De laatste dribbelaarDe laatste romanticus langs de lijn
Bezijden de realiteit, ontkalkt vol elegantie
Kan het zijn dat de raspaardjes niet meer bestaan
Verschijnen ze niet meer, geen Coen Moulijn,
geen Pietje Keizer, die vol branie tegenstanders lieten staan
Geen kalk meer aan de schoenen, geen solisten meer
De man die dribbelde maakte het onderscheid
Te veel naar links of rechts, de juiste baan
Wegbereiders, slalommend als ski-kampioenen
Bereid tot soleren, de trainer liet ze gaan
Binnendoor dreigen, buiten er omheen
Schijnbeweging, bal er langs, gepasseerd
Verdediger op verkeerde been
Kop kleiner, grote daden, net als Tsjeu la Ling
Reggie als uitblinker, Arjen weet nog hoe het ging
De nul vasthouden, eenzaam staat de spits
te wachten op de bal van de flanken, laten we gokken
Hij komt niet meer, mag niet, niemand te bedanken
Midvoor, bereid de kromme voorzet in te koppen
Scheer je weg meneer, rakelings, coaches tevreden op de banken
Voetbal was romantiek, publiek bedienen
Schoonheid voorop, langs de man, bal op de kop
Sokken half stok, stokpaard, permanent in de war
Geen opdrachten, maak er wat van, publiek tevreden
Arjen is de laatste, over hem wordt gepraat aan de bar
Breekbaar als kristallen glazen, broos zoals ze zeggen
Nooit de uitdaging uit de weggaand, hij blijft verbazen
Vaak eenzaam voorin, bijna buitenspel, op de rand
Fluweel, elegant, niet te stoppen, kijk hem razen
Toch de rust aan de bal, als Mandela op Robbeneiland
Messi.......De voet van God.Spelers naar buiten, trage lome start
Genietend van de zon, wat wordt verwacht
Een jonge god, mooie kuiten
Succes lonkt aan de horizon
Publiek snakt, naar 't spelend hart dat bonkt
Stadion in lichterlaaie, flitsend licht
Reeds drie man gepasseerd, verdediging ontwricht
Twee keer kappen, één keer draaien
Oude helden kijken toe, ongegeneerd
Medeplichtig aan strelend aaien, zelf ongedeerd
Blik naar het ronde leer, lange haren in de nek
Keeper op zijn hoede, wat een pech
Tikkie breed doet dan zo’n zeer
Zelf de glorie willen voelen, de zoveelste keer
Plots, de gebogen rug weer recht
Ogen blijven naar beneden, ze twijfelen niet
Bal naast de linkerschoen, als wuivend riet
Afrekenen met het verleden
Alleen falen door het niet te doen
Aanstonds het overwinningslied, van de ware kampioen
Rechterbeen, zonder enige rancune, staat alleen
Bal mag de touwen strelen van deze godenzoon
Blik naar de tribune, als één van de hunne
Zijn naam klinkt uit hun kelen
Men waant zich in de mooiste droom
Gespreide armen in de lucht, er klinkt bravo
De hoofdrol gekregen, wat een niveau
Hoorbaar is de onpijlbaar diepe zucht,
Altijd zon, nooit meer regen
De hand van God, zijn opvolger gekregen
Kiprich, de ware cultheldDe ware zucht hoort van diep te komen
De longen vol lucht geblazen
Alleen echte bazen, weten dit te beheersen
Geen gemakzucht, eerder energie ophalen
Opladen voor wat komen gaat, te kunnen grazen
Wat ons staat te wachten, melancholie, romantische gedachten
Koud in het veld, de handen al in de zij
Warmlopen is overbodig, kost te veel kracht
Zal ie nog nodig hebben, dan onverwacht :
'geef die bal maar aan mij'
Overdacht toch spontaan, het liefst langs de lijn,
In de voetjes zoals dat heet, warmte in aantocht
Niet elke bal hoeft een toverbal te zijn, echter
met een tovenaar in dienst, kleurt de hemel blauw
