Het is een vorm van cultuurrelativisme in die zin dat democratie een vormelijk en geen inhoudelijk beginsel hoort te zijn: iedereen mag meepraten en er elke mening op nahouden. Maar je hoeft het natuurlijk niet met die mening eens te zijn. Alleen als alles gezegd mag worden, ontstaan er mogelijkheden tot discussie, verwerping en zelfs beschimping (bijv. door Heertje en Van Rossem).
Ik weet niet of je de tijd van Janmaat bewust hebt meegemaakt; er was een cordon sanitaire van kracht waardoor een democratisch verkozen politicus in de tweede kamer werd genegeerd en geïsoleerd. Dat leek een goede strategie, want wat moet je anders met iemand die er verwerpelijke ideeën op nahoudt? Tegelijkertijd werd er op een pijnlijke manier mee blootgelegd dat politici niet om weten te gaan met het het volk dat zij horen te dienen dienen maar diep van binnen minachten. Het systematisch negeren van mensen die het allemaal niet begrepen (bijv. de multiculturele samenleving) bouwde zich op tot volkswoede, een boosheid die ook ik heb gevoeld. Het is de belangrijkste reden geweest dat ik op Fortuyn heb gestemd.
De periode Janmaat heeft eveneens laten zien hoe riskant het is om bepaalde ideeën als verwerpelijk en dus onbespreekbaar te beschouwen, want tegenwoordig is men veel milder ten aanzien van zijn standpunten. In mijn herinnering heeft onder meer het stuk van Paul Scheffer (
Het multiculturele drama) voor een kentering gezorgd. Toen iemand uit de linkse hoek kritiek begon te leveren op het ideaal van de multiculturele samenleving, was je niet meer moreel verdacht als je sceptisch was ten aanzien van demografische veranderingen die zich razendsnel voltrokken.
De situatie is nu nauwelijks beter, al is het door het internet wel makkelijker geworden om met een veelheid aan meningen in aanraking te komen. Daar trekken politici zich alleen weinig van aan.
I make it a thing, to glance in window panes and look pleased with myself.