Exactly my thought idd. Was geen opdracht, eigen POquote:Op zondag 3 november 2013 22:13 schreef boyv het volgende:
edit:
*paste* http://www.scholieren.com/praktische-opdracht/18168
Deze jongedame gebruikt andere concentraties bij de titratie, maar zie de kaliumjodaatoplossing van 0,03M. Daar verschillen jullie wel een (ahum) factor 10. Heb je de opdracht nog?
?quote:Op zondag 3 november 2013 22:31 schreef boyv het volgende:
Kan het momenteel even niet uitleggen, maar voer
Aantal mmol IO3- dat gereageerd heeft = 0,001M * 6,73mL
eens hier in
http://calculator.tutorvi(...)rity-calculator.html
SPOILEROm spoilers te kunnen lezen moet je zijn ingelogd. Je moet je daarvoor eerst gratis Registreren. Ook kun je spoilers niet lezen als je een ban hebt.Gaat om vraag 2. Vraag a en c kan ik gek genoeg wel beantwoorden, maar b niet. En hoe ik c bereken vind ik een beetje raar. Ik denk dat het zo moet, maar ik kan de redenatie niet vinden. Mijn instinct zegt om dit te doen:
Klem.Spanning schakeling 1: 29.4 volt - hier hoort 6 A bij
Klem.Spanning schakeling 2: 28.2 volt - hier hoort 2 A bij
Verschil in spanning: 1.2 volt
Verschil in stroom: 4 A
Inwendige weerstand: 1.2/4 = 0.3 ohm
En dat klopt ook, alleen moet je eerst vraag 2b beantwoorden. Ik weet dat het ems te berekenen is met: Klem.Spanning=Bronspanning - Inwendige weerstand * stroom. Echter bij een ems mag je de klem.spanning gelijkstellen aan de bronspanning.
Volgens het antwoordmodel is het antwoord op 2b, 30 volt.
Volgende vraag:SPOILEROm spoilers te kunnen lezen moet je zijn ingelogd. Je moet je daarvoor eerst gratis Registreren. Ook kun je spoilers niet lezen als je een ban hebt.Gaat om vraag 5c en 5d. Ik zou voor vraag 5c om een parallelschakeling kiezen. Het probleem waar ik tegenaan loop is welke stroom ik moet gebruiken. In een parallelschakeling is Itotaal=I1+I2+I3+In.
Bij vraag 5d heb ik de gegevens van vraag 5c nodig.
quote:Op maandag 4 november 2013 16:57 schreef DefinitionX het volgende:
Ik kom bij een twee vragen niet uit:Je moet niet je instinct gebruiken maar de Wet van Ohm. Die ken je toch wel?SPOILEROm spoilers te kunnen lezen moet je zijn ingelogd. Je moet je daarvoor eerst gratis Registreren. Ook kun je spoilers niet lezen als je een ban hebt.Gaat om vraag 2. Vraag a en c kan ik gek genoeg wel beantwoorden, maar b niet. En hoe ik c bereken vind ik een beetje raar. Ik denk dat het zo moet, maar ik kan de redenatie niet vinden. Mijn instinct zegt om dit te doen:
Je berekent eerst de klemspanning van de batterij (spanningsbron). Die bedraagt in het eerste geval
U = I·R = 6·4,7 = 28,2 V
en in het tweede geval
U = I·R = 2·14,7 = 29,4 V
Noem de inwendige weerstand van je spanningsbron Ri, dan treedt over deze inwendige weerstand bij een stroomsterkte I een spanningsval Ui = I·Ri op. De EMS van de spanningsbron is constant, zodat moet gelden
28,2 + 6·Ri = 29,4 + 2·Ri
en dus
4·Ri = 29,4 − 28,2
4·Ri = 1,2
Ri = 0,3 Ω
De EMS van de spanningsbron is dus 29,4 + 2·0,3 = 30 V.quote:Volgende vraag:Laat eerst maar eens zien wat je tot nu toe hebt berekend. Je bepaalt eerst de stroomsterkte voor één lampje als dat ene lampje normaal brandt. Als je n lampjes parallel schakelt en aansluit op de spanningsbron dan loopt er door elk lampje evenveel stroom. De klemspanning van de batterij moet dalen tot 6 volt, en je kunt gemakkelijk uitrekenen bij welke stroom dat het geval zal zijn, omdat de EMS en de inwendige weerstand van de batterij zijn gegeven.SPOILEROm spoilers te kunnen lezen moet je zijn ingelogd. Je moet je daarvoor eerst gratis Registreren. Ook kun je spoilers niet lezen als je een ban hebt.
