als een UFO heeft gezien. Wel hebben een aantal ontmoetingen met kinderen plaatsgevonden op plekken waar veel Ufo’s zijn gesignaleerd. Ook zijn er een klein aantal mensen die Ufo’s hebben gezien of ontvoerd zijn en die ook een ontmoeting met BEK’s hebben gehad. Die gegevens worden nog steeds onderzocht en verwerkt. Ze zien er een beetje uit als kinderen van de duivel uit de film “Omen” of “Rosemary’s baby”.

Voelen de mensen zich door hen bedreigd of zijn ze bang voor de kinderen?

Ja, absoluut. Veel mensen die een ontmoeting hebben gehad hebben het gevoel alsof ze in de nabijheid van een “roofdier” zijn geweest. Bijna vanaf het begin van de ontmoeting voelen de mensen die tegenover de kinderen staan zich nerveus en ongemakkelijk. Dit verandert dan al heel snel in angst en paniek, waardoor de meesten zo snel ze kunnen wegvluchten. De tweede meest populaire theorie om de aanwezigheid van de kinderen te verklaren is die dat het een soort duivelse entiteiten zijn. Veel mensen worden gelovig nadat ze deze kinderen hebben ontmoet.

Is er ooit iemand geweest die ze heeft binnengelaten en die het kan navertellen?

Er zijn maar enkele gevallen bekend van mensen die de kinderen hebben binnengelaten. Er wordt in het boek één geval uitgebreid beschreven. Het betreft een vrouw wiens tienjarige zoon een BEK binnenliet. Het resultaat was niet erg plezierig voor het gezin en het leidde ook tot een ongeluk en een langdurige ziekte. Gelukkig zijn alle betrokkenen hersteld en weer gezond.

Wat is het volgende boek en project van David Weatherly. En heb je nog een laatste woord van advies voor wat de zwartogige kinderen betreft?

Ik ben bezig met een paar boeken en de volgende komt in de loop van dit jaar uit. Dat gaat over Tulpas, gedachtenvormen (Tulpa is een ander woord voor gedachtenvorm uit het Tibetaans mysticisme). Daarnaast heb ik een aantal conferenties, symposia en projecten opgelijnd staan.

En wat de BEK’s betreft. Als ze aankloppen, laat ze niet binnen.
Dit is toch geen Nederlands verhaal, het komt van 4chan ofzo.
pi_182410628
quote:
2s.gif Op dinsdag 9 oktober 2018 12:22 schreef ToT het volgende:
Van de Witte Wieven heb ik een net iets andere (en stuk kortere) versie gehoord. Kan ik wel een keertje uittypen indien gewenst. :)

Ik ken ook een verhaal van Geertje de heks. Heb ik in het verre verleden hier ook wel eens uitgetypt, ergens.

Maar vooruit, ff opnieuw dan! :P Zoals veel verhaaltjes begint ook deze met "Er was eens..."

Er was eens een dienstmeid die op de boerderij van een rijk stel woonde. Met name de vrouw was erg slecht voor haar en altijd jaloers.
Als de boerin zag dat de dienstmeid een paar centjes gespaard had met haar karige loontje waar ze dag in dag uit voor moest werken, stuurde de boerin haar op pad om boodschappen de doen en kreeg ze net wat te weinig geld mee zodat ze met haar eigen karige zuurverdiende loontje het laatste beetje moest bijbetalen.

Op een gure winteravond was het weer eens zo ver; de dienstmeid moest weer op pad om wat te gaan kopen. Om haar pad te kunnen vinden door het donkere bos kreeg ze altijd een olielampje mee met NÉT genoeg olie om in het dorp te komen, waar ze dan weer van haar eigen geld olie moest kopen om haar weg terug te vinden met de gehaalde boodschappen.
Die dag had het echter zo hard gesneeuwd dat het de dienstmeid veel meer tijd kostte om naar het dorp te lopen, en zo gebeurde het dat de olielamp midden in het bos uit ging.
De dienstmeid raakte een beetje in paniek, want in dat bos woonde Geertje de heks! Als die zag dat je in de problemen zat, lokte ze je mee naar haar hut en daar gebeurde dan allemaal onheil met je!
Op de tast ging ze verder, hopende dat ze bij het dorp uit zou komen en onderweg Geertje niet tegen zou komen.
Maar een schok van angst vloog door haar lichaam heen toen ze voor zich een duistere gedaante zag opdoemen.......het was Geertje!
"Hallo jongemeid, kom je mee naar mijn hut?", vroeg Geertje vriendelijk. "Het is zo koud en guur, je moet wel tot op het bot verkleumd zijn!"
Dat was waar, de dienstmeid kon bijna geen stap meer verzetten omdat ze zo verstijfd was door de kou.
Ze had geen keus; ze zou doodvriezen als ze niet met die enge Geertje mee zou gaan, haar mogelijke doem tegemoet in dat hutje van haar.
Het hutje was niet ver weg. Toen ze daar aangekomen waren en de deur open ging, kwam een heerlijke, verleidelijke warmte haar tegemoet en ging ze naar binnen.
Ze had eerst geen oog voor wat er allemaal om haar heen was; ze kon alleen maar aan 2 dingen denken; zo snel mogelijk warm worden, en wat Geertje in godsnaam met haar van plan was.

"Kijk eens om je heen", zei Geertje vriendelijk. "Kijk eens wat ik door al mijn jaren heen verzameld heb."
De dienstmeid hief haar hoofd op, knipperde met haar ogen en verwachtte allerlei afgerukte ledematen en uitgestoken ogen te zien, maar niets was minder waar: overal goud en juwelen, pracht en praal! Kettingen, ringen, gouden kandelaars, zilver bestek, met robijnen en smaragden bedekte bekers uit landen waar de dienstmeid waarschijnlijk nog nooit van had gehoord.

"Ik ben een eenzame vrouw. Mensen spreken kwaad over mij en dus krijg ik nooit bezoek. Omdat jij de moed had toch met mij mee te komen, mag je ÉÉN ding hier meenemen, maar let op: je moet voor middernacht mijn huis uit zijn dus treuzel niet te lang met een keuze te maken."

Geertje liet haar ogen rond gaan. Ze had nooit verwacht dat er überhaupt zo veel rijkdom op deze aarde bestond, en dat allemaal onder het dak van zo'n klein hutje!
Ze keek naar dure schalen, massief gouden beeldjes en vele andere dingen die net in een paleis zouden misstaan.

En toen zag ze een heel eenvoudig klein olielampje. "Die neem ik!", zei ze.
Geertje knikte instemmend en de dienstmeid vervolgde snel haar pad om de boodschappen te gaan halen.

Toen ze de volgende ochtend weer op de boerderij aan kwam en de boodschappen aan de boerin overhandigde, wilde die weten waarom het allemaal zo lang geduurd had en de dienstmeid vertelde haar wat haar overkomen was; over de hoge sneeuw waardoor het moeilijk heen ploeteren was, de olielamp die uit ging, over Geertje en haar rijkdommen en dat ze een olielampje had gekozen om haar weg te kunnen vervolgen.
De boerin ontplofte van woede! "Je hebt een domme goedkope OLIELAMP gekozen?!? En dat terwijl je iets VEEL duurders had mee kunnen nemen? Wat ben jij een dom schaap zeg!!!"

Die avond besloot de boerin om ZELF op pad te gaan. Mantel om, olielamp mee en het bos in!
En ja hoor, ergens midden in het bos klonk het: "Hallo dame, kom je mee naar mijn hut?"
Gretig zei ze "Ja!" en rende Geertje al vooruit, telkens kijkend of Geertje wel achter haar aan kwam en ze dus inderdaad de goede kant op rende.
En ja hoor; daar was de hut al!
De boerin stormde op de hut af, rukte de deur open en dook naar binnen.
"Mijn hemel, het is nog veel meer dan ik me voor kon stellen na het verhaal van mijn dienstmeid!"

"Ik ben een eenzame vrouw. Mensen spreken kwa..." begon Geertje, maar de boerin wuifde al rondkijkend weg wat ze wilde gaan zeggen: "Jaja, en iets met middernacht of zo. Laat mij eens rustig kijken wat ik wil hebben!"
Zilveren kannen, een gouden klok waarvan de cijfers van fonkelende juwelen gemaakt waren , een gouden oosters uitziend beeldje van een dikke man die in de kleermakershouding zit met zijn handen over elkaar, van bladgoud gemaakte schilderijen van allerlei goden die ze nog nooit gezien had, een diamant zo groot als een duivenei....het ene ding was nog meer waard dan het andere!

