abonnement Unibet Coolblue
pi_171010428
Ben ik nog op tijd?
pi_171010673
Gezien de populatie Duitsers de historie kent, zullen Duitsers ongetwijfeld ooit gekomen zijn.

Ben jij op tijd? Geen idee, wat vind je zelf?
Google is your friend, abuse your friends
pi_171010716
Wanneer je Surinamer bent wel.
Knapen die storneren willen moeten mannen met automatische incasso's zijn
pi_171011677
quote:
0s.gif Op woensdag 17 mei 2017 19:21 schreef Metalfrost het volgende:
Gezien de populatie Duitsers de historie kent, zullen Duitsers ongetwijfeld ooit gekomen zijn.

Ben jij op tijd? Geen idee, wat vind je zelf?
Tijd is relatief
pi_171012161
quote:
17s.gif Op woensdag 17 mei 2017 20:07 schreef PartyHard het volgende:

[..]

Tijd is relatief
Dat klopt, en onderhevig aan de gebeurtenis die een lengte der tijd gebruikt om de duur mee aan te duiden.
Google is your friend, abuse your friends
pi_171013355
De nacht van 9 op 10 mei[bewerken]
Op X-Zeit, om 05:35 uur Duitse tijd (03:55 uur Nederlandse tijd) begon de Duitse invasie. Zes pantsertreinen overschreden de Duits-Nederlandse grens. Tegelijkertijd vlogen grote eskaders van de Luftwaffe over Nederland. Nederland kende toen nog de Amsterdamse Tijd, dat wil zeggen twintig minuten later dan Greenwich; bovendien gold in Nederland geen zomertijd. Dientengevolge was er een tijdsverschil van één uur en 40 minuten tussen Nederland en Duitsland.

Om 3:50 uur Nederlandse tijd meldde kolonel Van Alphen, de sous-chef van de Staf van de Landmacht aan de Opperbevelhebber der Land- en Zeemacht generaal Winkelman: "Grensoverschrijding bij Kerkrade en Vaals."

Het Luchtwachtbureau liet de Hilversumse radio melden dat "honderden vreemde vliegtuigen van onbekende nationaliteit de oostgrens passeren in westelijke richting". In Den Haag stond minister van Oorlog Dijxhoorn om vier uur net op het punt het Luchtwachtbureau te verzoeken "op te houden paniek te zaaien", toen berichten uit andere bron de inval bevestigden.

Duitse overvalpatrouilles, onderdeel van 'Batallions zur besonderen Verwendung', overschreden in nagemaakte Nederlandse marechaussee-uniformen op diverse plaatsen de grens. De troepen hadden de opdracht de bruggen bij Westervoort, Doesburg, Zutphen en Deventer veilig te stellen, daarmee de IJssellinie slechtend, en zo een ongehinderde doorgang verschaffen naar de Grebbelinie. Ongeveer 15 Duitsers betraden de bruggen bij Westervoort en zochten naar ontstekingsleidingen om die onklaar te maken. Toen zijn wachtposten binnen waren, liet adjudant Van Viersen de brug ontploffen. De brugdelen stortten met de Duitse soldaten in de rivier. Dit gebeurde om 4:45 Nederlandse tijd. Even later werd de brug bij Deventer opgeblazen.

10 mei[bewerken]
Toen de opeenvolgende berichten bij het Nederlandse oppercommando en de Nederlandse regering binnenkwamen, deelde het Algemeen Hoofdkwartier om 05:15 uur mee: "Van drie uur af hebben Duitsche troepen de grens overschreden. Vliegaanvallen zijn geprobeerd op enkele vliegvelden. Weermacht en afweer zijn paraat bevonden. Voor zover bekend zijn ten minste 6 Duitsche vliegtuigen neergehaald."

De Duitse gezant overhandigde om 06:00 uur een verklaring, waarin de inzet van een geweldige troepenmacht werd aangekondigd. Duitsland garandeerde de staat van bezit in Europa en overzee indien verzet zou uitblijven. Zo niet, dan bestond er gevaar voor volledige vernietiging van land en staatsbestel. Als motief werd een dreigende inval van Frankrijk en Groot-Brittannië in België, Nederland en Luxemburg aangevoerd. In haar antwoord wees de regering de Duitse aanval verontwaardigd af en verklaarde dat Nederland geen enkele overeenkomst had gesloten of overwogen met welke natie dan ook. Nederland verklaarde dat het zich in oorlog beschouwde met het Duitse Rijk.

De regering liet haar vertegenwoordigers in Parijs en Londen weten dat "aan ons land te verleenen bijstand welkom zal zijn". Op hun beurt lieten de Franse en Britse regeringen weten dat deze hulp zo mogelijk zou worden verleend. Nog diezelfde ochtend rukte het Franse 7e Leger onder generaal Giraud op richting België en Nederland.

Koningin Wilhelmina richtte een proclamatie tot het Nederlandse volk:

Mijn Volk,
Nadat ons land met angstvallige nauwgezetheid al deze maanden een stipte neutraliteit had in acht genomen, en terwijl het geen ander voornemen had dan deze houding streng en consequent vol te houden, is in de afgeloopen nacht door de Duitsche weermacht zonder de minste waarschuwing een plotselinge aanval op ons gebied gedaan. Dit niettegenstaande de plechtige toezegging dat de neutraliteit van ons land zou worden ontzien, zoo lang wij haar zelf handhaafden.
Ik richt hierbij een vlammend protest tegen deze voorbeeldelooze schending van de goede trouw en aantasting van wat tusschen beschaafde staten behoorlijk is. Ik en Mijn regering zullen ook thans onze plicht doen. Doet gij den uwen, overal en in alle omstandigheden, ieder op de plaats waar hij is gesteld, met de uiterste waakzaamheid en met die innerlijke rust en overgave waartoe een rein geweten in staat stelt.
WILHELMINA
De proclamatie werd 's avonds in alle dagbladen afgedrukt.

Duitse burgers in Nederland kregen huisarrest. Het verspreiden van pamfletten werd verboden. De ministers van Buitenlandse Zaken en de minister van Koloniën vertrokken naar Londen voor overleg met de geallieerden.

De Nederlandse regering bleek in deze eerste oorlogsdagen een meester in selectieve informatievoorziening. Er werd slechts weinig concrete informatie aan de Nederlandse bevolking doorgegeven. Alles wat de Nieuwe Rotterdamsche Courant 's avonds kon melden, was dat de Duitsers met vier pantsertreinen waren binnengevallen. Een ervan was bij Venlo samen met de spoorbrug in de lucht gevlogen. Ook de andere drie zouden vernietigd zijn. Verder zouden 70 Duitse vliegtuigen zijn neergehaald. Daarbij zouden 1000 parachutisten op één dag zijn gedood. Er werd met geen woord gerept over de andere Duitse troepen. Ook zouden er "zwakke, in het binnenland gelande vijandelijke afdeelingen trachten zich te handhaven".

De werkelijkheid was dat Duitsland, in de toentertijd grootste luchtlandingsoperatie uit de geschiedenis, rond de residentie bijna 8000 man aan de grond had gebracht rond Den Haag, Rotterdam en Moerdijk. Troepen die bovendien beter getraind waren - zie de slag om de residentie hierna.