[ Bericht 0% gewijzigd door Riparius op 04-11-2013 18:47:57 ]
Dank u!quote:Op maandag 4 november 2013 18:39 schreef Riparius het volgende:
[..]
Je moet niet je instinct gebruiken maar de Wet van Ohm. Die ken je toch wel?
Je berekent eerst de klemspanning van de batterij (spanningsbron). Die bedraagt in het eerste geval
U = I·R = 6·4,7 = 28,2 V
en in het tweede geval
U = I·R = 2·14,7 = 29,4 V
Noem de inwendige weerstand van je spanningsbron Ri, dan treedt over deze inwendige weerstand bij een stroomsterkte I een spanningsval Ui = I·Ri op. De EMS van de spanningsbron is constant, zodat moet gelden
28,2 + 6·Ri = 29,4 + 2·Ri
en dus
4·Ri = 29,4 − 28,2
4·Ri = 1,2
Ri = 0,3 Ω
De EMS van de spanningsbron is dus 29,4 + 2·0,3 = 30 V.
Ik moet eerlijk zeggen dat ik niet zo heel veel van deze opgave begrijp, maar ik zal mijn berekeningen posten:quote:[..]
Laat eerst maar eens zien wat je tot nu toe hebt berekend. Je bepaalt eerst de stroomsterkte voor één lampje als dat ene lampje normaal brandt. Als je n lampjes parallel schakelt en aansluit op de spanningsbron dan loopt er door elk lampje evenveel stroom. De klemspanning van de batterij moet dalen tot 6 volt, en je kunt gemakkelijk uitrekenen bij welke stroom dat het geval zal zijn, omdat de EMS en de inwendige weerstand van de batterij zijn gegeven.
Inderdaad, dit klopt. Maar bedenk ook dat je dit antwoord verderop nodig hebt bij deze opgave!quote:Op dinsdag 5 november 2013 17:22 schreef DefinitionX het volgende:
[..]
Dank u!
[..]
Ik moet eerlijk zeggen dat ik niet zo heel veel van deze opgave begrijp, maar ik zal mijn berekeningen posten:
Opgave 5a: P = I * U, I= P/U en dus 2,1/6 en dus 0,35 A
Dit klopt, althans afgerond op twee decimalen. Je berekent hier de som van de weerstanden van het lampje en de inwendige weerstand van de batterij. De EMS gedeeld door deze weerstand geeft dan volgens de Wet van Ohm de stroomsterkte in de stroomkring. Het antwoordmodel klopt niet, of men heeft het antwoord naar beneden afgerond op eenheden van 50 mA.quote:Opgave 5b: Deze heb ik ook fout, want het antwoord is 0,45 A en ik heb 0,48 A:
I = Ub/(Ri + Rlampje) = 9/(1,5+(6/0,35)) = 0,48 A
Juist. Bij een serieschakeling zouden de lampjes nooit een spanning van 6 volt kunnen krijgen, en die hebben ze wel nodig om normaal te kunnen branden.quote:Opgave 5c: Een parallelschakeling dus.
Hier vergis je je. Je hebt bij a) namelijk berekend dat er door een lampje 0,35 A stroom loopt als het lampje normaal brandt, en dus niet 0,45 A of 0,48 A. Van dit gegeven moet je nu gebruik maken.quote:Opgave 5d: Het antwoord is 19 watt
Met uw uitleg heb ik gebruik gemaakt van:
Uk=Ub - Ri*I
-Ri*I=Uk-UB
Ri*I=-Uk+Ub
I= 2 A
Dit moet dus verdeeld worden over iedere tak van de p-schakeling. Ik weet dat ieder lampje 0,45 A nodig heeft als hij aangesloten is. Dus dan heb je 2/0,45=40/9 lampjes.
Het vermogen van de batterij is 9*2=18 watt
Het vermogen van alle lampjes bijelkaar is: (6*0,45)*40/9 =12 watt
Volgens mij valt 12 watt weg omdat het vermogen van alle lampjes gewoon gelijkstaat aan wat de batterij hen totaal geeft en dat 18 watt is.
Ik mis nog 1 watt.