De gouden klok met de fonkelende juwelen begon te slaan terwijl de boerin nog druk bezig was om zich heen te kijken. Prachtige zijden jurken....nee, met die diamant alleen al zou ze daar al honderden kunnen kopen. Maar was die massief gouden schaal nou meer waard dan die diamant? Of anders die gouden klok die nu zo onderhand wel HEEL erg lang aan het slaan is?
De boerin keek naar de klok.....en beide wijzers stonden op de 12!

"Je was gewaarschuwd!", zei Geertje tegen haar. "Je wimpelde mij af, maar je dienstmeid had je verteld dat je voor 12 uur hier weg moest zijn.
De boerin zakte door haar knieën en viel vervolgens voorover, haar mantel over haar heen.
Het figuur onder de mantel werd kleiner en kleiner en op een gegeven moment kwam er een zwarte kat onder vandaan gekropen.
De boerin zette het beest buiten de vrieskou in. "Zoek je weg nu maar weer terug naar huis toe, kattenogen kunnen goed zien in het donker, HAHA!"

Wat er verder met deze kat gebeurd is, is niet bekend maar als je ooit een zwarte kat tegenkomt; jaag 'm weg! Het kan die smerige, valse boerin zijn die vandaag de dag nog steeds rondloopt!
Goed bezig ToTje!! :*
  Kunstzinnigste/artistiekste user 2022 dinsdag 9 oktober 2018 @ 12:31:09 #15
74056 crew  ToT
pi_182410664
quote:
17s.gif Op dinsdag 9 oktober 2018 12:28 schreef Charlotte3 het volgende:

[..]

Goed bezig ToTje!! :*
Was wel lastig typen met een mini-ToTje achter me die continu z'n fopspeen verloor en weer begon te huilen, maar nu typ ik met één hand, met hem op schoot, terwijl ik hem met de andere hand de fles geef! :P

Zo, en nu krijgt hij ff meer aandacht! :D


Edit: @ het verhaal van Geertje; ik herinner me gewoon bepaalde belangrijke stukken van het verhaal van toen ik het op de basisschool gehoord had. Schijnt een Achterhoeks sprookje te zijn (ik kom uit de Achterhoek), maar natuurlijk heb je soortgelijke verhalen over de hele wereld, :)
Ik heb in ieder geval de ontbrekende stukken van m'n kennis van dit verhaal ff flink aangevuld. :P

[ Bericht 15% gewijzigd door ToT op 09-10-2018 12:49:00 ]
  Kunstzinnigste/artistiekste user 2022 dinsdag 9 oktober 2018 @ 13:09:55 #16
74056 crew  ToT
pi_182411292
We hadden op de basisschool echt een KLOOTZAK van een directeur ( :r :r :r ), maar verhalen vertellen kon hij als geen ander! :Y

Alleen had ik een paar klasgenoten die een paar van zijn verhalen had nagetrokken, zoals dat er een gat in een deurpost van een bepaalde boerderij zou zitten omdat 1 van de witte wieven die haarspit achter diegene aan gegooid zou hebben die het in hun kuil gegooid had. ("De haarspit kwam trillend in de deurpost tot stilstand toen hij op zijn paard door de geopende poort de boerderij in draafde.")
Mijn klasgenoten hebben daar aangebeld en de bewoners wisten niets van een gat af. Mijn klasgenoten hebben hem vervolgens voor een grote leugenaar uitgemaakt! :')

Ook had hij zelf zogenaamd een keer de geest van een oude burgemeester van het dorp op straat zien lopen, en die liep vervolgens dwars door hem heen naar een bepaald kasteel toe. Toen hij daar aanbelde, zouden de bewoners gezegd hebben dat die geest elke avond naar het kasteel toe komt lopen en dat ze speciaal een kamer voor hem hadden.
Mijn klasgenoten zijn naar dat kasteel toe gegaan, hebben aangebeld en vroegen of de directeur idd daar geweest was en of er inderdaad een kamer voor die geest gereserveerd was.
Ook nu kregen ze te horen dat er niets van klopte en wéér werd die directeur hartstikke boos voor leugenaar uitgemaakt! :')
  dinsdag 9 oktober 2018 @ 14:47:29 #17
478323 kaakchirurg444
zat he maar had je niet gezien
pi_182412771
quote:
2s.gif Op dinsdag 9 oktober 2018 13:09 schreef ToT het volgende:
We hadden op de basisschool echt een KLOOTZAK van een directeur ( :r :r :r ), maar verhalen vertellen kon hij als geen ander! :Y

Alleen had ik een paar klasgenoten die een paar van zijn verhalen had nagetrokken, zoals dat er een gat in een deurpost van een bepaalde boerderij zou zitten omdat 1 van de witte wieven die haarspit achter diegene aan gegooid zou hebben die het in hun kuil gegooid had. ("De haarspit kwam trillend in de deurpost tot stilstand toen hij op zijn paard door de geopende poort de boerderij in draafde.")
Mijn klasgenoten hebben daar aangebeld en de bewoners wisten niets van een gat af. Mijn klasgenoten hebben hem vervolgens voor een grote leugenaar uitgemaakt! :')

Ook had hij zelf zogenaamd een keer de geest van een oude burgemeester van het dorp op straat zien lopen, en die liep vervolgens dwars door hem heen naar een bepaald kasteel toe. Toen hij daar aanbelde, zouden de bewoners gezegd hebben dat die geest elke avond naar het kasteel toe komt lopen en dat ze speciaal een kamer voor hem hadden.
Mijn klasgenoten zijn naar dat kasteel toe gegaan, hebben aangebeld en vroegen of de directeur idd daar geweest was en of er inderdaad een kamer voor die geest gereserveerd was.
Ook nu kregen ze te horen dat er niets van klopte en wéér werd die directeur hartstikke boos voor leugenaar uitgemaakt! :')
;)
pi_182571883
De legende van het Solse Gat
- Een spookverhaal over een verzonken Veluws klooster
Midden op de Veluwe - in het bos tussen Putten, Garderen en Drie - ligt het Solse gat, een grote kuil tussen de heuvels.

Daar stond eens een machtig klooster met veel torens. Het werd omgeven door een gracht en een brede, statige laan leidde naar de poort.

Maar het was een boos klooster; de overste en alle monniken hadden hun ziel aan de duivel verkocht. Ze leidden een leven van overdaad en weelde. Midden in de nacht werd de zwarte mis gelezen waar alle heksen en spoken uit de omgeving aan deelnamen. Men dronk wijn uit emmers en de hele nacht werden er overvloedige maaltijden opgediend. De duivel zorgde ervoor dat de voorraad nooit opraakte en hij mengde zelf de wijn. Er werd gedanst, gezongen en gevloekt tot in de vroege morgen. Velen hadden 's nachts binnen het klooster vreemde en angstaanjagende geluiden gehoord en iedereen wist dat de hele nacht de vensters van alle zalen hel verlicht waren.

Dat heeft geduurd, tot in een stormachtige kerstnacht, nu al eeuwen geleden. De dorpelingen bleven tijdens die storm angstig in hun huizen en hoorden midden in de nacht plotseling één hevige donderslag. De volgende ochtend kwam een jongetje het dorp binnenrennen en vertelde dat het klooster in het bos geheel was verdwenen en er op die plaats een ijzingwekkend diepe kuil ontstaan was. De bomen er omheen lagen ontworteld ter aarde. Alle bewoners wilden het wonder zien. Men vond nog een met klinkertjes geplaveid straatje en de brede, statige laan; dat was alles wat van het klooster restte. De aarde had zich geopend en zich weer gesloten.

Sinds die tijd komt er om middernacht uit de diepte van het Solse gat een vreemd geluid. De klokken van het verzonken klooster beginnen onregelmatig en schor te luiden, alsof ze allen gebarsten zijn; eerst zacht, maar steeds harder en angstiger. Dan komen uit het duister van de brede laan de geesten van de monniken. Al klagend wandelen ze in een lange sombere rij: langzaam en gebogen gaan ze rondom het gat, waaruit een blauwe gloed opstijgt. Dan zweven ze allen rusteloos uiteen, om opnieuw uit de schaduw van de laan in een lange rij langzaam naar voren te treden. Dit gaat door tot aan het daglicht, dan vluchten ze plotseling jammerend weg in het diepste duister van de sombere kuil.

Zodra de zon schijnt, is het alsof er niets is voorgevallen. Alles is er rustig en men zou er haast aan twijfelen, dat even tevoren de schimmen verdwenen zijn in het water midden in de kuil van het Solse gat.

