Een omringingsgetal van 2 is de 'standaard'. Uitzonderingen worden in het ene boek denk ik wel behandeld en in het andere niet. Ik denk dat middelbare school scheikunde poogt een algeheel beeld te geven van de gangbare theorie etc. en dat evt. extra info weggelaten zal worden. Voor veel scholieren is de basis al pittig natuurlijk.quote:Op zondag 28 juli 2013 21:56 schreef DefinitionX het volgende:
Maar dat is toch vreemd dan? Waarom zeggen ze in vwo boeken dat de covalentie van bijvoorbeeld O, 2 is, terwijl je toch meer dan 2 bindingen kan tekenen, zoals je in het ozon voorbeeld terug kunt zien?
De octetregel heeft de hoogste prioriteit voor de C, N, O en F. Dat betekent dat deze elementen altijd zullen streven naar 8 elektronen om zich heen. Voor die 8 elektronen tellen alle elektronen die betrokken zijn bij een binding mee (dus ook de elektronen die eigenlijk bij het naburige atoom horen) en de vrije elektronenparen van het atoom waarvoor je het octet moet vaststellen.quote:Op zondag 28 juli 2013 21:56 schreef DefinitionX het volgende:
Maar dat is toch vreemd dan? Waarom zeggen ze in vwo boeken dat de covalentie van bijvoorbeeld O, 2 is, terwijl je toch meer dan 2 bindingen kan tekenen, zoals je in het ozon voorbeeld terug kunt zien?
Niet helemaal, een subschil is zoals de naam zegt een onderschil van een hoofdschil. Een orbitaal is dat gedeelte van de ruimte rondom een atoomkern waarin de kans +/- 90% is dat bij meting een electron met bepaalde quantumgetallen n,l,m, en s te vinden valt. Dat kan een standaard (sub)schil zijn, maar ook een zgn hybride.quote:Op maandag 29 juli 2013 21:10 schreef DefinitionX het volgende:
Ze hebben het in mijn boek nu over subschillen rond een nucleus. Dit gaat me helpen om elektronenconfiguraties te kunnen schrijven.
Mijn vraag: ze hebben het over subschillen, maar dan zeggen ze bijvoorbeeld '2p-orbital' en niet '2p-subshell'. Begrijp ik het goed dat een subshell=orbital?
Nee, een orbitaal is dat gedeelte van de ruimte rondom een atoomkern waarin de kans +/- 90% is dat bij meting een electron met bepaalde quantumgetallen n,l,m, en s te vinden valt. Een kans an sich is het niet, maar het is er wel op gebaseerd.quote:Op maandag 29 juli 2013 23:37 schreef DefinitionX het volgende:
Ik heb het even opnieuw gelezen in mijn boek. Dus orbitals zijn oplossingen voor de kans om een elektron te vinden rondom een atoomkern in een bepaalde schil.
[ afbeelding ]
Er staat dan hoeveel orbitals per subschil, dat betekent dus bijvoorbeeld voor de 2p schil/orbital 3 kansen. Heb ik dat goed begrepen?
Scuidward, ik heb n.a.v. jouw post nog even in het boek gekeken, en het klopt. Dus orbitals zijn kansen/oplossingen voor elektronen.
Nee, vanuit n kan je niet de lading afleiden. Dan moet je echt kijken naar het atoomnummer oftewel het aantal protonen in de atoomkern. Vanuit n is wel het aantal hoofdschillen die (deels) bezet worden te bepalen, en de energietoestand waarin een electron met hoofdquantumgetal n (en l, m, s) en de daarbij corresponderende orbitaal zich bevindt te bepalen.quote:VanishedEntity, ik heb nog geen theorie van de sp3 gehad, maar ik snap waar de naam vandaan komt nu, bedankt.