Inderdaad, dat is het helemaal.quote:Op dinsdag 5 november 2013 17:30 schreef DefinitionX het volgende:
Riparius heeft mij uitleg gegeven over een stelselvergelijking opstellen bij vraag 2d, deze heb ik als volgt kunnen beantwoorden:
29.4 + 2 Ri = Ub = I
28.2 + 6 Ri = Ub = II
II*3 - I geeft:
88.2 + 6 Ri = 3Ub
28.2 + 6 Ri= Ub
Afhalen van elkaar geeft
60 = 2Ub
Ub= 30 volt
En Ri kun je dan dan berekenen door de Ub in een van de voorgaande formules in te vullen (bijv: 28.2 + 6 Ri= Ub).
Goede vraag. Je kunt in de praktijk natuurlijk alleen maar een geheel aantal lampjes aansluiten, en als je 5 lampjes parallel neemt, dan krijgen ze nog een te hoge spanning, dus moet je 6 lampjes nemen. Het is wat vreemd dat men niet is uitgegaan van fietslampjes met een vermogen van precies 2 watt, want dan zou alles mooi uitkomen: de batterij zou dan 2 ampère leveren, en dus een totaal vermogen van 18 watt, waarbij de 6 lampjes samen 12 watt verbruiken en 6 watt in het inwendige van de batterij wordt omgezet in warmte.quote:Op dinsdag 5 november 2013 18:01 schreef DefinitionX het volgende:
Super! Ik zat te zoeken naar andere vergelijkingen toen ik 0.48 A kreeg en niet 0.45 A. Bij een serieschakeling heb ik geredeneerd zoals u dat zegt.
Bij vraag 5d loopt het echter nog fout. Het antwoordmodel zegt dat het antwoord op vraag 5d 19 watt moet zijn. Goed, als we een stroom van 2 Amperre hebben dan moeten we een vermogen van 9*2=18 watt krijgen van de batterij.
Van de lampjes moet het dus 0.35 A zijn, dat had ik niet door. Ik dacht dat wat ze vroegen bij vraag 5b de juiste stroom was, maar ik vermoed dat het lampje dan teveel stroom zal krijgen en kortsluiting krijgt/kapot gaat. Je stelt dus mbv de klemspanning en de p-schakeling een juiste stroom opdat genoeg takken bestaan die ieder 0.35 A geven aan een lampje.
Er zijn dus 2/0.35=57/10 lampjes aanwezig. Ik zal dan fictief stellen dat er een lampje bestaat die uit 7/10 onderdelen bestaat.
(57/10) * 2.1 (vermogen 1 lampje!) = 12 watt.
Totaal van de batterij en lampje is dan 30 18 watt. Afzonderlijk is dat 18 12 watt en 12 6 watt.
Is het antwoordmodel hier ook fout?
Dank u!quote:Op dinsdag 5 november 2013 18:31 schreef Riparius het volgende:
[..]
Goede vraag. Je kunt in de praktijk natuurlijk alleen maar een geheel aantal lampjes aansluiten, en als je 5 lampjes parallel neemt, dan krijgen ze nog een te hoge spanning, dus moet je 6 lampjes nemen. Het is wat vreemd dat men niet is uitgegaan van fietslampjes met een vermogen van precies 2 watt, want dan zou alles mooi uitkomen: de batterij zou dan 2 ampère leveren, en dus een totaal vermogen van 18 watt, waarbij de 6 lampjes samen 12 watt verbruiken en 6 watt in het inwendige van de batterij wordt omgezet in warmte.
Maar goed, bij deze vraag wordt er stilzwijgend vanuit gegaan dat de weerstanden van de lampjes constant zijn. Bij een eerdere vraag hier heb je gezien dat dat in werkelijkheid niet zo is, maar omdat hier niets is gegeven over de stroom door de lampjes in functie van de aangelegde spanning moet je aannemen dat die weerstand constant is. Anders gezegd, je moet aannemen dat de lampjes zich gedragen als een ohmse weerstand. Die weerstand kun je berekenen, dat is
6/0,35 Ω
en voor 6 lampjes parallel dus
1/0,35 Ω
De stroomsterkte die de batterij levert wordt dan
9/(1,5 + 1/0,35) A
en het totale vermogen dat de batterij levert is dan
81/(1,5 + 1/0,35) W ≈ 18,59 W
Afgerond dus inderdaad 19 watt.
• Plaatje links: schakelaar staat open, lampje brandt niet.quote:Op zaterdag 9 november 2013 23:51 schreef DefinitionX het volgende:
Ik kom hier maar niet uit en het is erg frustrerend:
[ afbeelding ]
Het p-gebied is aangesloten op de positieve pool in de middelste schakeling, maar waarom? Het gaat hier om de stroom, ja, maar in theorie en in de diode gaat het om elektronen. De elektronenstroom is van de negatieve pool naar de positieve pool, dus het is niet logisch dat het p-gebied aangesloten is op de positieve pool.