* * *

De legende van het Solse Gat
Samenvatting
Een spookverhaal over een verzonken Veluws klooster. Midden in het bos op de Veluwe heeft vroeger een duivels klooster gestaan. Het is echter op een dag ten onder gegaan in de diepte, maar nog altijd kan je er vreemde verschijnselen in de nacht waarnemen... Lees het verhaal

Toelichting
Zie ook: Het spook bij het Solse Gat. Een andere plek waar in een kerstnacht een gebouw in de diepte is gezonken, is het kasteel van Egbert van Loenen. Wat nu rest is 'De Zwarte Kuil van Loenen' (niet ver van de Waal), waar elk jaar in de kerstnacht het gelui van klokken is te horen. Zie ook de sage: De sage van de Magerhorst over kerkklokken die luiden in Duiven.

Volgens sommigen zou in vroeger tijden bij het Solse gat de zon zijn aanbeden. In het begin van de 19e eeuw werd er nog de "Solsche kermis" gehouden. Bij het Solse gat werden dan koektentjes enz. opgericht. Het voornaamste vermaak, waarvoor de boeren van heinde en verre, zelfs uit Holland kwamen, bestond toen in drinken en vechten. De ruwste dronkemanstonelen vonden er plaats. Het was om deze reden dat de Solse kermis van overheidwege verboden werd. Deze samenkomsten waren wellicht een verworden overblijfsel van de Germaanse bijeenkomsten die een godsdienstige strekking hadden. En aangezien men in de begintijd van het christendom bij voorkeur kerken en kloosters bouwde op plaatsen waar vroeger de heidense godsdienstplechtigheden werden gehouden, zo is het niet onwaarschijnlijk dat hier werkelijk een klooster heeft gestaan.

De naam Solse Gat dateert uit een ver verleden, toen de Germanen die in de omgeving leefden de zonnegod Sól vereerden. Een andere naam uit de omgeving die nog refereert aan de Germaanse goden is die van het buurtschap Drie (naar de Germaanse bosgod Thri). Zie: De bomen van Drie.

Het Solse Gat is ook een populaire bestemming voor New Age-ers en wichelroedelopers, omdat zij hier leylijnen vinden.
pi_182629917
Wat een leuk topic. Ik wacht met smacht op nieuwe verhalen!!
pi_182635664
quote:
2s.gif Op dinsdag 9 oktober 2018 12:22 schreef ToT het volgende:
Van de Witte Wieven heb ik een net iets andere (en stuk kortere) versie gehoord. Kan ik wel een keertje uittypen indien gewenst. :)

Ik ken ook een verhaal van Geertje de heks. Heb ik in het verre verleden hier ook wel eens uitgetypt, ergens.

Maar vooruit, ff opnieuw dan! :P Zoals veel verhaaltjes begint ook deze met "Er was eens..."

Er was eens een dienstmeid die op de boerderij van een rijk stel woonde. Met name de vrouw was erg slecht voor haar en altijd jaloers.
Als de boerin zag dat de dienstmeid een paar centjes gespaard had met haar karige loontje waar ze dag in dag uit voor moest werken, stuurde de boerin haar op pad om boodschappen de doen en kreeg ze net wat te weinig geld mee zodat ze met haar eigen karige zuurverdiende loontje het laatste beetje moest bijbetalen.

Op een gure winteravond was het weer eens zo ver; de dienstmeid moest weer op pad om wat te gaan kopen. Om haar pad te kunnen vinden door het donkere bos kreeg ze altijd een olielampje mee met NÉT genoeg olie om in het dorp te komen, waar ze dan weer van haar eigen geld olie moest kopen om haar weg terug te vinden met de gehaalde boodschappen.
Die dag had het echter zo hard gesneeuwd dat het de dienstmeid veel meer tijd kostte om naar het dorp te lopen, en zo gebeurde het dat de olielamp midden in het bos uit ging.
De dienstmeid raakte een beetje in paniek, want in dat bos woonde Geertje de heks! Als die zag dat je in de problemen zat, lokte ze je mee naar haar hut en daar gebeurde dan allemaal onheil met je!
Op de tast ging ze verder, hopende dat ze bij het dorp uit zou komen en onderweg Geertje niet tegen zou komen.
Maar een schok van angst vloog door haar lichaam heen toen ze voor zich een duistere gedaante zag opdoemen.......het was Geertje!
"Hallo jongemeid, kom je mee naar mijn hut?", vroeg Geertje vriendelijk. "Het is zo koud en guur, je moet wel tot op het bot verkleumd zijn!"
Dat was waar, de dienstmeid kon bijna geen stap meer verzetten omdat ze zo verstijfd was door de kou.
Ze had geen keus; ze zou doodvriezen als ze niet met die enge Geertje mee zou gaan, haar mogelijke doem tegemoet in dat hutje van haar.
Het hutje was niet ver weg. Toen ze daar aangekomen waren en de deur open ging, kwam een heerlijke, verleidelijke warmte haar tegemoet en ging ze naar binnen.
Ze had eerst geen oog voor wat er allemaal om haar heen was; ze kon alleen maar aan 2 dingen denken; zo snel mogelijk warm worden, en wat Geertje in godsnaam met haar van plan was.

"Kijk eens om je heen", zei Geertje vriendelijk. "Kijk eens wat ik door al mijn jaren heen verzameld heb."
De dienstmeid hief haar hoofd op, knipperde met haar ogen en verwachtte allerlei afgerukte ledematen en uitgestoken ogen te zien, maar niets was minder waar: overal goud en juwelen, pracht en praal! Kettingen, ringen, gouden kandelaars, zilver bestek, met robijnen en smaragden bedekte bekers uit landen waar de dienstmeid waarschijnlijk nog nooit van had gehoord.

"Ik ben een eenzame vrouw. Mensen spreken kwaad over mij en dus krijg ik nooit bezoek. Omdat jij de moed had toch met mij mee te komen, mag je ÉÉN ding hier meenemen, maar let op: je moet voor middernacht mijn huis uit zijn dus treuzel niet te lang met een keuze te maken."

Geertje liet haar ogen rond gaan. Ze had nooit verwacht dat er überhaupt zo veel rijkdom op deze aarde bestond, en dat allemaal onder het dak van zo'n klein hutje!
Ze keek naar dure schalen, massief gouden beeldjes en vele andere dingen die net in een paleis zouden misstaan.

En toen zag ze een heel eenvoudig klein olielampje. "Die neem ik!", zei ze.
Geertje knikte instemmend en de dienstmeid vervolgde snel haar pad om de boodschappen te gaan halen.

Toen ze de volgende ochtend weer op de boerderij aan kwam en de boodschappen aan de boerin overhandigde, wilde die weten waarom het allemaal zo lang geduurd had en de dienstmeid vertelde haar wat haar overkomen was; over de hoge sneeuw waardoor het moeilijk heen ploeteren was, de olielamp die uit ging, over Geertje en haar rijkdommen en dat ze een olielampje had gekozen om haar weg te kunnen vervolgen.
De boerin ontplofte van woede! "Je hebt een domme goedkope OLIELAMP gekozen?!? En dat terwijl je iets VEEL duurders had mee kunnen nemen? Wat ben jij een dom schaap zeg!!!"

Die avond besloot de boerin om ZELF op pad te gaan. Mantel om, olielamp mee en het bos in!
En ja hoor, ergens midden in het bos klonk het: "Hallo dame, kom je mee naar mijn hut?"
Gretig zei ze "Ja!" en rende Geertje al vooruit, telkens kijkend of Geertje wel achter haar aan kwam en ze dus inderdaad de goede kant op rende.
En ja hoor; daar was de hut al!
De boerin stormde op de hut af, rukte de deur open en dook naar binnen.
"Mijn hemel, het is nog veel meer dan ik me voor kon stellen na het verhaal van mijn dienstmeid!"

"Ik ben een eenzame vrouw. Mensen spreken kwa..." begon Geertje, maar de boerin wuifde al rondkijkend weg wat ze wilde gaan zeggen: "Jaja, en iets met middernacht of zo. Laat mij eens rustig kijken wat ik wil hebben!"
Zilveren kannen, een gouden klok waarvan de cijfers van fonkelende juwelen gemaakt waren , een gouden oosters uitziend beeldje van een dikke man die in de kleermakershouding zit met zijn handen over elkaar, van bladgoud gemaakte schilderijen van allerlei goden die ze nog nooit gezien had, een diamant zo groot als een duivenei....het ene ding was nog meer waard dan het andere!