Trouwens, dit zijn mijn definities van de quantum getallen n, l en m:
n = lading en hoeveelheid schillen
Persoonlijk stel ik voor het bepalen van het aantal subschillen binnenin een hoofdschil de relatie l = n, want de eerste hoofdorbitaal kent maar 1 type suborbitaal, nl. 1s. De conventie l = n-1 wordt gebruikt voor de bepaling van het hoekmoment L = ℏ√(l(l+1) omdat de s-orbitaal geen hoekmoment heeft.quote:l = aantal vormen van orbitals l=n-1, dus stel dat je n=3 dan l=2 en dan heb je sowieso s, p en d subschillen
Nee, dit is de projectie van de hoekmoment-vector (hoekmoment is een vectorgrootheid) langs de z-as, gegeven door Lz=mℏ. Dit quantumgetal bepaalt de orientatie van de orbitaal in de ruimte, en vanaf d en hoger ook de vorm.quote:m1 = magnetische lading (dit is nog vaag bij mij)
Even twee opmerkingen:quote:Op maandag 29 juli 2013 22:36 schreef VanishedEntity het volgende:
[..]
Niet helemaal, een subschil is zoals de naam zegt een onderschil van een hoofdschil. Een orbitaal is dat gedeelte van de ruimte rondom een atoomkern waarin de kans +/- 90% is dat bij meting een electron met bepaalde quantumgetallen n,l,m, en s te vinden valt. Dat kan een standaard (sub)schil zijn, maar ook een zgn hybride.
Het blijkt nl. dat die (sub)schillen bij benadering te beschijven zijn adhv de schrödingervergelijking, en als je daaraan gaat rekenen komt daar een bepaalde vorm voor de verschillende orbitalen uitrollen. Het blijkt ook dat je zgn. lineaire combinaties kan nemen van die subschillen. Kijken we bijv. naar het koolstofatoom, dan omvat de 2de hoofdschil één subschil 2s, en drie subschillen 2px, 2py en 2pz, waar je in totaal 8 electronen in kan parkeren.
Deze subschillen zijn op verschillen wijzen lineair te combineren. Laten we met de meest tot de verbeelding sprekende beginnen, de sp3 hybridisatie. Zoals de term al aangeeft, is dit een combi van de 2s orbitaal en de drie 2p orbitalen. Dit levert de koolstof-tetraedervorm op, waarbij de 4 sp3 orbitalen langs de lijnen van het zwaartepunt naar de 4 hoekpunten van de tetraedervorm lopen, en hiermee de covalentie van 4. Anders gezegd, dit is bij benadering de reden waarom koolstof graag 4 bindingen vormt, bijv met H om methaan te vormen. En doordat elke H-atoom 1 electron in zn 1s schil heeft rondzwerven, kan je door de 4 1s schillen te laten overlappen met de 4 sp3 orbitalen een situatie bewerkstelligen waarbij effectief zowel de 1s schillen als de sp3 bezet zijn met 2 electronen. En dit is, zoals eerder opgemerkt, een energetisch gunstige toestand, en zijn er chemische bindingen gevormd. Dit type chemische binding ts een sp3 orbitaal en een andere sp33, of een s orbitaal wordt een sigma-binding genoemd. Andere typen bindingen zijn de pi-binding, betrokken bij dubbele (sp2) en drievoudige (sp) bindingen, en delta-bindingen (die zal je in het begin van een chemie-curriculum niet tegenkomen). Zie google images en Wikipedia.
Daar wou ik nog even mee wachten totdat hij de concepten orbitaal en hybridisatie beter begrijpt.quote:Op dinsdag 30 juli 2013 00:30 schreef lyolyrc het volgende:
2. Bij sp2 en sp-hybridisatie krijg je ook 4 bindingen, maar dan hebben ze niet meer allemaal hetzelfde karakter (voor sp2 3 σ en 1 π en voor sp 2 σ en 2 π). De π binding werd bij ons overigens direct behandeld.
Ik denk persoonlijk dat het introduceren van de sp2- en sp-hybrides minder gewaagd is dan een formule voor hoekmoment. Ook denk ik dat die hybrides relevanter zijn voor DefinitionX, gezien de reden van zijn vragen. Desondanks is het nooit verkeerd om wat meer aan theorie aan te bieden dan strikt noodzakelijk. Dat prikkelt (bij mij in ieder geval) de geest.quote:Op dinsdag 30 juli 2013 00:35 schreef VanishedEntity het volgende:
[..]