IJssel- en Maaslinie[bewerken]

Door Nederlanders opgeblazen brug te Maastricht
De IJssellinie en de Maaslinie vormden de eerste voorverdedigingslinie. Gebouwd in de periode 1936-1940, waren beide niet bedoeld als langdurige verdedigingslinie. De bijna 900 kazematten waren onvoldoende om de beide rivieren adequaat te verdedigen. Ook was er geen artillerie aanwezig. Verdedigd waren met name de rivierovergangen.

Duitse troepen vielen in de vroege morgen aan bij Arnhem/Westervoort, Doesburg, Zutphen en Deventer, maar slaagden er niet in om de bruggen in handen te krijgen, ondanks de inzet van Duitse soldaten in Nederlandse uniformen. Wel lukte het de Duitsers om in korte tijd de Nederlandse verdediging uit te schakelen, waarna de eerste Duitse troepen reeds om 08:00 uur op de westelijke oever stonden bij Westervoort. Ook bij Zutphen wisten Duitse troepen na verloop van tijd de verdediging uit te schakelen en de IJssel over te steken.

De bruggen over de Maas werden meestal opgeblazen voordat de Duitse troepen ze konden bezetten, met uitzondering van de brug bij Gennep. Deze brug viel in handen van Duitse commando's in Nederlandse uniformen (20 minuten na de inval - de commando's waren al op Nederlands grondgebied voor de feitelijke inval). Dit was de enige plaats waar een van de ingezette pantsertreinen de rivier kon oversteken. Deze trein kon toen ongehinderd door de achterliggende Peel-Raamstelling bij Mill doorrijden en hier een klein Duits bataljon in de rug van de stelling uitladen. Dit gebeurde binnen het eerste uur na de inval.

De Maaslinie in zuidelijk Limburg werd overvallen door eenheden behorende bij de legergroep die in België moesten opereren. De troepen in zuidelijk Limburg vertraagden de Duitse opmars zo'n 24 uur, met name door de logistieke problematiek die ontstond door opgeblazen bruggen. Hierdoor konden de parachutisten die het Belgische Fort Eben-Emael en vier nabijgelegen bruggen hadden veroverd later dan voorzien ontzet worden.

De Duitsers waren gedwongen met zwaar geschut de kleine kazematten aan de overkant van het Wilhelminakanaal en de Maas aan te vallen voordat stormtroepen de waterhindernissen konden oversteken. Hierbij werd ondanks de Duitse overmacht lang tegenstand geboden. Een speciale gemotoriseerde strijdmacht had als taak om Maastricht te overvallen, maar dankzij een tijdige waarschuwing werden alle Maastrichtse bruggen opgeblazen voor ze door de Duitsers bezet konden worden. Op de hoofdstraat richting de Servaasbrug werden enkele Duitse pantserwagens onschadelijk gemaakt door Nederlandse pantserbuksen, waarna de Nederlandse troepen moesten terugvallen op Belgisch grondgebied of capituleren en de Duitse divisies hun opmars door België voortzetten.

De opmars naar de Afsluitdijk[bewerken]
In het noorden van Nederland had de Duitse 1e cavaleriedivisie onder Generalmajor Feldt de taak om de Afsluitdijk in te nemen en te trachten scheepsruimte te vinden om het IJsselmeer over te steken. Een tweede doel was de controle te verkrijgen over de spuisluizen bij Kornwerderzand en Den Oever. Mocht het offensief tegen de Grebbelinie, respectievelijk de Nieuwe Hollandse Waterlinie, vastlopen, dan zou met deze sluizen de waterstand op het IJsselmeer kunnen worden verlaagd. Die verlaging zou zich na verloop van tijd voortzetten in de inundaties, die in belangrijke mate bepalend waren voor de verdedigende waarde van de genoemde linies.

De versterkte 1e cavaleriedivisie telde 15.000 man en trok langzaam op. De vijf Nederlandse grensbataljons wisten de opmars enigszins te vertragen, vooral door het opblazen van honderden bruggen in de drie noordelijke provincies. De Nederlandse verdediging van de Afsluitdijk bestond uit drie verdedigingspunten: de voorverdediging bij Wons (Friesland), de Stelling Kornwerderzand (enkele kilometers uit de Friese kust) en de Stelling Den Oever.

De Wonsstelling tussen Zurich en Makkum bestond uit met zand bedekte houten bunkers. Luchtafweer ontbrak. De Duitse aanval op deze stelling begon op zondag 12 mei. Na een inleidend luchtbombardement volgde een beperkte artilleriebeschieting. De gevechten waren hier en daar hevig en duurden langer dan de Duitsers verwacht hadden. Twintig man Nederlandse troepen sneuvelden, driehonderd man werden krijgsgevangen gemaakt.

De Stelling Kornwerderzand was voor die tijd bijzonder sterk: de kazematten waren van beton (tot 300 cm dik), en uitgerust met enkele 47 mm-kanonnen en veel zware mitrailleurs. De 17 kazematten in het complex bij de sluizen van Kornwerderzand (ca. 4 km van de Friese kust) herbergden 230 man, en voldoende voorraden voor een wekenlange strijd. De moderne stelling was bij de aanleg van de Afsluitdijk betaald door het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het bevel werd gevoerd door de kapitein Boers.

Op zondag 12 mei begon de eerste van een serie luchtaanvallen op Kornwerderzand. Op pinkstermaandag 13 mei begonnen artilleriebeschietingen vanaf de Friese kust. Een aanval van een compagnie stoottroepen, onder leiding van Freiherr luitenant-kolonel Von Edelsheim, werd afgeslagen door de mitrailleurs en kanonnen. Kapitein Boers liet op een paar honderd meter afstand het vuur openen.

Op dinsdag 14 mei begon de artilleriebeschieting weer. Maar hierop had de bezetting van de bunkers ditmaal een antwoord klaar. Telefonisch werden aanwijzingen doorgegeven aan Den Helder, en vanaf daar radiografisch doorgegeven aan de op 18 km uit de Friese kust in de Doove Balg gelegen kanonneerboot Hr. Ms. Johan Maurits van Nassau die de Duitse stellingen op de Friese kust met succes onder vuur nam. Na ruim honderd schoten werd de dreiging van Duitse vliegtuigen te groot geacht en vertrok het schip weer. De Duitse artillerie zweeg.

De Duitsers probeerden nieuwe luchtbombardementen. Een voltreffer met een bom van vijfhonderd kilo scheurde een gapend gat in een van de bunkers. Vanuit Den Helder werd speciaal sneldrogend beton gestuurd. Maar het was niet meer nodig. Nederland gaf zich over.

Er was lange tijd discussie onder militaire historici over de Duitse verliezen. De Duitsers hebben hun verliezen onder de mannen die de aanval ondernamen, destijds gepubliceerd als 'enkelen'. De Duitsers noemden de Afsluitdijk echter Der Totendamm.[5] Ook de verdedigers gaven hoog op over de slachtoffers onder de aanvallers. Bekend is dat het ziekenhuis in Leeuwarden enkele tientallen gewonden heeft opgenomen. De Duitse 1ste Kavalleriedivisie verloor echter slechts enkele tientallen mannen in de vijf dagen strijd. Op de Afsluitdijk verloren de Duitsers uiteindelijk acht man, waaronder een officier. Aan Nederlandse zijde viel slechts één gewonde.