De gouden klok met de fonkelende juwelen begon te slaan terwijl de boerin nog druk bezig was om zich heen te kijken. Prachtige zijden jurken....nee, met die diamant alleen al zou ze daar al honderden kunnen kopen. Maar was die massief gouden schaal nou meer waard dan die diamant? Of anders die gouden klok die nu zo onderhand wel HEEL erg lang aan het slaan is?
De boerin keek naar de klok.....en beide wijzers stonden op de 12!

"Je was gewaarschuwd!", zei Geertje tegen haar. "Je wimpelde mij af, maar je dienstmeid had je verteld dat je voor 12 uur hier weg moest zijn.
De boerin zakte door haar knieën en viel vervolgens voorover, haar mantel over haar heen.
Het figuur onder de mantel werd kleiner en kleiner en op een gegeven moment kwam er een zwarte kat onder vandaan gekropen.
De boerin zette het beest buiten de vrieskou in. "Zoek je weg nu maar weer terug naar huis toe, kattenogen kunnen goed zien in het donker, HAHA!"

Wat er verder met deze kat gebeurd is, is niet bekend maar als je ooit een zwarte kat tegenkomt; jaag 'm weg! Het kan die smerige, valse boerin zijn die vandaag de dag nog steeds rondloopt!
;)
pi_183383070
Hoe de maan en de sterren ontstonden - Een legende over de maan uit het oude China

Chinese tekens voor 'maan (van de aarde)'In het begin van deze wereld waren er nog geen maan en sterren. Alleen de zon schitterde aan de hemel, en wanneer ze onderging, brak er een donkere nacht aan, want maan en sterren waren er nog niet.

Op een nacht verscheen er plotseling een stralende maan aan het uitspansel. Zij was niet rond en ook niet vierkant, maar had acht hoeken en zeven toppen. Zij leek wel een vuurspuwende berg die hete lichtstralen uitzond als ontelbare vurige pijlen. Alle bladeren van bomen en gewassen werden verschroeid door haar stralen en de mensheid kon 's nachts geen rust meer vinden door de geweldige hitte.

"Lieve hemel," klaagden de mensen, "wij hebben helemaal geen behoefte aan zo'n vurig hemellichaam. Wij zullen nog omkomen door die verterende gloed."

In die tijd leefde een jong echtpaar aan de voet van een grote rotsachtige berg. De man heette Ya La en was een ervaren boogschutter die overdag over de rotsen klom en op wild schoot. De vrouw, Ni Ngau, zat de hele dag voor haar weefgetouw en weefde prachtige kleden. Op een nacht, toen zij door de hitte de slaap niet kon vatten, zei zij tegen haar man: "De warmte van die vurige maan is ondragelijk, niet alleen voor jou en voor mij, maar voor iedereen. Jij bent toch zo'n handige jager, waarom schiet je die maan niet naar beneden?"

Ya La voelde zich in zijn ijdelheid gestreeld en omdat hij alles voor zijn vrouw over had, nam hij zijn pijlen en boog en trok er op uit. Hij klom op een hoge rots, klemde zijn tanden op elkaar, verzamelde al zijn kracht om de boogpees zo ver mogelijk te spannen en zond een pijl op de maan af. Deze was zeker goed gericht, maar de afstand was tè ver, want hij zag de pijl weer neervallen. Hij gebruikte al de pijlen die hij bij zich had, maar zonder resultaat. Halverwege de afstand tussen de maan en de aarde vielen zij stuk voor stuk naar beneden. De vurige maan stond nog steeds te stralen.

Ya La veegde het zweet van zijn gezicht en slaakte een diepe zucht. Toen hoorde hij achter zich een krakend geluid. Hij keek om en zag hoe een groot rotsblok zich opende. Een oude man met een lange witte baard stapte naar buiten. "Op de Zuidelijke Berg zwerft een tijger," begon hij, "en op de Noordelijke Berg een hert. Je moet de tijger doden en zijn vlees nuttigen om daardoor meer kracht te krijgen. Maak van de tijgerstaart een boog en van één van zijn pezen een boogpees. Gebruik een hoorn van het hert als pijl. Schiet daarmee naar de maan tot zij begint te draaien en te draaien." Nadat hij dit gezegd had, verdween de man weer in de rots die zich met een krakend geluid sloot. Ya La ging naar huis en vertelde zijn vrouw wat hem overkomen was.

"Jij bent toch een ervaren boogschutter," meende zij, "waarom dan een andere boog gebruiken?" Ya La antwoordde haar: "Het is nu wel bewezen dat mijn pijlen niets tegen de maan kunnen uitrichten, maar ook zullen zij weinig effect hebben op de dikke huiden van de tijger van de Zuidelijke Berg en het hert van de Noordelijke Berg. De enige manier zal zijn om ze in een net te verstrikken. Ik vraag me wel af waar ik een net zal kunnen vinden dat groot en sterk genoeg is om ze te kunnen vangen."

Ni Ngau dacht een ogenblik na en zei toen: "Laten wij mijn haar gebruiken om er een net van te maken." Zij weefden dertig dagen lang tot zij een groot en stevig net hadden met sluiting en al. Toen trokken zij naar de Zuiderberg en stelden het net op voor de kuil van de tijger. Zij hoefden niet lang te wachten of het dier zat in het net verstrikt en brulde van woede. Zij doodden de tijger en sleepten hem naar hun huis. Daarna gingen zij naar de Noorderberg en vingen en doodden het hert op dezelfde manier.

Ya La nuttigde het vlees van de tijger en voelde hoe zijn kracht groeide. Hij maakte een boog en een boospees van de staart en de pezen van de tijger en een pijl van de hoorn van het hert. Daarmee gewapend, beklom hij de hoge rots, spande zijn machtige boog en richtte de hoornen pijl naar het midden van de maan. Deze keer trof hij zijn doel. Met een donderend geluid schoten er vurige vonken van het maanoppervlak, dat werden sterren. De magische pijl keerde weer naar hem terug en hij schoot hem telkens opnieuw af, tot de maan hoe langer hoe sneller begon te draaien. De onregelmatige hoeken van de maan werden tot gruis geschoten en steeds meer sterren verschenen aan het firmament. De maan was nu rond geworden, maar nog steeds verschroeiden haar giftige stralen de gewassen, en nog steeds werden de mensen gekweld door een ondragelijke hitte. Mistroostig klom Ya La naar beneden en begaf zich naar huis.

Hoe de maan en de sterren ontstondenHij zag dat zijn vrouw bezig was een brokaten kleed te weven. Er was een huis op afgebeeld, omgeven door een groene weide waarop witte schapen graasden en konijnen ronddartelden. Vóór het huis stond een grote kaneelboom en daaronder had Ni Ngau zichzelf afgebeeld. Zij wilde juist haar echtgenoot in het beeld weven, toen zij hem hoorde zeggen: "De maan is wel getroffen, maar zend nog steeds zijn hete stralen uit. Konden wij het oppervlak maar met iets bedekken!" - "Neem dit brokaten kleed," zei zij, "bevestig het aan de punt van een pijl en schiet het naar de maan." Ya La volgde de raad van zijn vrouw op en zag dat het kleed de oppervlakte van de maan geheel bedekte. Daardoor kreeg zij een bleke glans en was de hitte meteen verdwenen. Toen de mensen beneden het zagen, lachten zij vrolijk en begonnen te dansen en te zingen.

De boogschutter keek met stomme verbazing naar de nieuwe maan en zag hoe de schapen en konijnen begonnen te bewegen. Ook Ni Ngau keek verwonderd naar het maanlandschap, terwijl zij voor haar deur stond. Plotseling voelde zij hoe zij begon te zweven en steeds dichter bij de maan kwam. Toen versmolt zij samen met haar beeld.

Ya La zag haar onder de kaneelboom zitten en hij riep zo hard hij kon: "Ni Ngau! Waarom heb je mij ook niet in het kleed geweven?" Zijn vrouw maakte haar haar los en maakte er één lange vlecht van. Toen de maan onderging, en dicht bij de aarde was, liet zij haar vlecht naar beneden hangen en, handig als een aap, klom Ya La hier langs naar boven. Daar zit het echtpaar nog steeds onder de kaneelboom, en wie goed kijkt, kan ook de schaapjes en konijnen zien rondhuppelen.
  Kunstzinnigste/artistiekste user 2022 maandag 26 november 2018 @ 17:03:13 #22
74056 crew  ToT
pi_183383845
quote:
0s.gif Op maandag 26 november 2018 16:24 schreef Charlotte3 het volgende:
Hoe de maan en de sterren ontstonden - Een legende over de maan uit het oude China

Chinese tekens voor 'maan (van de aarde)'In het begin van deze wereld waren er nog geen maan en sterren. Alleen de zon schitterde aan de hemel, en wanneer ze onderging, brak er een donkere nacht aan, want maan en sterren waren er nog niet.