Wat ik vandaag geleerd heb: het p-gebied heeft positieve gaten en het n-gebied heeft vrije elektronen. Wanneer vrije elektronen van het n-gebied naar het p-gebied gaan, worden deze geblokkeerd door de elektrostratische krachten tussen twee negatieve ladingen, namelijk enerzijds die van het vrije elektron en anderzijds van het negatieve atoom in het p-gebied.
Als je naar de afbeelding kijkt dan zie je in de 3e schakeling dat het p-gebied aangesloten is aan de negatieve pool van de schakeling. Het lampje brandt hier niet.
De enige redenering dat het lampje dan niet zal branden is het feit dat de elektronen in het n-gebied de elektronen van de bron zullen weerkaatsen/blokkeren. Maar wat nou als je meer elektronen hebt dan het n-gebied bezit in de vorm van vrije elektronen? Het aangesloten p-gebied op de negatieve pool zal toch zonder wat ik hiervoor heb beschreven de elektronenstroom blokkeren omdat het negatief geladen atomen bezit?
Besides, in de middelste schakeling zie je ook dat elektronen van de negatieve pool na het doorlopen van het lampje tegen de diode aankomt, het p-gebied zal deze stroom moeten blokkeren. Dus dan heb je ook geen gesloten stroomkring en kan het lampje niet branden door het stoppen van de toevoer van elektronen, cq de stroom.
Ik ben denk ik goed door de war van dit concept. Ik ga het morgen nogmaals doornemen, maar als iemand hier licht op kan werpen, graag.
Stom, vergeten te reageren.quote:Op maandag 18 november 2013 09:30 schreef DefinitionX het volgende:
Hoe onthouden jullie wat onverzadigde/verzadigde/onvertakte/vertake bindingen in de koolstofchemie zijn?
Edit:
Een beter woord: hoe onderscheiden jullie dat het best.
Je moet je redenatie beginnen bij H2S. Zwavel heeft 6 elektronen in de buitenste schil, waarvan 2 in de 3s-orbitaal en 4 in de 3p-orbitaal. Twee elektronen worden gebruikt om bindingen te vormen met de waterstoffen. Dan blijven er 4 elektronen over die twee elektronenparen vormen.quote:Op dinsdag 19 november 2013 23:27 schreef DefinitionX het volgende:
Ik heb de lewis structuur van H3S^+.
Ik zie niet de logica in waar er een elektron tekort komt in de lewis structuur, uitgaande van de octet-regel. Ik denk ook dat ik hiermee mijn eigen vraag beantwoord heb, maar als iemand mee kan kijken, graag.
H3S^+ teken je volgens mijn boek met 3 covalente bindingen (met waterstof) op het centrale zwavel atoom en één niet-bindende elektronpaar. De octet-regel voor het zwavel atoom is vervuld en de waterstof atomen hebben ook hun deel.
Waar komt dan het positief teken van H3S+ vandaan? Zwavel staat in groep 6A, dus heeft 6 valentie elektronen. Drie van deze gaan elk een binding aan met een waterstof atoom. Dan blijven er 3 over, maar omdat het om een positief atoom gaat, hebben we 2 valentie elektronen over. Toch heeft zwavel 8 elektronen in zijn buitenste schil.
Ik las dat periode 3 atomen niet volgens de octet-regel werken, dus dan moet dat het verklaren denk ik. Dan snap ik nog niet helemaal hoe ze aan het positief teken komen.
Bedankt! Dit rationaliseert het.quote:Op woensdag 20 november 2013 00:00 schreef lyolyrc het volgende:
[..]
Je moet je redenatie beginnen bij H2S. Zwavel heeft 6 elektronen in de buitenste schil, waarvan 2 in de 3s-orbitaal en 4 in de 3p-orbitaal. Twee elektronen worden gebruikt om bindingen te vormen met de waterstoffen. Dan blijven er 4 elektronen over die twee elektronenparen vormen.
Wanneer H2S een proton opneemt, moet het zwavelatoom een elektronenpaar opofferen om een binding te vormen met dat proton. Wanneer we dan de lading van zwavel berekenen, zien we dat zwavel een positieve lading heeft gekregen, want één elektron van het opgeofferde vrije elektronenpaar is gedoneerd aan het proton.
Forum Opties | |
---|---|
Forumhop: | |
Hop naar: |