Daar wou ik nog even mee wachten totdat hij de concepten orbitaal en hybridisatie beter begrijpt.
Uiteraard hoeft hij zich nu niet direct bezig te houden met de exacte formule voor de angular momentum voor subschillen oftewel de p-, d-, f- en hogere orbitalen, maar als je voor het eerst leert dat 1ste hoofdschil maar 1 type subschil kent (1s) , de 2de hoofdschil 2 typen subschillen (2s, 2p), de 3de hoofdschil 3 typen subschillen (3s, 3p, 3d) etc etc, dan is het aan te raden ook even die formule te laten zien zodat de student in kwestie ook ziet waar die notatie l = n - 1 voor het nevenquantumgetal (azimuthal quantum number) vandaan komt. Dat ziet hij/zij nl. ook dat die formule laat zien dat de s-orbitalen geen hoekmoment kennen, terwijl de notatie l = n op diens beurt weer laat zien hoeveel typen subschillen er in een hoofdschil n aanwezig zijn.quote:Op dinsdag 30 juli 2013 00:48 schreef lyolyrc het volgende:
Ik denk persoonlijk dat het introduceren van de sp2- en sp-hybrides minder gewaagd is dan een formule voor hoekmoment. Ook denk ik dat die hybrides relevanter zijn voor DefinitionX, gezien de reden van zijn vragen. Desondanks is het nooit verkeerd om wat meer aan theorie aan te bieden dan strikt noodzakelijk. Dat prikkelt (bij mij in ieder geval) de geest.
Hybridisatie is het nemen van lineaire combinaties van de formules die de suborbitalen binnen een hoofdorbitaal beschrijven. Dit levert dan één of meerdere hybride orbitalen op van gelijk energieniveau maar verschillende ruimtelijke vorm. Eentje had ik even hierboven voor je beschreven, nl. de sp3 orbitalen die de typische tetraedervorm opleveren.quote:Op dinsdag 30 juli 2013 01:08 schreef DefinitionX het volgende:
Trouwens, geen idee wat hybridisatie is, maar dat behandelt mijn boek geloof ik ook. Dus hopelijk kom ik daar gauw achter, want bij Lewis structuren zegt met name deze persoon dat vaak:
Omdat de reactieorde en de exponent moeten overeenkomen. xe orde betekent [A]xquote:Op dinsdag 30 juli 2013 15:19 schreef DefinitionX het volgende:
We beschouwen de volgende evenwichtsreactie:
2A + B -><- C + 2D
De reactie is van eerste orde voor reagens A en van eerste orde voor reagens B.
Welke formule geeft de reactiesnelheid van deze reactie?
<A> v = k . [A] . [B]
<B> v = k . [A]2 . [B]
<C> v = k . [A]2 . [B]2
<D> v = k . [A] . [B]2
Ik had B, maar het antwoord moet A zijn, waarom?
Jij probeert, denk ik, te redeneren net als bij evenwichtsbreuken, tot de macht van de coëfficient in de reactie. Zoals gezegd werkt het bij snelheidsvergelijkingen echter anders (zie link van Viezze).quote:Op dinsdag 30 juli 2013 15:19 schreef DefinitionX het volgende:
We beschouwen de volgende evenwichtsreactie:
2A + B -><- C + 2D
De reactie is van eerste orde voor reagens A en van eerste orde voor reagens B.
Welke formule geeft de reactiesnelheid van deze reactie?
<A> v = k . [A] . [B]
<B> v = k . [A]2 . [B]
<C> v = k . [A]2 . [B]2
<D> v = k . [A] . [B]2
Ik had B, maar het antwoord moet A zijn, waarom?