Op een nacht verscheen er plotseling een stralende maan aan het uitspansel. Zij was niet rond en ook niet vierkant, maar had acht hoeken en zeven toppen. Zij leek wel een vuurspuwende berg die hete lichtstralen uitzond als ontelbare vurige pijlen. Alle bladeren van bomen en gewassen werden verschroeid door haar stralen en de mensheid kon 's nachts geen rust meer vinden door de geweldige hitte.

"Lieve hemel," klaagden de mensen, "wij hebben helemaal geen behoefte aan zo'n vurig hemellichaam. Wij zullen nog omkomen door die verterende gloed."

In die tijd leefde een jong echtpaar aan de voet van een grote rotsachtige berg. De man heette Ya La en was een ervaren boogschutter die overdag over de rotsen klom en op wild schoot. De vrouw, Ni Ngau, zat de hele dag voor haar weefgetouw en weefde prachtige kleden. Op een nacht, toen zij door de hitte de slaap niet kon vatten, zei zij tegen haar man: "De warmte van die vurige maan is ondragelijk, niet alleen voor jou en voor mij, maar voor iedereen. Jij bent toch zo'n handige jager, waarom schiet je die maan niet naar beneden?"

Ya La voelde zich in zijn ijdelheid gestreeld en omdat hij alles voor zijn vrouw over had, nam hij zijn pijlen en boog en trok er op uit. Hij klom op een hoge rots, klemde zijn tanden op elkaar, verzamelde al zijn kracht om de boogpees zo ver mogelijk te spannen en zond een pijl op de maan af. Deze was zeker goed gericht, maar de afstand was tè ver, want hij zag de pijl weer neervallen. Hij gebruikte al de pijlen die hij bij zich had, maar zonder resultaat. Halverwege de afstand tussen de maan en de aarde vielen zij stuk voor stuk naar beneden. De vurige maan stond nog steeds te stralen.

Ya La veegde het zweet van zijn gezicht en slaakte een diepe zucht. Toen hoorde hij achter zich een krakend geluid. Hij keek om en zag hoe een groot rotsblok zich opende. Een oude man met een lange witte baard stapte naar buiten. "Op de Zuidelijke Berg zwerft een tijger," begon hij, "en op de Noordelijke Berg een hert. Je moet de tijger doden en zijn vlees nuttigen om daardoor meer kracht te krijgen. Maak van de tijgerstaart een boog en van één van zijn pezen een boogpees. Gebruik een hoorn van het hert als pijl. Schiet daarmee naar de maan tot zij begint te draaien en te draaien." Nadat hij dit gezegd had, verdween de man weer in de rots die zich met een krakend geluid sloot. Ya La ging naar huis en vertelde zijn vrouw wat hem overkomen was.

"Jij bent toch een ervaren boogschutter," meende zij, "waarom dan een andere boog gebruiken?" Ya La antwoordde haar: "Het is nu wel bewezen dat mijn pijlen niets tegen de maan kunnen uitrichten, maar ook zullen zij weinig effect hebben op de dikke huiden van de tijger van de Zuidelijke Berg en het hert van de Noordelijke Berg. De enige manier zal zijn om ze in een net te verstrikken. Ik vraag me wel af waar ik een net zal kunnen vinden dat groot en sterk genoeg is om ze te kunnen vangen."

Ni Ngau dacht een ogenblik na en zei toen: "Laten wij mijn haar gebruiken om er een net van te maken." Zij weefden dertig dagen lang tot zij een groot en stevig net hadden met sluiting en al. Toen trokken zij naar de Zuiderberg en stelden het net op voor de kuil van de tijger. Zij hoefden niet lang te wachten of het dier zat in het net verstrikt en brulde van woede. Zij doodden de tijger en sleepten hem naar hun huis. Daarna gingen zij naar de Noorderberg en vingen en doodden het hert op dezelfde manier.

Ya La nuttigde het vlees van de tijger en voelde hoe zijn kracht groeide. Hij maakte een boog en een boospees van de staart en de pezen van de tijger en een pijl van de hoorn van het hert. Daarmee gewapend, beklom hij de hoge rots, spande zijn machtige boog en richtte de hoornen pijl naar het midden van de maan. Deze keer trof hij zijn doel. Met een donderend geluid schoten er vurige vonken van het maanoppervlak, dat werden sterren. De magische pijl keerde weer naar hem terug en hij schoot hem telkens opnieuw af, tot de maan hoe langer hoe sneller begon te draaien. De onregelmatige hoeken van de maan werden tot gruis geschoten en steeds meer sterren verschenen aan het firmament. De maan was nu rond geworden, maar nog steeds verschroeiden haar giftige stralen de gewassen, en nog steeds werden de mensen gekweld door een ondragelijke hitte. Mistroostig klom Ya La naar beneden en begaf zich naar huis.

Hoe de maan en de sterren ontstondenHij zag dat zijn vrouw bezig was een brokaten kleed te weven. Er was een huis op afgebeeld, omgeven door een groene weide waarop witte schapen graasden en konijnen ronddartelden. Vóór het huis stond een grote kaneelboom en daaronder had Ni Ngau zichzelf afgebeeld. Zij wilde juist haar echtgenoot in het beeld weven, toen zij hem hoorde zeggen: "De maan is wel getroffen, maar zend nog steeds zijn hete stralen uit. Konden wij het oppervlak maar met iets bedekken!" - "Neem dit brokaten kleed," zei zij, "bevestig het aan de punt van een pijl en schiet het naar de maan." Ya La volgde de raad van zijn vrouw op en zag dat het kleed de oppervlakte van de maan geheel bedekte. Daardoor kreeg zij een bleke glans en was de hitte meteen verdwenen. Toen de mensen beneden het zagen, lachten zij vrolijk en begonnen te dansen en te zingen.

De boogschutter keek met stomme verbazing naar de nieuwe maan en zag hoe de schapen en konijnen begonnen te bewegen. Ook Ni Ngau keek verwonderd naar het maanlandschap, terwijl zij voor haar deur stond. Plotseling voelde zij hoe zij begon te zweven en steeds dichter bij de maan kwam. Toen versmolt zij samen met haar beeld.

Ya La zag haar onder de kaneelboom zitten en hij riep zo hard hij kon: "Ni Ngau! Waarom heb je mij ook niet in het kleed geweven?" Zijn vrouw maakte haar haar los en maakte er één lange vlecht van. Toen de maan onderging, en dicht bij de aarde was, liet zij haar vlecht naar beneden hangen en, handig als een aap, klom Ya La hier langs naar boven. Daar zit het echtpaar nog steeds onder de kaneelboom, en wie goed kijkt, kan ook de schaapjes en konijnen zien rondhuppelen.
Tssss een modje dat geen TT's kan lezen! :T ;)
pi_183385231
quote:
2s.gif Op maandag 26 november 2018 17:03 schreef ToT het volgende:

[..]

Tssss een modje dat geen TT's kan lezen! :T ;)
Ja, Chinees mag eigenlijk niet he... vond een legende over de maan wel passend :D
  Kunstzinnigste/artistiekste user 2022 maandag 26 november 2018 @ 18:39:21 #24
74056 crew  ToT
pi_183385699
quote:
0s.gif Op maandag 26 november 2018 18:19 schreef Charlotte3 het volgende:

[..]

Ja, Chinees mag eigenlijk niet he... vond een legende over de maan wel passend :D
Met legendes over de maan moet ik altijd denken aan een voorbeeldje van de Aboriginals die ik vaak gebruik om uit te leggen dat de Bijbel en veel religieuze geschriften gebaseerd zijn op volksverhaaltjes om dingen uit te leggen die ze niet begrijpen.

In het kort komt het er op neer dat de maan en de haas ruzie met elkaar hadden. De maan gooide een speer naar de haas die hem vol op de lip raakte en de haas nam wraak door het gezicht van de maan helemaal open te krabben.
Daarom hebben sindsdien hazen een gespleten lip en de maan zo'n ruw oppervlak. :T
pi_183416290
quote:
2s.gif Op maandag 26 november 2018 18:39 schreef ToT het volgende:

[..]