Peellinie[bewerken]

De Peel-Raamstelling
Met de aanleg van de Peel-Raamstelling werd in 1936 begonnen. De linie strekte zich uit van de Maas, langs een afwateringskanaal Defensiekanaal, de Peelmoerassen via de Zuid-Willemsvaart in het zuiden tot aan de Belgische grens. De 125 kazematten en 245 'stekelvarkens' vormden de voornaamste verdediging. De bezetting bestond uit een van de twee divisies van het derde legerkorps. De linie was ruim opgezet; de leden van deze divisie meenden dat de lege loopgraven achter hen in tijd van oorlog zouden worden opgevuld. Doordat de Belgen echter hadden geweigerd de linie zuidelijk te laten aansluiten op de Belgische defensie langs het Albertkanaal, besloot Winkelman in het geheim dat het 3e Legerkorps en de Lichte Divisie in de avond van de eerste oorlogsdag zouden worden geëvacueerd. Uiteindelijk zou dit zelfs op de eerste oorlogsdag al gebeuren, wegens de snelle Duitse penetratie van de Peel-Raamstelling.

Doordat de Maasbrug bij Gennep door de Duitsers al snel genomen werd, kon in de nacht van 10 mei een Duitse pantsertrein bij Mill doordringen tot over het kanaal bij de Peellinie. Bij het terugrijden van de trein wisten Nederlandse troepen deze te laten ontsporen. Een aanval in de rug van de verdediging door het inmiddels uitgestapte Duitse bataljon kon ten dele met 12 kanonnen model 8-staal uit 1880 worden afgeslagen. Een gedeelte van de linie viel echter in Duitse handen, waarvan weer een gedeelte door een eenheid motorhuzaren van de Lichte Divisie werd heroverd. Gedurende de hele morgen golfde de strijd bij Mill heen en weer.

Rond 12 uur arriveerden de eerste Duitse troepen over de Maas bij Mill, maar hun aanvallen over het kanaal konden worden afgeslagen. Rond 18:00 uur volgde een aanval door Duitse Junkers Ju 87 duikbommenwerpers. Inmiddels waren al veel kazematten door Duits vlakbaangeschut uitgeschakeld. Tijdens het langdurige bombardement vluchtte een deel der verdedigers. Tegen 9 uur 's avonds wisten de Duitsers met aanvallen door eenheden van twee divisies het zwakke punt bij Mill langzaam te breken. De strijd ter plaatse ging nog door tot de vroege morgen van 11 mei, maar een Duitse voorhoede trok al in de nacht door de linie. De Duitse verliezen waren echter aanzienlijk. De beide regimenten die in de voorste linies vochten, verloren 400 man aan doden en gewonden bij Mill. De Nederlandse verliezen waren veel lager: rond de 40 man gesneuvelden.

De bezetting van de rest van de Peellinie werd in de nacht op de Zuid-Willemsvaart teruggenomen en bood ook op 11 mei nog fel verzet. Ook die linie werd echter vrij gemakkelijk doorbroken en de Duitse tanks, die tot dan toe niet aan het gevecht hadden deelgenomen, konden doorrijden naar de Moerdijkbrug, die op 12 mei om 5 uur 's middags door de eerste verkenningseenheden werd bereikt. Rond 4 uur 's nachts (13 mei) arriveerden de eerste tanks op het Eiland van Dordrecht.

Op de 13e zouden sommigen daar nog aannemen dat het Franse tanks waren, hoewel het Nederlandse opperbevel al wist dat de Duitse tanks in aantocht waren en bevel gaf een pantserafweerfront rond Den Haag in te richten. De communicatie tussen troepen en het opperbevel is mogelijk niet optimaal geweest. Of mogelijk werd Nederland bewust onwetend gehouden. Nog op 14 mei meldt Het Vaderland: "is een gemotoriseerd deel van het Duitsche invalsleger in België Noordelijk gezwenkt naar Noord-Brabant en zouden het deze troepen zijn, die eensklaps aan de Langstraat verschenen zijn en kort daarop de Moerdijkbrug zijn overgetrokken. Door deze beweging is de Peellinie, die tegen een frontlinie kon standhouden, omgetrokken."

Grebbeberg[bewerken]
1rightarrow blue.svg Zie ook Slag om de Grebbeberg

De Grebbelinie
Toen de Duitsers op 10 mei binnenvielen, was de Grebbelinie nog niet voltooid. Bij de aanvang was al duidelijk dat werkzaamheden tot november 1940 zouden duren. De Grebbelinie liep van het IJsselmeer tot de Rijn. Vanaf het IJsselmeer was het land voor de Grebbelinie geïnundeerd. Door hoogteverschillen liep de inundatie niet geheel door; om het land voor de Grebbeberg onder water te kunnen zetten, was een gemaal nodig, dat bomvrij zou moeten zijn. Het was op 10 mei nog in aanbouw. Juist dit punt hadden de Duitse officieren voor hun aanval uitgekozen.

De Grebbeberg was het doel van de 207e infanteriedivisie met het bij haar ingedeelde Waffen-SS-regiment Der Führer; in totaal ruim 23.000 man, de helft daarvan infanterie in twaalf bataljons, waarvan er zeven zouden worden ingezet. De Grebbeberg werd verdedigd door met name het Nederlandse 8e regiment infanterie, 2.500 man sterk, verdeeld over drie bataljons. Het werd ondersteund door eenheden van 19RI en 11RI en zou in totaal nog door elf bataljons, zo'n 9.000 man, versterkt worden. De reguliere onderdelen vielen onder de 4e Divisie van kolonel Van Loon, dat op haar beurt samen met de noordelijker gelegen 2e Divisie (kolonel Barbas) het IIde Legerkorps (generaal-majoor Harberts) vormde. Commandant Veldleger was Godfried van Voorst tot Voorst. 8 RI had een sterke positie: de Grebbeberg kijkt uit naar het oosten over relatief vlak land. De posities waren versterkt met kazematten, maar veel stellingen bestonden gewoon uit aarde en hout, slechts weinig beton.

De feitelijke aanval begon op 11 mei om 02:00 uur met een langdurige maar lichte artilleriebeschieting. Het SS-regiment voerde de eerste aanval uit, die gericht was op de voorpostenstrook. Spoedig werden de schaarse verbindingen tussen de voorposten en de artillerie uitgeschakeld. Na een succes in het noordelijk deel van de voorpostenstrook, had de SS een aantal krijgsgevangenen gemaakt. Deze als levend schild gebruikend, vielen zij een aantal van de resterende voorposten aan. Toch duurde het tot de avond voor de laatste voorposten door de SS werden ingenomen. Bij ten minste drie gelegenheden werden Nederlandse krijgsgevangenen door de SS vermoord.

Op 12 mei begon de Duitse aanval op de frontlijn met een urenlang artilleriebombardement. Rond 13:00 uur vielen twee SS-bataljons de frontlinie aan, een derde bataljon erachter volgend. Het voor de berg gelegen versterkte hoornwerk viel na een half uur strijd. Hierna volgde een aanval de helling op aan de oostzijde van de Grebbeberg zelf. De gevechten werden op deze dag gevoerd door de Waffen-SS. De Duitsers leden relatief lichte verliezen, en wisten eenvoudig de berg op te komen. In de avond van 12 mei hadden de Duitsers de frontlijn ter hoogte van de Grebbeberg geheel veroverd.

Een Duitse aanval door de 227e divisie via de noordelijke Grebbelinie op Amersfoort kwam niet tot ontwikkeling. De 227e divisie zou echter op de volgende dag 13 mei bij Scherpenzeel een zwaardere aanval inzetten waarbij ze geheel ontplooid zou worden. Het bij haar ingedeelde SS-regiment SS Leibstandarte Adolf Hitler was inmiddels naar Brabant gedirigeerd.

