De dame liep op me af. Twee skittels in de linkerhandpalm verraadde haar intenties. Ik wist van de coke. Oom Moussa had me alles verteld over de werkwijze van crackhoeren vandaag de dag. Schaamteloze drugstoediening, als een kraal aan de ketting neuk je haar plat. En de volgende dag spijt. Terwijl je het niet eens opzettelijk deed. Je wilde het helemaal niet. Maar je wist niet beter. Beneveld door de goedjes, god mag weten wat je allemaal hebt uitgespookt met haar. Je portemonee. Waar is die? Op de grond, in de hoek. Snel kijken of alles er nog in zit. Helaas. Het hoofd gebogen schuif je aan tafel bij je moeder. Ze had het nog zo gezegd, en je had het nog zo beloofd: nooit de meisjes in de steegjes. Nooit. En nu zit je daar. Te prakken in een zachtgekookte aardappel, starend naar je derde ledemaat. Al je kleren nam ze ook mee. Verkocht op marktplaats, nog voor je wakker werd. Je moeder lacht je uit. Prak, prak. Niks krijg je weg; je bent een aangeslagen hoerenloper. Voor de rest van je leven.