Met legendes over de maan moet ik altijd denken aan een voorbeeldje van de Aboriginals die ik vaak gebruik om uit te leggen dat de Bijbel en veel religieuze geschriften gebaseerd zijn op volksverhaaltjes om dingen uit te leggen die ze niet begrijpen.

In het kort komt het er op neer dat de maan en de haas ruzie met elkaar hadden. De maan gooide een speer naar de haas die hem vol op de lip raakte en de haas nam wraak door het gezicht van de maan helemaal open te krabben.
Daarom hebben sindsdien hazen een gespleten lip en de maan zo'n ruw oppervlak. :T
_O-
pi_183419471
De legende van Zwarte Kaat en de Hellendse bende....

(ben zelf geboren en getogen in Bladel, dus opgegroeid met deze legende)

400 jaar geleden, op Driekoningenavond 1596, zaten in een klein armoedig huisje Bruno, een grote sterke kerel met vuurrood haar en zijn vrouw Zwarte Kaat, een vrouw met lang zwart haar, dunne lippen en een grote haviksneus. Ze waren leiders van een roversbende die de Brabantse Kempen vaak onveilig maakte. Hun roversnest werd Hellenend genoemd.

Opeens werd er op de deur geklopt. Drie lange en drie korte tikken, dat betekende goed volk. Daar stapte een ander bendelid genaamd Terus binnen. Hij ging bij het haardvuur zitten en vertelde dat op de Hoeve Ten Vorsel een baby geboren was. De heer Ten Vorsel had al zijn knechten eropuit gestuurd om het blijde nieuws te gaan vertellen, dus de hoeve was nu zo goed als onbeschermd. Dit was het moment om de Hoeve te overvallen.

De hoeve lag ten zuiden van Bladel midden in de bossen. Hier woonden Dirk ten Vorsel, zijn vrouw Elizabeth en hun zevenjarig zoontje Floris. De Hoeve was nu in diepe rust en zo goed als verlaten.
Bruno trommelde nog 2 leden van de bende op. Het waren de één meter hoge dwergen Quintje de Bult en Bortje met de scheve nek. Ze maakten hun gezichten zwart met een verbrande kurk en gingen op pad. Zwarte Kaat wilde het kind meenemen want ze dacht dat een kind geboren in de Driekoningennacht een wonderkind zou zijn. Dat moest wel geluk brengen. De andere bendeleden wilden geld en sieraden.

Ze stormden de Hoeve binnen en gristen van alles mee. Toen Dirk zijn gezin wilde beschermen kreeg hij een slag met de beruchte knuppel van Bruno en Elizabeth moest tot haar ontsteltenis aanzien dat haar pasgeboren baby uit de wieg werd gehaald en meegenomen. De bende vluchtte in de richting van Postel.

Zwarte Kaat hield het kind stevig tegen zich aan. Ze gingen op weg naar de Abdij van Postel want als dit kind zijn geheimzinnige krachten wilde behouden, dan moest het snel gedoopt worden.
Na veel gebonk deed Pater Bernardus open. Deze werd gedwongen het kind te dopen. Het jongetje kreeg de naam Thomas. Het viel de pater op dat het kindje een gouden medaillon droeg en hij vroeg de helft van het medaillon als aandenken. Bruno, die allang blij was dat de pater had meegewerkt, brak zonder pardon het medaillon doormidden en gaf de helft aan de pater.

Intussen waren de knechten van Ten Vorsel een zoekactie begonnen maar moesten moedeloos terugkeren, want ze hadden geen spoor van de bende gevonden. Dirk had door de slag met de knuppel een flinke hoofdwond opgelopen en veel bloed verloren. Vastgebonden hadden zijn vrouw Elizabeth en Floris moeten toezien hoe de bende Dirk voor dood hadden achtergelaten. Floris zat zo vol haat dat hij zich plechtig had voorgenomen dit alles op een goede dag te wreken.

De pater kreeg al gauw daarna door welk kind hij had gedoopt, maar kon dit niet meer terugdraaien. De bende viel na de overval uit elkaar. Quintje en Botje gingen met hun deel van de buit feestvieren in Antwerpen. Bruno, Kaat en Terus trokken al plunderend naar Duitsland waar ze ook berucht werden.

In de jaren na de overval bleef het ongeluk de familie Ten Vorsel achtervolgen: een felle brand legde een groot deel van de stallen in as, de oogst mislukte jaren achterelkaar en de Hoeve verarmde. Floris ging op zijn 18e varen op zee om zo aan de kost te komen. Zijn ouders gingen in een klein arbeidershuisje wonen omdat ze de Hoeve niet meer konden onderhouden.

Thomas groeide voorspoedig op en na een aantal jaren keerde de bende terug naar Bladel. Ze wilden Dirk ten Vorsel uit de weg ruimen. Ze dachten dat hij de slag op zijn kop niet overleefd had, maar dat was wel het geval. Kaat bedacht een duivels plan; ze ging namelijk rondbazuinen dat Dirk zijn vrouw mishandelde en opsloot (zijn zoon Floris zou hij het huis uitgejaagd hebben). Ze eiste een straf: hij moest “in de ploeg”.
Uiteindelijk gingen de dorpelingen hierop in en Dirk ten Vorsel werd in de ploeg gezet. Hij trok hem voort door zweepsagen en stokslagen gedwongen. Na een tijdje zakte hij in elkaar van vermoeidheid. Kaat sprong op hem toe en speelde overtuigend een gemeen spel. Ze riep dat de dorpelingen Dirk vermoord hadden. Het volk vluchtte in paniek. Niemand zag dat Kaat en haar bende achterbleven om Dirk te doden. Bruno gaf hem een genadeslag met zijn knuppel en Terus stootte zijn mes in de borst van de arme Dirk.

Thomas had zich de hele avond een beetje verdekt opgesteld en alles gezien!
Hij wist waar Bruno en z’n maatjes toe in staat waren, maar hij had het nog nooit van zo dichtbij meegemaakt. Hij ging naar het lijk toe, pakte het mes en staarde peinzend voor zich uit. Hij voelde zich verdrietig en verraden.
Zo werd hij door de veldwachter en zijn helpers gevonden en natuurlijk voor de dader aangezien. Hij werd opgesloten in de kerker onder het raadhuis.

In Hellenend hoorde Kaat wat er gebeurd was met Thomas. Ze wilde hem bevrijden, want anders zou hij de bende natuurlijk verraden!. Zo gezegd, zo gedaan; Thomas werd bevrijd maar wilde niets meer met Kaat en haar trawanten te maken hebben. Kaat besloot uit angst hem te vermoorden. Hij werd door Terus in de borst geschoten en viel neer, de bende vluchtte.
Na een uur kwam Thomas bij en strompelde naar de kerk. Daar werd hij hevig bloedend gevonden. Hij werd geopereerd en verzorgd en knapte gelukkig weer wat op. Om verder te herstellen werd hij naar de Abdij van Postel gebracht…

Intussen waren de 2 dwergen teruggekeerd naar Hellenend. Terus had een duivels plan voor een laatste grote slag. Ze zouden de Abdij overvallen!
Het was traditie dat de paters van Postel twee keer per jaar 2 volle karren proviand aan de armen gaven. Kaat en Bruno wilden deze karren onderscheppen en leegroven. De karren zouden dan leeg in het dorp aankomen en de bevolking zou woedend naar de Abdij trekken. Van de verwarring die dan zou ontstaan zou de bende dan gebruikmaken om de Abdij binnen te gaan. Bruno wist in een van de torenkamers nog een kist met geld te staan.

Alles leek volgens plan te gaan, alleen had een eenzame ruiter de overval gezien en deze was snel naar de Abdij gereden om de paters te waarschuwen. Hij bleek nog tien helpers te hebben. Deze reden met hem mee nadat ze in het dorp hadden vernomen dat het volk (opgehitst door Kaat en haar maatjes) op weg ging naar Postel.
De vreemdeling werd argwanend ontvangen in de Abdij, maar al gauw bleek dat deze groep mannen het beste met de paters voorhad.
De vreemdeling stelde zich voor: Floris Ten Vorsel.
De abt, Vader Colebrant, was verbaasd. Floris was toch immers op zee? En Thomas schrok bij het horen van die naam.
Floris vertelde dat hij ontslag had genomen en was teruggekeerd naar de Kempen. Onderweg was hij Quintje en Bortje, de twee dwergen, tegengekomen en had ze direct herkend. Hij bleef ze volgen om later eventueel wraak te kunnen nemen!