In de morgen van 13 mei probeerden de Nederlandse troepen met vier bataljons - drie daarvan van Brigade B - aan de noordzijde van de Grebbeberg een tegenaanval te ondernemen, maar door eigen vuur, slechte voorbereiding en het feit dat de SS tegelijkertijd aanviel, verliep de voortgang traag. Toch slaagden de twee voorste bataljons erin tot bijna aan de tussenverdediging te geraken. De Nederlanders ontmoetten daar de SS die met een bataljon in dezelfde sector tegelijkertijd een aanval ondernam. Toen de Duitse artillerie de Nederlandse aanvallers onder zwaar vuur nam liep de aanval vast. Een aanzienlijk deel der manschappen trok daarop terug. Een door Duitse Stuka's uitgevoerd bombardement op het aanvalsgebied en de afgrendelstelling zorgde ervoor dat de resterende aanvallers het hazenpad kozen.

Op de berg was de SS inmiddels afgelost door een regiment (IR.322) van de 207de Infanterie Divisie. De SS was in de avond en nacht van 12 op 13 mei richting Achterberg gedirigeerd waar ze een aanval zou ontplooien op het moment dat de Nederlandse tegenaanval al aan de gang was. De 207de ID zette met twee bataljons de aanval in tegen de stoplijn op de berg, en was rond het middaguur ten koste van vele gesneuvelden in staat de stoplijn voorgoed te doorbreken. Vele lokale gevechten, onder andere rond diverse commandoposten en het viaduct, duurden tot laat in de middag van de 13de mei. Met het doorbreken van de stoplijn was de Nederlandse verdediging niet langer in staat vanuit voorbereide stellingen weerstand te bieden. Hoewel de Nederlanders vele reserve-eenheden, zeven bataljons, hadden ingezet verloren ze de organisatie volkomen op de 13de mei. De samenhang viel weg, en vanaf de ochtend zagen achtergelegen eenheden stromen terugtrekkende infanteristen voorbij komen. Na het luchtbombardement sloegen de laatste troepen op de vlucht. Rond 16:00 uur op 13 mei werd vanuit het commando Veldleger de evacuatieopdracht voor de gehele Grebbelinie gegeven.

De Duitsers ontdekten pas rond 21:00 uur dat de Nederlanders de Grebbelinie bij Rhenen hadden ontruimd. Elders in de linie ontdekten de Duitsers dit pas in de vroege morgen van 14 mei.

Bij Scherpenzeel waren de Nederlanders in staat gebleken de divisie-aanval van de 227de ID te weerstaan. De Duitsers hadden in de voorbereidingen al veel last ondervonden van Nederlands artillerievuur, en werden door een puike samenwerking van artillerie en infanterie op 13 mei teruggeworpen door de felle Nederlandse tegenstand, na aanvankelijk wel enkele posities te hebben veroverd. Hierop trokken de drie ingezette regimenten zich terug om een nieuwe aanval op de 14de te ontplooien. Pas om 09:00 uur op de 14de kwam men erachter dat de Nederlanders waren vertrokken. Dit kwam onder meer omdat enkele batterijen artillerie achtergebleven waren om de schijn van voortdurende bezetting op te houden. Die opzet slaagde volledig. Zelfs in de morgen van de 14de moesten Duitse eenheden nog plaatselijke gevechten leveren met achtergebleven Nederlandse eenheden. De rest was teruggetrokken op de Vesting Holland Oost.

Moerdijkbruggen, Dordrecht, Waalhaven[bewerken]

Een beeld van de straatgevechten in Rotterdam. Op de voorgrond een Nederlandse stelling.
De aanval op de Moerdijkbruggen en de bruggen bij Dordrecht en Rotterdam werd uitgevoerd door eenheden van de 7e Flieger Division onder leiding van General-major Kurt Student, en werd hiertoe versterkt met eenheden van het 22e Infanteriedivision Luftlande. Omgekeerd stond de 7e Fliegerdivision eenheden af aan het 22e ID ter ondersteuning van de luchtlandingen rondom Den Haag, en een al in 1939 gevormde taakgerichte eenheid (Sturmabteilung Koch) voor de strijd rond het Belgische Fort Eben-Emael en de bruggen daarbij. In Nederland werd bij de Moerdijkbruggen, centraal op het Eiland van Dordrecht en op Waalhaven één Duits bataljon parachutisten afgeworpen. Dezen hadden als taak de bruggen bij Moerdijk en Dordrecht veilig te stellen voor de opmars door de 9e pantserdivisie; een tactiek die in 1944 ook door de geallieerden zou worden gebruikt bij Operatie Market Garden. Bovendien moest de inname van Waalhaven zorgen voor een aanvoerhaven voor de luchtlandings- en bevoorradingseenheden.

Zo ver naar achteren hadden de bruggen een verdediging die niet in de hoogste staat van paraatheid was gebracht in de nacht ervoor. De Moerdijkbruggen kwamen dan ook binnen korte tijd in Duitse handen. Ook de bruggen bij Dordrecht/Zwijndrecht kwamen vrijwel direct in Duitse handen. Hierna brandde de strijd om het Eiland van Dordrecht los, waarbij ruim 200 Nederlandse militairen omkwamen. Twee pogingen tot het bombarderen van de strategische bruggen bij Moerdijk faalden. Ook een Frans/Nederlandse actie met pantserwagens om de Moerdijkbruggen vanuit het zuiden te heroveren mislukte op 11 mei. Op 12 mei bereikten de eerste verkenningseenheden van de 9e pantserdivisie om 17:00 uur de Moerdijk en kwamen de Duitse parachutisten te hulp. Nederlandse troepen hielden tot het eind van de strijd stand in het noorden van het Eiland van Dordrecht. In Dordrecht zelf werden op de 13de zware straatgevechten tegen Duitse tanks gevoerd, die de Duitsers een tiental tanks kostten. De Duitse tanks trokken zich terug en trokken naar Rotterdam.

Op 10 mei om 05:00 uur landden een twaalftal Heinkel He 59D watervliegtuigen op de Nieuwe Maas in Rotterdam. Troepen peddelden in rubberbootjes naar zowel de noord- als zuidoever. Ze namen de vitale Maasbruggen in, en bezetten gebouwen op zowel de noord- als zuidoever. Parachutisten landden bij het Feyenoordstadion en op het vliegveld Waalhaven. Rotterdam had een troepenmacht van ongeveer 7.000 man (vooral opleidingseenheden), van wie echter slechts ongeveer 1.000 man getraind waren voor het gevecht. Op initiatief van enkele lagere commandanten in Rotterdam werden tegenacties ondernomen. Op de noordelijke oever werden de Duitsers door Nederlandse mariniers, infanterie en genietroepen teruggedreven in een beperkt bruggenhoofd.

Pogingen van de marine om met de Hr. Ms. Van Galen de bruggen op te blazen faalden door het Duitse luchtoverwicht. Het schip werd door Stuka's aangevallen op de Nieuwe Waterweg, raakte hierbij zwaar beschadigd en werd ten slotte door de bemanning tot zinken gebracht in de Rotterdamse Merwehaven.