Dit is geen uitdaging hoor. Dit soort opgaven zijn klassiekers om te testen of iemand echt inzicht heeft of maar slaafs wat half of niet begrepen formuletjes gaat zitten invullen. Lang vóór Newton, in de Middeleeuwen, kon men dit al oplossen, lees het Wikipedia artikel over de Oxford calculators er maar eens op na.quote:Op maandag 5 augustus 2013 01:22 schreef DefinitionX het volgende:
Bedankt jongens.
Misschien een andere uitdaging:
Een vliegtuig heeft een startbaan van 500 meter nodig om op te stijgen. Het moet daarbij een startsnelheid van 50 m/s bereiken.
Wat is de versnelling van het vliegtuig als je aanneemt dat het de gehele baan gebruikt?
<A> 1 m/s²
<B> 2 m/s²
<C> 2,5 m/s²
<D> 3 m/s²
Dat lijkt me sterk, want zo is het mij ook aangeleerd op de middelbare school.quote:Op dinsdag 6 augustus 2013 01:28 schreef VanishedEntity het volgende:
Ik betwijfel of hij in dit stadium van het Natuurkunde curriculum gebruik van dat theorema mag maken. Zo gehanteerd lijkt het zomaar past boem uit lucht te komen vallen, en docenten en examinatoren/correctors hanteren daar doorgaans direct de rode pen voor.
Nee, het is een meerkeuzevraag uit de Vlaamse toelatingstoets. Het is daarbij niet de bedoeling uitwerkingen in te leveren, alleen antwoorden. Heel veel vragen uit die toets zijn gericht op het testen van inzicht. Dat geldt ook voor de wiskundevragen.quote:Op dinsdag 6 augustus 2013 01:28 schreef VanishedEntity het volgende:
Ik betwijfel of hij in dit stadium van het Natuurkunde curriculum gebruik van dat theorema mag maken. Zo gehanteerd lijkt het zomaar past boem uit lucht te komen vallen, en docenten en examinatoren/correctors hanteren daar doorgaans direct de rode pen voor.
Hier kun je oefenen: http://www.sporcle.com/games/g/elementsquote:Op donderdag 8 augustus 2013 20:21 schreef DefinitionX het volgende:
Iemand tips/trucs om heel het tabel der elementen uit je hoofd te kunnen opschrijven?
Bij een vraag van de proef uit Belgie vroegen ze welke elementen dezelfde eigenschappen hebben. Nu weet ik dat dat te maken heeft met de groep van de elementen. Als je het tabel uit je hoofd kent is dat natuurlijk niet zo moeilijk meer.
En de Amerikanen gebruiken schijnbaar het 1a-2a-7a-8a systeem voor het labelen van de groepen, maar wij gaan tot 18 geloof ik. Mijn boek dat in het engels is gebruikt het Amerikaans model, maar hoe zal ik dat leren dan? Maakt het opzich uit welke van de 2 ik kies?
Als ik voor het 1a-2a systeem ga dan kan ik ook zo de 1-18 groep schrijven, want dan hoef ik enkel de rijen te tellen.
Kijk hier voor uitleg over het verschillende gebruik van de termen richting en zin bij vectoriële grootheden in Nederland en Vlaanderen.quote:Op zondag 25 augustus 2013 17:15 schreef DefinitionX het volgende:
Ik gebruik nu een Belgische methode voor fysica. Ik ben nu bij elektrische velden en daar noemen ze termen zoals richting en 'zin' van een elektrisch veld. Wat is het verschil tussen de zin en de richting van bijvoorbeeld een kracht of elektrisch veld?
Of zoals een voormalige docent van mij het deed: substitutie van de ene vergelijking naar de andere, berekenen en vervolgens droog opmerken dat je ook het antwoord had kunnen vinden door je inzicht te gebruiken.quote:Op dinsdag 6 augustus 2013 00:40 schreef Riparius het volgende:
[..]
Dit is geen uitdaging hoor. Dit soort opgaven zijn klassiekers om te testen of iemand echt inzicht heeft of maar slaafs wat half of niet begrepen formuletjes gaat zitten invullen. Lang vóór Newton, in de Middeleeuwen, kon men dit al oplossen, lees het Wikipedia artikel over de Oxford calculators er maar eens op na.