Iedereen was nog maar net van z’n verbazing bekomen of ze hoorden de menigte joelende mensen aankomen. De poort werd afgesloten, maar toch slaagden ze erin binnen te dringen. Een hevige strijd ontstond en de bende klom naar de torenkamer terwijl het volk op de binnenplaats vocht. In de torenkamer was het stikdonker, maar toen de vijf bendeleden binnenkwamen staken de tien helpers van Floris tien toortsen aan. De bende schrok en er ontstond een wild gevecht. Floris werd door Terus in de schouder gestoken en viel. Toen Terus weer wilde toesteken ging de deur open en kwam Thomas binnen. Kaat krijste het uit van verbijstering. Thomas tilde Floris op en ging naar beneden, legde hem over zijn paard en vluchtte.
De bende vocht en raakte zo gewond dat ze niet meer konden vluchten, behalve Zwarte Kaat.

De volgende ochtend kwam een inmiddels gewaarschuwd garnizoen soldaten naar de Abdij. Ze arresteerden de vier bendeleden en de abt begon de leeggeplunderde Abdij weer op orde te brengen.
Bruno, Terus, Quintje en Bortje werden voor al hun misdaden ter dood veroordeeld en de volgende ochtend opgehangen. Van Zwarte Kaat was op dat moment geen spoor te bekennen. Op Hellenend was zij in ieder geval niet!

Thomas had Floris naar de Hoeve Ten Vorsel gebracht waar zijn wonden konden genezen. Elizabeth was dolblij haar zoon Floris weer terug te hebben en was Thomas erg dankbaar. Hij mocht op de Hoeve blijven zo lang hij maar wilden. Van het geld dat Floris op zee verdiend had werd de grote Hoeve weer opgeknapt.
Thomas leerde op de Hoeve van pater Bernardus (die hem vroeger gedoopt had) lezen en schrijven. Hij zag dat de pater met een medaillon zat te spelen en kreeg het verhaal van de beruchte Driekoningennacht te horen.
Hij griezelde van overvallen omdat zijn “ouders” Kaat en Bruno ook overvallers waren en hij schaamde zich voor hen. Hij had nog nooit iemand verteld dat zij zijn ouders waren. Thomas was bang dat als hij dat deed hij dan niet meer op de Hoeve zou ogen blijven.
Op een dag liepen Thomas, pater Bernardus, Floris en Elizabeth door de prachtig opgeknapte tuin. Op een grasveld gingen ze uitgebreid picknicken. Toen Thomas daar zat werd het hem allemaal teveel. Hij barstte in snikken uit en vertelde alles; hij verdiende het niet om daar te zijn! Hierna bleef het even doodstil, iedereen was geschokt.
Plotseling klonk er luid gekrijs en sprong er een oud, vies en lelijk wijf in een zwarte mantel uit de bosjes: Zwarte Kaat! Ze schreeuwde dat Thomas helemaal niet haar zoon was en dat ze hem als baby ontvoerd had uit de Hoeve. Ze gooide de andere helft van het medaillon tussen het groepje als bewijs dat ze niet loog! Ze gilde dat Thomas de bende geluk had moeten brengen, maar in plaats daarvan was er alleen maar kommer en kwel geweest. Ze sprong naar voren en trok een mes om Thomas aan te vallen. Floris greep in en dook op Kaat af zodat het mes viel en Kaat in de greppel belandde. Ze krabbelde overeind en vluchtte de bossen in.

Op de Hoeve was het die avond groot feest omdat de doodgewaande Thomas terug was. Hij zou voortaan Dirk heten, naar zijn vader genoemd.
Kaat werd de volgende dag na een lange zoektocht gevonden en gevangengenomen. Voor alles wat ze de mensen had aangedaan werd ze ter dood veroordeeld en de volgende ochtend al werd ze op het schavot krijsend onthoofd. Omdat haar lichaam niet in gewijde grond, in het dorp, begraven mocht worden, werd ze een eind de hei opgesleept en daar begraven. Omdat er op haar graf ook geen kruis mocht komen is er ter herkenning een heester op geplant. Omdat deze heester nooit normaal heeft kunnen groeien is deze nu uitgegroeid tot een boom die iedereen op Ten Vorsel en in de wijde omgeving nog steeds kent als de Heksenboom.

En de betreffende boom:



Landgoed en Hoeve Ten Vorsel bestaan nog steeds en doen al jaren dienst als groepsaccomodatie.
pi_183454540
quote:
0s.gif Op woensdag 28 november 2018 14:32 schreef Yngwie het volgende:
De legende van Zwarte Kaat en de Hellendse bende....

(ben zelf geboren en getogen in Bladel, dus opgegroeid met deze legende)

400 jaar geleden, op Driekoningenavond 1596, zaten in een klein armoedig huisje Bruno, een grote sterke kerel met vuurrood haar en zijn vrouw Zwarte Kaat, een vrouw met lang zwart haar, dunne lippen en een grote haviksneus. Ze waren leiders van een roversbende die de Brabantse Kempen vaak onveilig maakte. Hun roversnest werd Hellenend genoemd.

Opeens werd er op de deur geklopt. Drie lange en drie korte tikken, dat betekende goed volk. Daar stapte een ander bendelid genaamd Terus binnen. Hij ging bij het haardvuur zitten en vertelde dat op de Hoeve Ten Vorsel een baby geboren was. De heer Ten Vorsel had al zijn knechten eropuit gestuurd om het blijde nieuws te gaan vertellen, dus de hoeve was nu zo goed als onbeschermd. Dit was het moment om de Hoeve te overvallen.

De hoeve lag ten zuiden van Bladel midden in de bossen. Hier woonden Dirk ten Vorsel, zijn vrouw Elizabeth en hun zevenjarig zoontje Floris. De Hoeve was nu in diepe rust en zo goed als verlaten.
Bruno trommelde nog 2 leden van de bende op. Het waren de één meter hoge dwergen Quintje de Bult en Bortje met de scheve nek. Ze maakten hun gezichten zwart met een verbrande kurk en gingen op pad. Zwarte Kaat wilde het kind meenemen want ze dacht dat een kind geboren in de Driekoningennacht een wonderkind zou zijn. Dat moest wel geluk brengen. De andere bendeleden wilden geld en sieraden.

Ze stormden de Hoeve binnen en gristen van alles mee. Toen Dirk zijn gezin wilde beschermen kreeg hij een slag met de beruchte knuppel van Bruno en Elizabeth moest tot haar ontsteltenis aanzien dat haar pasgeboren baby uit de wieg werd gehaald en meegenomen. De bende vluchtte in de richting van Postel.

Zwarte Kaat hield het kind stevig tegen zich aan. Ze gingen op weg naar de Abdij van Postel want als dit kind zijn geheimzinnige krachten wilde behouden, dan moest het snel gedoopt worden.
Na veel gebonk deed Pater Bernardus open. Deze werd gedwongen het kind te dopen. Het jongetje kreeg de naam Thomas. Het viel de pater op dat het kindje een gouden medaillon droeg en hij vroeg de helft van het medaillon als aandenken. Bruno, die allang blij was dat de pater had meegewerkt, brak zonder pardon het medaillon doormidden en gaf de helft aan de pater.

Intussen waren de knechten van Ten Vorsel een zoekactie begonnen maar moesten moedeloos terugkeren, want ze hadden geen spoor van de bende gevonden. Dirk had door de slag met de knuppel een flinke hoofdwond opgelopen en veel bloed verloren. Vastgebonden hadden zijn vrouw Elizabeth en Floris moeten toezien hoe de bende Dirk voor dood hadden achtergelaten. Floris zat zo vol haat dat hij zich plechtig had voorgenomen dit alles op een goede dag te wreken.

De pater kreeg al gauw daarna door welk kind hij had gedoopt, maar kon dit niet meer terugdraaien. De bende viel na de overval uit elkaar. Quintje en Botje gingen met hun deel van de buit feestvieren in Antwerpen. Bruno, Kaat en Terus trokken al plunderend naar Duitsland waar ze ook berucht werden.

In de jaren na de overval bleef het ongeluk de familie Ten Vorsel achtervolgen: een felle brand legde een groot deel van de stallen in as, de oogst mislukte jaren achterelkaar en de Hoeve verarmde. Floris ging op zijn 18e varen op zee om zo aan de kost te komen. Zijn ouders gingen in een klein arbeidershuisje wonen omdat ze de Hoeve niet meer konden onderhouden.