De strijd rond de bruggen - die voor beide zijden bijzonder bloedig en intensief was - duurde de ruim vier dagen en eindigde met het beruchte bombardement op Rotterdam. Pas hierna slaagden de Duitsers erin de bruggen te overschrijden - maar niet voordat de stad moest capituleren.
pi_171013944
quote:
14s.gif Op woensdag 17 mei 2017 21:15 schreef Monopoly het volgende:
De nacht van 9 op 10 mei[bewerken]
Op X-Zeit, om 05:35 uur Duitse tijd (03:55 uur Nederlandse tijd) begon de Duitse invasie. Zes pantsertreinen overschreden de Duits-Nederlandse grens. Tegelijkertijd vlogen grote eskaders van de Luftwaffe over Nederland. Nederland kende toen nog de Amsterdamse Tijd, dat wil zeggen twintig minuten later dan Greenwich; bovendien gold in Nederland geen zomertijd. Dientengevolge was er een tijdsverschil van één uur en 40 minuten tussen Nederland en Duitsland.

Om 3:50 uur Nederlandse tijd meldde kolonel Van Alphen, de sous-chef van de Staf van de Landmacht aan de Opperbevelhebber der Land- en Zeemacht generaal Winkelman: "Grensoverschrijding bij Kerkrade en Vaals."

Het Luchtwachtbureau liet de Hilversumse radio melden dat "honderden vreemde vliegtuigen van onbekende nationaliteit de oostgrens passeren in westelijke richting". In Den Haag stond minister van Oorlog Dijxhoorn om vier uur net op het punt het Luchtwachtbureau te verzoeken "op te houden paniek te zaaien", toen berichten uit andere bron de inval bevestigden.

Duitse overvalpatrouilles, onderdeel van 'Batallions zur besonderen Verwendung', overschreden in nagemaakte Nederlandse marechaussee-uniformen op diverse plaatsen de grens. De troepen hadden de opdracht de bruggen bij Westervoort, Doesburg, Zutphen en Deventer veilig te stellen, daarmee de IJssellinie slechtend, en zo een ongehinderde doorgang verschaffen naar de Grebbelinie. Ongeveer 15 Duitsers betraden de bruggen bij Westervoort en zochten naar ontstekingsleidingen om die onklaar te maken. Toen zijn wachtposten binnen waren, liet adjudant Van Viersen de brug ontploffen. De brugdelen stortten met de Duitse soldaten in de rivier. Dit gebeurde om 4:45 Nederlandse tijd. Even later werd de brug bij Deventer opgeblazen.

10 mei[bewerken]
Toen de opeenvolgende berichten bij het Nederlandse oppercommando en de Nederlandse regering binnenkwamen, deelde het Algemeen Hoofdkwartier om 05:15 uur mee: "Van drie uur af hebben Duitsche troepen de grens overschreden. Vliegaanvallen zijn geprobeerd op enkele vliegvelden. Weermacht en afweer zijn paraat bevonden. Voor zover bekend zijn ten minste 6 Duitsche vliegtuigen neergehaald."

De Duitse gezant overhandigde om 06:00 uur een verklaring, waarin de inzet van een geweldige troepenmacht werd aangekondigd. Duitsland garandeerde de staat van bezit in Europa en overzee indien verzet zou uitblijven. Zo niet, dan bestond er gevaar voor volledige vernietiging van land en staatsbestel. Als motief werd een dreigende inval van Frankrijk en Groot-Brittannië in België, Nederland en Luxemburg aangevoerd. In haar antwoord wees de regering de Duitse aanval verontwaardigd af en verklaarde dat Nederland geen enkele overeenkomst had gesloten of overwogen met welke natie dan ook. Nederland verklaarde dat het zich in oorlog beschouwde met het Duitse Rijk.

De regering liet haar vertegenwoordigers in Parijs en Londen weten dat "aan ons land te verleenen bijstand welkom zal zijn". Op hun beurt lieten de Franse en Britse regeringen weten dat deze hulp zo mogelijk zou worden verleend. Nog diezelfde ochtend rukte het Franse 7e Leger onder generaal Giraud op richting België en Nederland.

Koningin Wilhelmina richtte een proclamatie tot het Nederlandse volk:

Mijn Volk,
Nadat ons land met angstvallige nauwgezetheid al deze maanden een stipte neutraliteit had in acht genomen, en terwijl het geen ander voornemen had dan deze houding streng en consequent vol te houden, is in de afgeloopen nacht door de Duitsche weermacht zonder de minste waarschuwing een plotselinge aanval op ons gebied gedaan. Dit niettegenstaande de plechtige toezegging dat de neutraliteit van ons land zou worden ontzien, zoo lang wij haar zelf handhaafden.
Ik richt hierbij een vlammend protest tegen deze voorbeeldelooze schending van de goede trouw en aantasting van wat tusschen beschaafde staten behoorlijk is. Ik en Mijn regering zullen ook thans onze plicht doen. Doet gij den uwen, overal en in alle omstandigheden, ieder op de plaats waar hij is gesteld, met de uiterste waakzaamheid en met die innerlijke rust en overgave waartoe een rein geweten in staat stelt.
WILHELMINA
De proclamatie werd 's avonds in alle dagbladen afgedrukt.

Duitse burgers in Nederland kregen huisarrest. Het verspreiden van pamfletten werd verboden. De ministers van Buitenlandse Zaken en de minister van Koloniën vertrokken naar Londen voor overleg met de geallieerden.

De Nederlandse regering bleek in deze eerste oorlogsdagen een meester in selectieve informatievoorziening. Er werd slechts weinig concrete informatie aan de Nederlandse bevolking doorgegeven. Alles wat de Nieuwe Rotterdamsche Courant 's avonds kon melden, was dat de Duitsers met vier pantsertreinen waren binnengevallen. Een ervan was bij Venlo samen met de spoorbrug in de lucht gevlogen. Ook de andere drie zouden vernietigd zijn. Verder zouden 70 Duitse vliegtuigen zijn neergehaald. Daarbij zouden 1000 parachutisten op één dag zijn gedood. Er werd met geen woord gerept over de andere Duitse troepen. Ook zouden er "zwakke, in het binnenland gelande vijandelijke afdeelingen trachten zich te handhaven".

De werkelijkheid was dat Duitsland, in de toentertijd grootste luchtlandingsoperatie uit de geschiedenis, rond de residentie bijna 8000 man aan de grond had gebracht rond Den Haag, Rotterdam en Moerdijk. Troepen die bovendien beter getraind waren - zie de slag om de residentie hierna.

IJssel- en Maaslinie[bewerken]

Door Nederlanders opgeblazen brug te Maastricht
De IJssellinie en de Maaslinie vormden de eerste voorverdedigingslinie. Gebouwd in de periode 1936-1940, waren beide niet bedoeld als langdurige verdedigingslinie. De bijna 900 kazematten waren onvoldoende om de beide rivieren adequaat te verdedigen. Ook was er geen artillerie aanwezig. Verdedigd waren met name de rivierovergangen.

Duitse troepen vielen in de vroege morgen aan bij Arnhem/Westervoort, Doesburg, Zutphen en Deventer, maar slaagden er niet in om de bruggen in handen te krijgen, ondanks de inzet van Duitse soldaten in Nederlandse uniformen. Wel lukte het de Duitsers om in korte tijd de Nederlandse verdediging uit te schakelen, waarna de eerste Duitse troepen reeds om 08:00 uur op de westelijke oever stonden bij Westervoort. Ook bij Zutphen wisten Duitse troepen na verloop van tijd de verdediging uit te schakelen en de IJssel over te steken.

