quote:
David Van der Poel, de grote broer van de man die in alles beter is
Terwijl zijn jongere broer van zege naar zege rijdt, moet David van der Poel zich vaak tevredenstellen met een ereplaats. Terwijl Mathieu van der Poel van persconferentie naar persconferentie holt, kijkt David op de achtergrond minzaam toe. Een leven in de schaduw van. “Alles wat Mathieu doet, kan hij heel goed. Laat hem blind vogelpik spelen tegen vijf anderen en hij wint.”
We hebben het geprobeerd. Een interview met David van der Poel zonder het thema Mathieu aan te snijden. Vier vragen ging het prima, tot hij zelf over zijn jongere broer begon. De oudste zoon van Adrie verdient nochtans ook de aandacht. Net als – daar zijn we weer – Mathieu is hij bezig aan zijn beste seizoen tot nu toe. Vier zeges in Kolin, Mol, Lutterbach en Illnau en knappe ereplaatsen in de topcrossen van Zonhoven (4de), Koksijde (5de) en het EK (5de).
“Het gaat prima. Al moet ik nog proberen meer constante in mijn prestaties te leggen. Ik wil graag een vaste waarde worden voor de top vijf, maar heb meer tijd nodig. Ik ben een trage groeier. Als junior won ik vijftien crossen per seizoen, en dat was ook tegen Sweeck en Aerts. Maar zoals Mathieu jaarlijks twintig profcrossen winnen, dat zal mij nooit lukken. Hij is een fenomeen. Zo iemand wordt maar om de twintig jaar geboren en ik heb het geluk dat hij mijn broer is.”
Heb jij geen moeite met die rol in de schaduw?
“Nooit gehad. Voor mij is dat de evidentie zelve. Maar ik merk ook wel dat, wanneer mijn prestaties goed zijn, die de nodige aandacht krijgen.”
Maar als hij dan door ziekte afwezig is in Sint-Niklaas, stellen de journalisten jou vóór de cross alleen maar vragen over hém.
“Dat begrijp ik. Wel vind ik het vervelend dat de toeschouwers dan tijdens die cross voortdurend Allez Mathieu! roepen naar mij. Komaan. Dat verschil zie je toch duidelijk?”
Droom jij niet eens van een rol in de schijnwerpers?
“Ik krijg ook wel vragen voor handtekeningen en selfies. Alleen zijn dat er bij mij een tiental per cross en bij Mathieu wel honderd. Ik benijd hem niet. Vijf minuten na de cross kan ik al douchen. Hij moet eerst naar de persconferentie, de dopingcontrole en wanneer hij na een uur aankomt bij de camper en wil douchen, staan er nog honderd mensen te wachten op een handtekening.”
Wanneer besefte je dat hij buiten categorie was?
“Meteen toen we begonnen te fietsen. Toen hij nieuweling was en ik junior kon hij mij op training al losrijden. Toen hij dan junior werd, reed hij al dezelfde rondetijden als de profs. Het is niet dat ik en die andere crossers sukkelaars zijn. Wij zijn goed, maar hij en Wout zijn twee fenomenen. Natuurlijk droom ook ik ervan zelf ooit eens wereldkampioen te worden. Maar zolang die twee nog crossen, zit dat er voor geen enkele andere crosser in.”
Wat is het verschil tussen de atleet David van der Poel en de atleet Mathieu van der Poel?
“Hij is in alles beter. Zijn herstelvermogen is superieur, zijn motor is gigantisch, een ultrahoge VO2 max. Toen hij na zijn ziekte een eerste keer ging trainen, kwam hij na vier uur thuis met een gemiddeld vermogen dat ik amper haal in mijn beste vorm. Hij was nog herstellend van zijn ziekte. Tja, ga er maar aan staan. In principe sprint ik wel sneller dan hij. Mochten we na een korte en rustige training wat sprintjes trekken, dan zal ik hem negen van de tien keer verslaan. Maar niet na een lastige wedstrijd. Mochten we in de cross met twee voorop zijn in de laatste ronde, dan begin ik piepedood aan de sprint omdat hij de rest van de ronde zo hard tekeergaat. In de Ronde van België klopt hij Gilbert in de sprint omdat hij zoveel overschot heeft.”
Ben jij technisch even begenadigd als hij?
“Ik ben technisch in orde, alleen ben ik niet zo roekeloos als Mathieu. Over balkjes springen, een gevaarlijke afdaling naar beneden rijden… hij doet alles zonder na te denken. Ik heb het moeilijker om die veiligheidsknop uit te zetten. Vlak voor zo’n afdaling zit ik al na te denken over wat er allemaal kan mislopen. Ik denk veel na. Ik ben de denker, hij is de doener. Ik ben rustiger van aard, hij is energieker. Qua karakter lijk ik op onze vader, hij op moeder. Ik kan op een rustdag probleemloos een hele dag in de zetel liggen en niets doen. Hij wordt dan tegen de middag al gek. Eigenlijk is hij een beetje een hyperkineet.”
Train jij jezelf kapot als je met hem gaat trainen?