Gewoon uit het blote hoofd: de gemiddelde snelheid van het vliegtuig op de startbaan is 25 m/s, dus het vliegtuig doet er 500/25 = 20 seconden over om het einde van de startbaan te bereiken. De versnelling bedraagt dus 50/20 = 2,5 m/s². Mooi hè, dat inzicht?
Je moet voor een beperkt aantal elementen de plaats in de tabel weten maar het is minstens zo belangrijk dat jij begrijp waarom groepen elementen bepaalde eigenschappen hebben. Verdiep je hier vooral in! No shortcuts.quote:Op donderdag 8 augustus 2013 20:21 schreef DefinitionX het volgende:
Iemand tips/trucs om heel het tabel der elementen uit je hoofd te kunnen opschrijven?
Bij een vraag van de proef uit Belgie vroegen ze welke elementen dezelfde eigenschappen hebben. Nu weet ik dat dat te maken heeft met de groep van de elementen. Als je het tabel uit je hoofd kent is dat natuurlijk niet zo moeilijk meer.
Veel deeltjes hebben een lading, die kan positief of negatief zijn. Een positief geladen deeltje wordt aangetrokken door een negatieve lading en wordt afgestoten door positieve lading, vice versa voor negatief geladen deeltjes. Een elektrisch veld zorgt voor een spanningsgradiënt tussen twee plaatsen in de ruimte. De zin geeft de hoek aan. Stel je voor dat je een hoek van +30 graden hebt, teken die lijn in een assenstelsel of beeld het je in. Dan zijn er dus twee richtingen. Dat is het verschil tussen de zin en de richting. Technisch gezien zouden beide termen door 1 term kunnen worden vervangen (enkel de hoek) maar dat doen ze om de een of andere reden niet.quote:Op zondag 25 augustus 2013 17:15 schreef DefinitionX het volgende:
Ik gebruik nu een Belgische methode voor fysica. Ik ben nu bij elektrische velden en daar noemen ze termen zoals richting en 'zin' van een elektrisch veld. Wat is het verschil tussen de zin en de richting van bijvoorbeeld een kracht of elektrisch veld?
Het ging om een vraag uit die Vlaamse toelatingstoets. Ik weet niet of je die toetsen (of althans reconstructies ervan, want ze worden niet vrijgegeven) wel eens nader hebt bekeken, maar dan zie je dat veel vragen zijn te beantwoorden zonder pen en papier te gebruiken en dus ook zonder berekeningen die je niet uit het blote hoofd zou kunnen doen. Er wordt vooral op inzicht getoetst.quote:Op zondag 25 augustus 2013 18:53 schreef Bram_van_Loon het volgende:
[..]
Of zoals een voormalige docent van mij het deed: substitutie van de ene vergelijking naar de andere, berekenen en vervolgens droog opmerken dat je ook het antwoord had kunnen vinden door je inzicht te gebruiken.
Het is echter wel wat link om voor iemand die nog niet dat inzicht heeft op dit inzicht te vertrouwen. Jij kan nu het gemiddelde op deze manier nemen doordat vanuit rust met een constante accelleratie een bepaalde snelheid wordt bereikt na een bepaalde afstand, daarom is het veilig om aan te nemen dat de gemiddelde snelheid de helft bedraagt van de uiteindelijke snelheid. Je moet niet alleen slaafs formules invullen, je moet logisch nadenken en vermoedens toetsen met de formules die je hebt. Maar of dat het nu verstandig is om als beginner blindelings op je inzicht te vertrouwen...dan kan je bedrogen uitkomen.
Strikt genomen klopt je berekening niet en is die ook niet netjes opgeschreven, maar je gedachtengang is goed en daardoor kom je toch op een goed antwoord uit.quote:Op dinsdag 3 september 2013 09:37 schreef sugar4 het volgende:
Zou iemand mij kunnen helpen? Het is niet echt een huiswerkvraag, maar vindt het een beetje overdreven om een topic voor aan te maken in K&W.