Thomas groeide voorspoedig op en na een aantal jaren keerde de bende terug naar Bladel. Ze wilden Dirk ten Vorsel uit de weg ruimen. Ze dachten dat hij de slag op zijn kop niet overleefd had, maar dat was wel het geval. Kaat bedacht een duivels plan; ze ging namelijk rondbazuinen dat Dirk zijn vrouw mishandelde en opsloot (zijn zoon Floris zou hij het huis uitgejaagd hebben). Ze eiste een straf: hij moest “in de ploeg”.
Uiteindelijk gingen de dorpelingen hierop in en Dirk ten Vorsel werd in de ploeg gezet. Hij trok hem voort door zweepsagen en stokslagen gedwongen. Na een tijdje zakte hij in elkaar van vermoeidheid. Kaat sprong op hem toe en speelde overtuigend een gemeen spel. Ze riep dat de dorpelingen Dirk vermoord hadden. Het volk vluchtte in paniek. Niemand zag dat Kaat en haar bende achterbleven om Dirk te doden. Bruno gaf hem een genadeslag met zijn knuppel en Terus stootte zijn mes in de borst van de arme Dirk.

Thomas had zich de hele avond een beetje verdekt opgesteld en alles gezien!
Hij wist waar Bruno en z’n maatjes toe in staat waren, maar hij had het nog nooit van zo dichtbij meegemaakt. Hij ging naar het lijk toe, pakte het mes en staarde peinzend voor zich uit. Hij voelde zich verdrietig en verraden.
Zo werd hij door de veldwachter en zijn helpers gevonden en natuurlijk voor de dader aangezien. Hij werd opgesloten in de kerker onder het raadhuis.

In Hellenend hoorde Kaat wat er gebeurd was met Thomas. Ze wilde hem bevrijden, want anders zou hij de bende natuurlijk verraden!. Zo gezegd, zo gedaan; Thomas werd bevrijd maar wilde niets meer met Kaat en haar trawanten te maken hebben. Kaat besloot uit angst hem te vermoorden. Hij werd door Terus in de borst geschoten en viel neer, de bende vluchtte.
Na een uur kwam Thomas bij en strompelde naar de kerk. Daar werd hij hevig bloedend gevonden. Hij werd geopereerd en verzorgd en knapte gelukkig weer wat op. Om verder te herstellen werd hij naar de Abdij van Postel gebracht…

Intussen waren de 2 dwergen teruggekeerd naar Hellenend. Terus had een duivels plan voor een laatste grote slag. Ze zouden de Abdij overvallen!
Het was traditie dat de paters van Postel twee keer per jaar 2 volle karren proviand aan de armen gaven. Kaat en Bruno wilden deze karren onderscheppen en leegroven. De karren zouden dan leeg in het dorp aankomen en de bevolking zou woedend naar de Abdij trekken. Van de verwarring die dan zou ontstaan zou de bende dan gebruikmaken om de Abdij binnen te gaan. Bruno wist in een van de torenkamers nog een kist met geld te staan.

Alles leek volgens plan te gaan, alleen had een eenzame ruiter de overval gezien en deze was snel naar de Abdij gereden om de paters te waarschuwen. Hij bleek nog tien helpers te hebben. Deze reden met hem mee nadat ze in het dorp hadden vernomen dat het volk (opgehitst door Kaat en haar maatjes) op weg ging naar Postel.
De vreemdeling werd argwanend ontvangen in de Abdij, maar al gauw bleek dat deze groep mannen het beste met de paters voorhad.
De vreemdeling stelde zich voor: Floris Ten Vorsel.
De abt, Vader Colebrant, was verbaasd. Floris was toch immers op zee? En Thomas schrok bij het horen van die naam.
Floris vertelde dat hij ontslag had genomen en was teruggekeerd naar de Kempen. Onderweg was hij Quintje en Bortje, de twee dwergen, tegengekomen en had ze direct herkend. Hij bleef ze volgen om later eventueel wraak te kunnen nemen!

Iedereen was nog maar net van z’n verbazing bekomen of ze hoorden de menigte joelende mensen aankomen. De poort werd afgesloten, maar toch slaagden ze erin binnen te dringen. Een hevige strijd ontstond en de bende klom naar de torenkamer terwijl het volk op de binnenplaats vocht. In de torenkamer was het stikdonker, maar toen de vijf bendeleden binnenkwamen staken de tien helpers van Floris tien toortsen aan. De bende schrok en er ontstond een wild gevecht. Floris werd door Terus in de schouder gestoken en viel. Toen Terus weer wilde toesteken ging de deur open en kwam Thomas binnen. Kaat krijste het uit van verbijstering. Thomas tilde Floris op en ging naar beneden, legde hem over zijn paard en vluchtte.
De bende vocht en raakte zo gewond dat ze niet meer konden vluchten, behalve Zwarte Kaat.

De volgende ochtend kwam een inmiddels gewaarschuwd garnizoen soldaten naar de Abdij. Ze arresteerden de vier bendeleden en de abt begon de leeggeplunderde Abdij weer op orde te brengen.
Bruno, Terus, Quintje en Bortje werden voor al hun misdaden ter dood veroordeeld en de volgende ochtend opgehangen. Van Zwarte Kaat was op dat moment geen spoor te bekennen. Op Hellenend was zij in ieder geval niet!

Thomas had Floris naar de Hoeve Ten Vorsel gebracht waar zijn wonden konden genezen. Elizabeth was dolblij haar zoon Floris weer terug te hebben en was Thomas erg dankbaar. Hij mocht op de Hoeve blijven zo lang hij maar wilden. Van het geld dat Floris op zee verdiend had werd de grote Hoeve weer opgeknapt.
Thomas leerde op de Hoeve van pater Bernardus (die hem vroeger gedoopt had) lezen en schrijven. Hij zag dat de pater met een medaillon zat te spelen en kreeg het verhaal van de beruchte Driekoningennacht te horen.
Hij griezelde van overvallen omdat zijn “ouders” Kaat en Bruno ook overvallers waren en hij schaamde zich voor hen. Hij had nog nooit iemand verteld dat zij zijn ouders waren. Thomas was bang dat als hij dat deed hij dan niet meer op de Hoeve zou ogen blijven.
Op een dag liepen Thomas, pater Bernardus, Floris en Elizabeth door de prachtig opgeknapte tuin. Op een grasveld gingen ze uitgebreid picknicken. Toen Thomas daar zat werd het hem allemaal teveel. Hij barstte in snikken uit en vertelde alles; hij verdiende het niet om daar te zijn! Hierna bleef het even doodstil, iedereen was geschokt.
Plotseling klonk er luid gekrijs en sprong er een oud, vies en lelijk wijf in een zwarte mantel uit de bosjes: Zwarte Kaat! Ze schreeuwde dat Thomas helemaal niet haar zoon was en dat ze hem als baby ontvoerd had uit de Hoeve. Ze gooide de andere helft van het medaillon tussen het groepje als bewijs dat ze niet loog! Ze gilde dat Thomas de bende geluk had moeten brengen, maar in plaats daarvan was er alleen maar kommer en kwel geweest. Ze sprong naar voren en trok een mes om Thomas aan te vallen. Floris greep in en dook op Kaat af zodat het mes viel en Kaat in de greppel belandde. Ze krabbelde overeind en vluchtte de bossen in.

Op de Hoeve was het die avond groot feest omdat de doodgewaande Thomas terug was. Hij zou voortaan Dirk heten, naar zijn vader genoemd.
Kaat werd de volgende dag na een lange zoektocht gevonden en gevangengenomen. Voor alles wat ze de mensen had aangedaan werd ze ter dood veroordeeld en de volgende ochtend al werd ze op het schavot krijsend onthoofd. Omdat haar lichaam niet in gewijde grond, in het dorp, begraven mocht worden, werd ze een eind de hei opgesleept en daar begraven. Omdat er op haar graf ook geen kruis mocht komen is er ter herkenning een heester op geplant. Omdat deze heester nooit normaal heeft kunnen groeien is deze nu uitgegroeid tot een boom die iedereen op Ten Vorsel en in de wijde omgeving nog steeds kent als de Heksenboom.

En de betreffende boom:

[ afbeelding ]

Landgoed en Hoeve Ten Vorsel bestaan nog steeds en doen al jaren dienst als groepsaccomodatie.
haha lache, ik ben hier ooit in groep 8 op kamp geweest. Ook in die accomodatie geslapen en uiteraard bij de boom geweest waar ''zwarte kaat'' achter verschuilde :''D
abonnement Unibet Coolblue
Forum Opties
Forumhop:
Hop naar:
(afkorting, bv 'KLB')