“Mocht ik tijdens een intensieve training van vier uur voortdurend naast hem rijden, ik zou na twee uur helemaal over de rooie langs de kant van de weg staan. Bij klimtrainingen laat ik hem sowieso zijn eigen ding doen. Anders zou ik mezelf kapot trainen. Mathieu kan zich op training ook echt volledig dood rijden. Ik kan dat enkel in wedstrijden.”
Zijn er dingen buiten de koers waarin je beter bent?
“Als we tegen elkaar FIFA spelen op de PlayStation wint hij zeven op de tien keer. Dat is al uitzonderlijk, want het is eigen aan Mathieu dat, als je hem iets in zijn handen geeft, hij dat heel goed kan. Geef hem een biljartkeu in zijn handen en hij zal winnen. Al denk ik wel dat ik in het tennis beter ben dan hij. Maar zeg dat niet te luid of hij zal erop trainen.”
Jij hebt ook een lief, hij niet.
“Relationeel heb ik inderdaad meer ervaring. Hij heeft nog nooit een vriendin gehad, maar tot nu toe mist hij dat nog niet. Hij is nog alles aan het ontdekken. Nog maar een jongetje van 22, hé.” (lacht)
Jij bent zijn grote broer. Kijkt hij op naar jou?
“Ik denk niet dat Mathieu naar iemand opkijkt.”
Moet je hem soms beschermen tegen zichzelf?
“Ik probeer dat af en toe. Maar hij luistert toch niet en doet gewoon zijn ding.”
Hij heeft dus ook niet naar jou geluisterd toen hij onlangs zijn haar verfde?
“Haha. Inderdaad. Achteraf heb ik hem ook gezegd dat het er niet uitziet. Maar ja, hij luistert niet, hé.”
Toch zijn jullie onafscheidelijk. Gaan jullie ook samen op vakantie?
“Meestal wel. Wij doen bijna alles samen en hebben ook dezelfde vriendenkring. Als hij straks naar Zuid-Afrika gaat om te mountainbiken, denk ik dat ik meega als toerist. En als we dan eens niet bij elkaar zijn, houden we veel contact. Toen hij vorig jaar aan het mountainbiken was en ik de Ronde van België aan het rijden was, werd ik via de oortjes op de hoogte gehouden van zijn race.”
Toen hij vorig jaar zwaar viel in Loenhout, staakte jij ook je wedstrijd.
“Ik reed toen toch al in een verloren positie. Toen hij in Tabor wereldkampioen werd, had ik last van griep. Het liep langs geen kanten. Ik ben meer bezig geweest met het kijken naar de grote schermen of het luisteren naar de speaker om te weten wat Mathieu ervan bakte dan met mijn eigen race.”
Denk jij niet te weinig aan jezelf?
“Ik ben te braaf. Onze pa zegt ook vaak dat ik in de cross meer een klootzakje moet spelen. Ik zal altijd meer inzitten met een ander dan met mezelf.”
Is Mathieu ook een altruïst?
“Als hij niet kan winnen, zal hij proberen om die ereplaats aan een ploegmaat te schenken. Voor hem telt enkel de eerste plaats. Ook in wegkoersen rijdt hij vaak niet om te winnen. Het liefst zou hij op de weg gewoon vier uur keihard op kop van het peloton rijden voor een ploegmaat. Maar omdat hij de beste is, moeten wij hem dan intomen en zeggen dat hij zijn krachten moet sparen voor de finale.”
Zou hij jou een zege cadeau doen?
“Hij zou dat wel willen, maar ik niet. Ik zou mij er niet goed bij voelen. Vorig jaar zei hij in Oostmalle dat hij voor mij de sprint zou aantrekken, zodat ik tweede kon worden na Van Aert. Hij deed dat, maar begon er wel al mee op vierhonderd meter van de meet. Vierhonderd meter sprinten, ik kan dat niet. Dus hij pakte al snel een paar meter en de vogel was gaan vliegen. Hij werd tweede, ik vierde. Het was de eerste keer dat hij iets voor mij zou doen in de cross. Nog eens bedankt hé, Mathieu.”
Heeft hij jou voor bepaalde zaken nodig?
“We trainen bijna elke dag samen, dat dus. En voor logistieke zaken. Stages plannen, vliegtuigtickets boeken. Hij doet dat niet, vooral ook uit gewoonte omdat hij weet dat ik dat doe. Vraag hem nooit wanneer onze vlucht vertrekt. Hij weet dat niet omdat hij dat altijd aan mij vraagt. Maar noem mij nu ook niet zijn secretaresse.”
Heb jij hem nodig?
“Als ik met hem ga trainen en zit af te zien in zijn wiel, word ik daar alleen maar beter van. Maar ik ben niet afhankelijk van hem. Het is ook niet dat ik profcrosser ben omdat ik zijn broer ben. Binnen de ploeg appreciëren ze mijn prestaties en ze verwachten ook resultaten van mij. Het zou niet fijn zijn dat ik bij de ploeg betaald zou worden als steun of afleiding van Mathieu.”
Had je graag nog een tweede broer gehad?
“Neen. Onze ouders hebben nu al hun handen vol om Mathieu en mij in het gareel te houden.”