De bruggen over de Maas werden meestal opgeblazen voordat de Duitse troepen ze konden bezetten, met uitzondering van de brug bij Gennep. Deze brug viel in handen van Duitse commando's in Nederlandse uniformen (20 minuten na de inval - de commando's waren al op Nederlands grondgebied voor de feitelijke inval). Dit was de enige plaats waar een van de ingezette pantsertreinen de rivier kon oversteken. Deze trein kon toen ongehinderd door de achterliggende Peel-Raamstelling bij Mill doorrijden en hier een klein Duits bataljon in de rug van de stelling uitladen. Dit gebeurde binnen het eerste uur na de inval.

De Maaslinie in zuidelijk Limburg werd overvallen door eenheden behorende bij de legergroep die in België moesten opereren. De troepen in zuidelijk Limburg vertraagden de Duitse opmars zo'n 24 uur, met name door de logistieke problematiek die ontstond door opgeblazen bruggen. Hierdoor konden de parachutisten die het Belgische Fort Eben-Emael en vier nabijgelegen bruggen hadden veroverd later dan voorzien ontzet worden.

De Duitsers waren gedwongen met zwaar geschut de kleine kazematten aan de overkant van het Wilhelminakanaal en de Maas aan te vallen voordat stormtroepen de waterhindernissen konden oversteken. Hierbij werd ondanks de Duitse overmacht lang tegenstand geboden. Een speciale gemotoriseerde strijdmacht had als taak om Maastricht te overvallen, maar dankzij een tijdige waarschuwing werden alle Maastrichtse bruggen opgeblazen voor ze door de Duitsers bezet konden worden. Op de hoofdstraat richting de Servaasbrug werden enkele Duitse pantserwagens onschadelijk gemaakt door Nederlandse pantserbuksen, waarna de Nederlandse troepen moesten terugvallen op Belgisch grondgebied of capituleren en de Duitse divisies hun opmars door België voortzetten.

De opmars naar de Afsluitdijk[bewerken]
In het noorden van Nederland had de Duitse 1e cavaleriedivisie onder Generalmajor Feldt de taak om de Afsluitdijk in te nemen en te trachten scheepsruimte te vinden om het IJsselmeer over te steken. Een tweede doel was de controle te verkrijgen over de spuisluizen bij Kornwerderzand en Den Oever. Mocht het offensief tegen de Grebbelinie, respectievelijk de Nieuwe Hollandse Waterlinie, vastlopen, dan zou met deze sluizen de waterstand op het IJsselmeer kunnen worden verlaagd. Die verlaging zou zich na verloop van tijd voortzetten in de inundaties, die in belangrijke mate bepalend waren voor de verdedigende waarde van de genoemde linies.

De versterkte 1e cavaleriedivisie telde 15.000 man en trok langzaam op. De vijf Nederlandse grensbataljons wisten de opmars enigszins te vertragen, vooral door het opblazen van honderden bruggen in de drie noordelijke provincies. De Nederlandse verdediging van de Afsluitdijk bestond uit drie verdedigingspunten: de voorverdediging bij Wons (Friesland), de Stelling Kornwerderzand (enkele kilometers uit de Friese kust) en de Stelling Den Oever.

De Wonsstelling tussen Zurich en Makkum bestond uit met zand bedekte houten bunkers. Luchtafweer ontbrak. De Duitse aanval op deze stelling begon op zondag 12 mei. Na een inleidend luchtbombardement volgde een beperkte artilleriebeschieting. De gevechten waren hier en daar hevig en duurden langer dan de Duitsers verwacht hadden. Twintig man Nederlandse troepen sneuvelden, driehonderd man werden krijgsgevangen gemaakt.

De Stelling Kornwerderzand was voor die tijd bijzonder sterk: de kazematten waren van beton (tot 300 cm dik), en uitgerust met enkele 47 mm-kanonnen en veel zware mitrailleurs. De 17 kazematten in het complex bij de sluizen van Kornwerderzand (ca. 4 km van de Friese kust) herbergden 230 man, en voldoende voorraden voor een wekenlange strijd. De moderne stelling was bij de aanleg van de Afsluitdijk betaald door het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het bevel werd gevoerd door de kapitein Boers.

Op zondag 12 mei begon de eerste van een serie luchtaanvallen op Kornwerderzand. Op pinkstermaandag 13 mei begonnen artilleriebeschietingen vanaf de Friese kust. Een aanval van een compagnie stoottroepen, onder leiding van Freiherr luitenant-kolonel Von Edelsheim, werd afgeslagen door de mitrailleurs en kanonnen. Kapitein Boers liet op een paar honderd meter afstand het vuur openen.

Op dinsdag 14 mei begon de artilleriebeschieting weer. Maar hierop had de bezetting van de bunkers ditmaal een antwoord klaar. Telefonisch werden aanwijzingen doorgegeven aan Den Helder, en vanaf daar radiografisch doorgegeven aan de op 18 km uit de Friese kust in de Doove Balg gelegen kanonneerboot Hr. Ms. Johan Maurits van Nassau die de Duitse stellingen op de Friese kust met succes onder vuur nam. Na ruim honderd schoten werd de dreiging van Duitse vliegtuigen te groot geacht en vertrok het schip weer. De Duitse artillerie zweeg.

De Duitsers probeerden nieuwe luchtbombardementen. Een voltreffer met een bom van vijfhonderd kilo scheurde een gapend gat in een van de bunkers. Vanuit Den Helder werd speciaal sneldrogend beton gestuurd. Maar het was niet meer nodig. Nederland gaf zich over.

Er was lange tijd discussie onder militaire historici over de Duitse verliezen. De Duitsers hebben hun verliezen onder de mannen die de aanval ondernamen, destijds gepubliceerd als 'enkelen'. De Duitsers noemden de Afsluitdijk echter Der Totendamm.[5] Ook de verdedigers gaven hoog op over de slachtoffers onder de aanvallers. Bekend is dat het ziekenhuis in Leeuwarden enkele tientallen gewonden heeft opgenomen. De Duitse 1ste Kavalleriedivisie verloor echter slechts enkele tientallen mannen in de vijf dagen strijd. Op de Afsluitdijk verloren de Duitsers uiteindelijk acht man, waaronder een officier. Aan Nederlandse zijde viel slechts één gewonde.

Peellinie[bewerken]

De Peel-Raamstelling
Met de aanleg van de Peel-Raamstelling werd in 1936 begonnen. De linie strekte zich uit van de Maas, langs een afwateringskanaal Defensiekanaal, de Peelmoerassen via de Zuid-Willemsvaart in het zuiden tot aan de Belgische grens. De 125 kazematten en 245 'stekelvarkens' vormden de voornaamste verdediging. De bezetting bestond uit een van de twee divisies van het derde legerkorps. De linie was ruim opgezet; de leden van deze divisie meenden dat de lege loopgraven achter hen in tijd van oorlog zouden worden opgevuld. Doordat de Belgen echter hadden geweigerd de linie zuidelijk te laten aansluiten op de Belgische defensie langs het Albertkanaal, besloot Winkelman in het geheim dat het 3e Legerkorps en de Lichte Divisie in de avond van de eerste oorlogsdag zouden worden geëvacueerd. Uiteindelijk zou dit zelfs op de eerste oorlogsdag al gebeuren, wegens de snelle Duitse penetratie van de Peel-Raamstelling.