Komt de regenboog tevoorschijn
voor dag en dauw, wachtend om te schitteren
Eerst een sigaret, aansteker in de zak
Het vuur uit de sloffen, moet vlammend hard zijn
Zie hem daar lopen, naar de vogeltjes fluitend
Omringd door duizende toeschouwers, doch alleen
De zon schijnt, het briesje in z'n haar blaast
Geen gesloten dak, heerlijk in de natuur buiten
Het slenteren verandert in dartelen, wat een eindbaas
Een veulen in de wei, alleen met de bal kan ie zich uiten
Je bent al snel een cultheld, wordt hier en daar verteld
Het kan raar lopen, een antilope op het veld
met hangende schouders en kromme pootjes, onverhuld
Blijft onvermeld dat deze speler het publiek bekoorde
In koor bezongen ze zijn heldendaden, 'Jóóósef, Jóóósef, Jóóósef'
Die het zich herinneren weten : József was de ultieme cult
József, de tovenaar van Tatabanya, sprak met de bal aan zijn voeten
Andere minimale culthelden, blazen hoog van de toren
Puffend en zuchtend liet József zien hoe het wel zou moeten
Hoe je niet alleen met je mond een held bent, de echte cultheld
dartelt in het veld, scoort, je moet ook het publiek bekoren.
Dan pas mag je bij de echte culthelden zoals József behoren
Ons BerKlein van stuk, hard als graniet
Als je hem zag, dacht je aan lang vervlogen tijden
Vlassend snorretje, puberen en Zundapp rijden
Waar je niet aan dacht zijn grote dromen die in het verschiet
liggen, tot wasdom komen als volwassen man
Dromen immers zijn bedrog, weet menigeen alles van
Bij Helmondia beginnen was niet ideaal, verre van zelfs
Dan is de spiraal al snel instabiel, naar boven uitzonderlijk
Mocht je al blij zijn dat je af en toe inviel
Van ieder talent gespeend, wel winnen in de derde helft
Je hebt wat afgeweend, talent bleek betrekkelijk
Dan is mentaliteit alles dat telt, zo werd je oordeel geveld
Harder lopen dan de anderen, van koers veranderen
Geen balletje hooghouden, dat besteed je uit
Harder lopen dan de rest, je best doen, kin omhoog
Raspaardjes zijn er genoeg, menig gesneuveld talent
haalde het niet, achteraf te lang verwend
Daar loop je hard voorbij, met een grote boog
Noeste arbeid begon zich steeds te lonen
'Kom maar bij ons trainen, bij de jeugd'
Gat in de ozon laag gesprongen, toch mooi afgedwongen
Tot zijn vreugd, mocht ie z'n kwaliteiten komen tonen
Daar gaat ie met de trein, eerst de fiets, tas op de rug
Komt het toch van pas, al dat trainen, ijzeren longen
De eerste de best bal, knal, daar lag de tegenstander
Hij had geen kaartje nodig om te zeggen dat ie op visite kwam
Maak maar een plaatsje vrij, dan zou ie laten zien hoe het hoorde
Als geen ander, kwam ie zichzelf tegen, z'n geest bleef vrij
Nu was ie beland waar ie wilde zijn, het hek was van de dam
Het was mentaliteit dat hem daar bracht, wat het publiek bekoorde
Na al die jaren terugkijkend, blijken voetbaldromen te zijn uitgekomen
Wie had dit ooit voorspeld, een voetbalsprookje, dat is zeker
Noeste arbeid bleekt te lonen, straks mag ie de beker tonen
Daar staat ie dan naast de grote Rastaman, kijkt bewonderend omhoog
'Gif 'm moar aan mij, ik déél um mé alle harde werkers deze beker'
Z'n moeke zei :'Kik ons Ber doar nou is stoan, nust die van Gullit.'
Niemand hield het nog droog
Ik noem een Tony van Heemschut,een Loeki Knol,een Brammetje Biesterveld en natuurlijk een Japie Stobbe !