Onze oprit wordt komend weekend verhoogd (ligt aan een dijk). Nu komen er keerwanden om de boel op z'n plaats te houden. Nu moet ik alleen ook zand bestellen, maar ik weet niet zeker hoeveel.
Situatie: (Ik heb het in paint gemaakt dus let niet op de verhoudingen)
[ afbeelding ]
De oprit wordt met 1 meter verhoogd, maar om de inhoud te berekenen dacht ik dat het makkelijker was om de hoek 90 te maken. Dat is bij 1,5 meter.
Dus ik dacht 1,5*3,2*7,5 = 36 / 2 = 18*2/3 = 12m3 meter![]()
Iemand enig idee of mijn berekening zo klopt of zie ik iets over het hoofd. Het gaat overigens om een benadering, maar ik wil geen bergen overhouden en zeker geen tekort.
Thanks voor de uitleg en bevestiging!quote:Op dinsdag 3 september 2013 12:35 schreef lyolyrc het volgende:
[..]
Strikt genomen klopt je berekening niet en is die ook niet netjes opgeschreven, maar je gedachtengang is goed en daardoor kom je toch op een goed antwoord uit.![]()
Je zou eigenlijk met 7,2 moeten vermenigvuldigen in plaats van 7,5. In dat geval kom je op een iets lager antwoord uit, namelijk 11,52 m3. Maar aangezien de boel vast niet helemaal recht is en je zeker niet te weinig wil hebben, kun je beter 12 m3 nemen.
Je berekening wordt niet makkelijker zo, integendeel. Het gezochte volume kun je eenvoudig berekenen door de oppervlakte van de zwarte driehoek in zijaanzicht te vermenigvuldigen met 3,2. En de oppervlakte van die zwarte driehoek in zijaanzicht (halve basis maal hoogte, draai de tekening een kwart slag linksom) is ½·1·7,2 = 3,6 m². Het gezochte volume is dus 3,6·3,2 = 11,52 m³.quote:Op dinsdag 3 september 2013 09:37 schreef sugar4 het volgende:
Zou iemand mij kunnen helpen? Het is niet echt een huiswerkvraag, maar vindt het een beetje overdreven om een topic voor aan te maken in K&W.
Onze oprit wordt komend weekend verhoogd (ligt aan een dijk). Nu komen er keerwanden om de boel op z'n plaats te houden. Nu moet ik alleen ook zand bestellen, maar ik weet niet zeker hoeveel.
Situatie: (Ik heb het in paint gemaakt dus let niet op de verhoudingen)
[ afbeelding ]
De oprit wordt met 1 meter verhoogd, maar om de inhoud te berekenen dacht ik dat het makkelijker was om de hoek 90° te maken. Dat is bij 1,5 meter.
Dus ik dacht 1,5*3,2*7,5 = 36 / 2 = 18*2/3 = 12m3 meter![]()
Kortere golflengtes kun je idd niet zien, dus je hebt waarschijnlijk gelijk. In de praktijk zal het ook lastig zijn om een spectrometer te maken die zowel in het zichtbare deel van het spectrum als in het UV deel lijnen kan zien.quote:Op woensdag 14 augustus 2013 23:06 schreef DefinitionX het volgende:
Enkele vragen over elektromagnetisch spectrum en de relatie met atomen:
1) In mijn boek zie ik een spectrum voor waterstof. Ik zie 4 streepjes die elk corresponderen met een bepaalde golflengte.
Echter met de Balmer-Rydberg vergelijking vind je golflengtes die lager zijn dan op het spectrum dat in het boek te zien is. Dus als er in het boek het laagste streepje = lambda 410 nm, kun je met de Balmer-Rydberg vergelijking nog lagere golflengtjes vinden.
Hoe moet ik dat zien? Ik vermoed omdat de afbeelding in het boek zichtbaar licht bedoelt met die 4 streepjes.
Forum Opties | |
---|---|
Forumhop: | |
Hop naar: |