Doordat de Maasbrug bij Gennep door de Duitsers al snel genomen werd, kon in de nacht van 10 mei een Duitse pantsertrein bij Mill doordringen tot over het kanaal bij de Peellinie. Bij het terugrijden van de trein wisten Nederlandse troepen deze te laten ontsporen. Een aanval in de rug van de verdediging door het inmiddels uitgestapte Duitse bataljon kon ten dele met 12 kanonnen model 8-staal uit 1880 worden afgeslagen. Een gedeelte van de linie viel echter in Duitse handen, waarvan weer een gedeelte door een eenheid motorhuzaren van de Lichte Divisie werd heroverd. Gedurende de hele morgen golfde de strijd bij Mill heen en weer.

Rond 12 uur arriveerden de eerste Duitse troepen over de Maas bij Mill, maar hun aanvallen over het kanaal konden worden afgeslagen. Rond 18:00 uur volgde een aanval door Duitse Junkers Ju 87 duikbommenwerpers. Inmiddels waren al veel kazematten door Duits vlakbaangeschut uitgeschakeld. Tijdens het langdurige bombardement vluchtte een deel der verdedigers. Tegen 9 uur 's avonds wisten de Duitsers met aanvallen door eenheden van twee divisies het zwakke punt bij Mill langzaam te breken. De strijd ter plaatse ging nog door tot de vroege morgen van 11 mei, maar een Duitse voorhoede trok al in de nacht door de linie. De Duitse verliezen waren echter aanzienlijk. De beide regimenten die in de voorste linies vochten, verloren 400 man aan doden en gewonden bij Mill. De Nederlandse verliezen waren veel lager: rond de 40 man gesneuvelden.

De bezetting van de rest van de Peellinie werd in de nacht op de Zuid-Willemsvaart teruggenomen en bood ook op 11 mei nog fel verzet. Ook die linie werd echter vrij gemakkelijk doorbroken en de Duitse tanks, die tot dan toe niet aan het gevecht hadden deelgenomen, konden doorrijden naar de Moerdijkbrug, die op 12 mei om 5 uur 's middags door de eerste verkenningseenheden werd bereikt. Rond 4 uur 's nachts (13 mei) arriveerden de eerste tanks op het Eiland van Dordrecht.

Op de 13e zouden sommigen daar nog aannemen dat het Franse tanks waren, hoewel het Nederlandse opperbevel al wist dat de Duitse tanks in aantocht waren en bevel gaf een pantserafweerfront rond Den Haag in te richten. De communicatie tussen troepen en het opperbevel is mogelijk niet optimaal geweest. Of mogelijk werd Nederland bewust onwetend gehouden. Nog op 14 mei meldt Het Vaderland: "is een gemotoriseerd deel van het Duitsche invalsleger in België Noordelijk gezwenkt naar Noord-Brabant en zouden het deze troepen zijn, die eensklaps aan de Langstraat verschenen zijn en kort daarop de Moerdijkbrug zijn overgetrokken. Door deze beweging is de Peellinie, die tegen een frontlinie kon standhouden, omgetrokken."

Grebbeberg[bewerken]
1rightarrow blue.svg Zie ook Slag om de Grebbeberg

De Grebbelinie
Toen de Duitsers op 10 mei binnenvielen, was de Grebbelinie nog niet voltooid. Bij de aanvang was al duidelijk dat werkzaamheden tot november 1940 zouden duren. De Grebbelinie liep van het IJsselmeer tot de Rijn. Vanaf het IJsselmeer was het land voor de Grebbelinie geïnundeerd. Door hoogteverschillen liep de inundatie niet geheel door; om het land voor de Grebbeberg onder water te kunnen zetten, was een gemaal nodig, dat bomvrij zou moeten zijn. Het was op 10 mei nog in aanbouw. Juist dit punt hadden de Duitse officieren voor hun aanval uitgekozen.

De Grebbeberg was het doel van de 207e infanteriedivisie met het bij haar ingedeelde Waffen-SS-regiment Der Führer; in totaal ruim 23.000 man, de helft daarvan infanterie in twaalf bataljons, waarvan er zeven zouden worden ingezet. De Grebbeberg werd verdedigd door met name het Nederlandse 8e regiment infanterie, 2.500 man sterk, verdeeld over drie bataljons. Het werd ondersteund door eenheden van 19RI en 11RI en zou in totaal nog door elf bataljons, zo'n 9.000 man, versterkt worden. De reguliere onderdelen vielen onder de 4e Divisie van kolonel Van Loon, dat op haar beurt samen met de noordelijker gelegen 2e Divisie (kolonel Barbas) het IIde Legerkorps (generaal-majoor Harberts) vormde. Commandant Veldleger was Godfried van Voorst tot Voorst. 8 RI had een sterke positie: de Grebbeberg kijkt uit naar het oosten over relatief vlak land. De posities waren versterkt met kazematten, maar veel stellingen bestonden gewoon uit aarde en hout, slechts weinig beton.

De feitelijke aanval begon op 11 mei om 02:00 uur met een langdurige maar lichte artilleriebeschieting. Het SS-regiment voerde de eerste aanval uit, die gericht was op de voorpostenstrook. Spoedig werden de schaarse verbindingen tussen de voorposten en de artillerie uitgeschakeld. Na een succes in het noordelijk deel van de voorpostenstrook, had de SS een aantal krijgsgevangenen gemaakt. Deze als levend schild gebruikend, vielen zij een aantal van de resterende voorposten aan. Toch duurde het tot de avond voor de laatste voorposten door de SS werden ingenomen. Bij ten minste drie gelegenheden werden Nederlandse krijgsgevangenen door de SS vermoord.

Op 12 mei begon de Duitse aanval op de frontlijn met een urenlang artilleriebombardement. Rond 13:00 uur vielen twee SS-bataljons de frontlinie aan, een derde bataljon erachter volgend. Het voor de berg gelegen versterkte hoornwerk viel na een half uur strijd. Hierna volgde een aanval de helling op aan de oostzijde van de Grebbeberg zelf. De gevechten werden op deze dag gevoerd door de Waffen-SS. De Duitsers leden relatief lichte verliezen, en wisten eenvoudig de berg op te komen. In de avond van 12 mei hadden de Duitsers de frontlijn ter hoogte van de Grebbeberg geheel veroverd.

Een Duitse aanval door de 227e divisie via de noordelijke Grebbelinie op Amersfoort kwam niet tot ontwikkeling. De 227e divisie zou echter op de volgende dag 13 mei bij Scherpenzeel een zwaardere aanval inzetten waarbij ze geheel ontplooid zou worden. Het bij haar ingedeelde SS-regiment SS Leibstandarte Adolf Hitler was inmiddels naar Brabant gedirigeerd.

In de morgen van 13 mei probeerden de Nederlandse troepen met vier bataljons - drie daarvan van Brigade B - aan de noordzijde van de Grebbeberg een tegenaanval te ondernemen, maar door eigen vuur, slechte voorbereiding en het feit dat de SS tegelijkertijd aanviel, verliep de voortgang traag. Toch slaagden de twee voorste bataljons erin tot bijna aan de tussenverdediging te geraken. De Nederlanders ontmoetten daar de SS die met een bataljon in dezelfde sector tegelijkertijd een aanval ondernam. Toen de Duitse artillerie de Nederlandse aanvallers onder zwaar vuur nam liep de aanval vast. Een aanzienlijk deel der manschappen trok daarop terug. Een door Duitse Stuka's uitgevoerd bombardement op het aanvalsgebied en de afgrendelstelling zorgde ervoor dat de resterende aanvallers het hazenpad kozen.

Op de berg was de SS inmiddels afgelost door een regiment (IR.322) van de 207de Infanterie Divisie. De SS was in de avond en nacht van 12 op 13 mei richting Achterberg gedirigeerd waar ze een aanval zou ontplooien op het moment dat de Nederlandse tegenaanval al aan de gang was. De 207de ID zette met twee bataljons de aanval in tegen de stoplijn op de berg, en was rond het middaguur ten koste van vele gesneuvelden in staat de stoplijn voorgoed te doorbreken. Vele lokale gevechten, onder andere rond diverse commandoposten en het viaduct, duurden tot laat in de middag van de 13de mei. Met het doorbreken van de stoplijn was de Nederlandse verdediging niet langer in staat vanuit voorbereide stellingen weerstand te bieden. Hoewel de Nederlanders vele reserve-eenheden, zeven bataljons, hadden ingezet verloren ze de organisatie volkomen op de 13de mei. De samenhang viel weg, en vanaf de ochtend zagen achtergelegen eenheden stromen terugtrekkende infanteristen voorbij komen. Na het luchtbombardement sloegen de laatste troepen op de vlucht. Rond 16:00 uur op 13 mei werd vanuit het commando Veldleger de evacuatieopdracht voor de gehele Grebbelinie gegeven.

De Duitsers ontdekten pas rond 21:00 uur dat de Nederlanders de Grebbelinie bij Rhenen hadden ontruimd. Elders in de linie ontdekten de Duitsers dit pas in de vroege morgen van 14 mei.

Bij Scherpenzeel waren de Nederlanders in staat gebleken de divisie-aanval van de 227de ID te weerstaan. De Duitsers hadden in de voorbereidingen al veel last ondervonden van Nederlands artillerievuur, en werden door een puike samenwerking van artillerie en infanterie op 13 mei teruggeworpen door de felle Nederlandse tegenstand, na aanvankelijk wel enkele posities te hebben veroverd. Hierop trokken de drie ingezette regimenten zich terug om een nieuwe aanval op de 14de te ontplooien. Pas om 09:00 uur op de 14de kwam men erachter dat de Nederlanders waren vertrokken. Dit kwam onder meer omdat enkele batterijen artillerie achtergebleven waren om de schijn van voortdurende bezetting op te houden. Die opzet slaagde volledig. Zelfs in de morgen van de 14de moesten Duitse eenheden nog plaatselijke gevechten leveren met achtergebleven Nederlandse eenheden. De rest was teruggetrokken op de Vesting Holland Oost.

Moerdijkbruggen, Dordrecht, Waalhaven[bewerken]

Een beeld van de straatgevechten in Rotterdam. Op de voorgrond een Nederlandse stelling.
De aanval op de Moerdijkbruggen en de bruggen bij Dordrecht en Rotterdam werd uitgevoerd door eenheden van de 7e Flieger Division onder leiding van General-major Kurt Student, en werd hiertoe versterkt met eenheden van het 22e Infanteriedivision Luftlande. Omgekeerd stond de 7e Fliegerdivision eenheden af aan het 22e ID ter ondersteuning van de luchtlandingen rondom Den Haag, en een al in 1939 gevormde taakgerichte eenheid (Sturmabteilung Koch) voor de strijd rond het Belgische Fort Eben-Emael en de bruggen daarbij. In Nederland werd bij de Moerdijkbruggen, centraal op het Eiland van Dordrecht en op Waalhaven één Duits bataljon parachutisten afgeworpen. Dezen hadden als taak de bruggen bij Moerdijk en Dordrecht veilig te stellen voor de opmars door de 9e pantserdivisie; een tactiek die in 1944 ook door de geallieerden zou worden gebruikt bij Operatie Market Garden. Bovendien moest de inname van Waalhaven zorgen voor een aanvoerhaven voor de luchtlandings- en bevoorradingseenheden.

Zo ver naar achteren hadden de bruggen een verdediging die niet in de hoogste staat van paraatheid was gebracht in de nacht ervoor. De Moerdijkbruggen kwamen dan ook binnen korte tijd in Duitse handen. Ook de bruggen bij Dordrecht/Zwijndrecht kwamen vrijwel direct in Duitse handen. Hierna brandde de strijd om het Eiland van Dordrecht los, waarbij ruim 200 Nederlandse militairen omkwamen. Twee pogingen tot het bombarderen van de strategische bruggen bij Moerdijk faalden. Ook een Frans/Nederlandse actie met pantserwagens om de Moerdijkbruggen vanuit het zuiden te heroveren mislukte op 11 mei. Op 12 mei bereikten de eerste verkenningseenheden van de 9e pantserdivisie om 17:00 uur de Moerdijk en kwamen de Duitse parachutisten te hulp. Nederlandse troepen hielden tot het eind van de strijd stand in het noorden van het Eiland van Dordrecht. In Dordrecht zelf werden op de 13de zware straatgevechten tegen Duitse tanks gevoerd, die de Duitsers een tiental tanks kostten. De Duitse tanks trokken zich terug en trokken naar Rotterdam.

Op 10 mei om 05:00 uur landden een twaalftal Heinkel He 59D watervliegtuigen op de Nieuwe Maas in Rotterdam. Troepen peddelden in rubberbootjes naar zowel de noord- als zuidoever. Ze namen de vitale Maasbruggen in, en bezetten gebouwen op zowel de noord- als zuidoever. Parachutisten landden bij het Feyenoordstadion en op het vliegveld Waalhaven. Rotterdam had een troepenmacht van ongeveer 7.000 man (vooral opleidingseenheden), van wie echter slechts ongeveer 1.000 man getraind waren voor het gevecht. Op initiatief van enkele lagere commandanten in Rotterdam werden tegenacties ondernomen. Op de noordelijke oever werden de Duitsers door Nederlandse mariniers, infanterie en genietroepen teruggedreven in een beperkt bruggenhoofd.

Pogingen van de marine om met de Hr. Ms. Van Galen de bruggen op te blazen faalden door het Duitse luchtoverwicht. Het schip werd door Stuka's aangevallen op de Nieuwe Waterweg, raakte hierbij zwaar beschadigd en werd ten slotte door de bemanning tot zinken gebracht in de Rotterdamse Merwehaven.

De strijd rond de bruggen - die voor beide zijden bijzonder bloedig en intensief was - duurde de ruim vier dagen en eindigde met het beruchte bombardement op Rotterdam. Pas hierna slaagden de Duitsers erin de bruggen te overschrijden - maar niet voordat de stad moest capituleren.
Weer wat geleerd op FOK!.
pi_171014072
quote:
1s.gif Op woensdag 17 mei 2017 21:33 schreef MeneerDeSultan het volgende:

[..]

Weer wat geleerd op FOK!.
Hoewel ik het teveel tekst vind, nooit geweten dat het Nederlandse leger zo onvoorbereid was op de naderende invasie.
Fascinerend dat men het totaal niet verwachtte.
  User die overal opduikt 2022 donderdag 18 mei 2017 @ 07:21:01 #9
186611 Haags
pi_171020236
quote:
0s.gif Op woensdag 17 mei 2017 20:28 schreef Metalfrost het volgende:

[..]

Dat klopt, en onderhevig aan de gebeurtenis die een lengte der tijd gebruikt om de duur mee aan te duiden.
Zo dan.
Zonder wrijving geen glans
pi_171022789
Nee, de volgende keer beter.
abonnement Unibet Coolblue
Forum Opties
Forumhop:
Hop naar:
(afkorting, bv 'KLB')