Toekomst van Europa zorgt voor hoofdbrekensDe vijftigste verjaardag van de Europese integratie enkele jaren geleden was een ideaal
moment om de balans op te maken van een samenwerkingsverband dat voortvloeide uit een in
1957 opgesteld verdrag. Het verdrag, de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS)
genaamd, ging voornamelijk over staal en kolen. Inmiddels staan er door de vergevorderde
integratie veel grotere belangen op het spel en daarom wordt de roep om meer democratie bij
besluitvorming op Europees niveau steeds groter. Vooral als het gaat om de euro, het openen
van de grenzen voor de inwoners van de lidstaten van de Europese Unie en wetgeving
afkomstig uit Brussel zou er meer ruimte voor het publieke debat kunnen zijn, zo luidt de
algemene teneur.
Als oplossing voor het gebrek aan democratie wordt onder meer de vorming van een federale
staat naar voren gedragen. In de afgelopen decennia was het speerpunt vooral economische
integratie, welke bekrachtigd met het ontstaan van een interne markt en de invoering van de
euro. Nu zou echter ook politieke integratie hoog op de Europese agenda moeten komen te
staan, hetgeen verdere centralisatie kan bevorderen. Dat zou betekenen dat er één centrale
overheid komt met daaronder relatief zelfstandige lidstaten, die binnen hun eigen
landsgrenzen nog altijd de verantwoordelijkheid dragen en bepalen wat de wetten zijn.
Volgens prof. dr. Lans Bovenberg van de Universiteit van Tilburg is een gefederaliseerd
Europa echter nog lang niet in zicht (2011). Er kleven namelijk verschillende nadelen aan
Europa als federale staat, waarvan ik een selectie in dit artikel bespreek.
Politieke integratie in Europa is een goede ontwikkeling, zo vinden de huidige politieke
leiders. Een politieke unie zorgt waarschijnlijk voor een krachtiger, meer levensvatbaar en
assertiever Europa ten aanzien van internationale ontwikkelingen. Het laatste zou ervoor
zorgen dat de Europese normen, waarden en gebruiken beter opgewassen zijn tegen die van
bijvoorbeeld de Verenigde Staten en de invloeden ervan in Europa beperkt blijven. De
politieke integratie die hiervoor nodig is, brengt echter problemen met zich mee: aannemen
dat dit het resultaat is van een verenigd Europa is één ding, maar het realiseren van de
benodigde stabiele politieke eenwording is een tweede.
Er zijn verschillende problemen waar de autoriteiten in Brussel vooralsnog op stuiten bij het
bevorderen van politieke integratie, waaronder de rivaliteit en het wantrouwen tussen de
nationale groepen in Europa, dat de mogelijkheid om in een federatie te leven tot op heden
uitsloot.
Allereerst vormt het ontstaan van een Europese staat geen garantie voor een Europese
identiteit en vergroot het de kans op het ontstaan van gewelddadige conflicten (Cocodia,
2010). Gezien nationalisme nog steeds een kracht is waar rekening mee gehouden moet
worden, heeft de afwezigheid van een gezamenlijke identiteit in Europa tot gevolg dat de
inwoners van een superstaat zich vast blijven houden aan hun nationale identiteit, ook bij
politieke besluitvorming. De recente ontwikkelingen ten aanzien van de grote financiële
problemen waar Griekenland in verzeild is geraakt, hebben dat nog eens verduidelijkt.
Daarnaast wordt de kans op gewelddadige conflicten in een federale staat groter, omdat in een
supranationale staat de beschermende buffer van soevereiniteit verdwijnt.
Een ander probleem dat de vorming van een federaal Europa met zich meebrengt, komt voort
uit de spanningen die kunnen ontstaan tussen minderheden en dominante groepen, waarbij het
niet erkennen van de identiteit of de behoeften van groepen die in de minderheid zijn schade
kan toebrengen en kan leiden tot een vorm van onderdrukking (Cocodia, 2010). Dit kan
ervoor zorgen dat de kleinere of benadeelde staten juist nog feller worden als het gaat om het
beschermen van hun identiteit en cultuur. Ook kan het een belemmering vormen voor een
maatschappelijke cultuur, die van groot belang is voor het functioneren van iedere staat.
De derde barrière bij verdere integratie wordt gevormd door taal (Barbour, 1996). Net als in
alle maatschappelijke culturen is er behoefte aan een gemeenschappelijke taal, die ook bij
Europese integratie van groot belang is. Het probleem is niet dat Europa de facto geen
gezamenlijke taal heeft, maar dat er een sterke weerstand is tegen de acceptatie van het feit
dat Engels over het algemeen de voorkeur kent. Zowel Duitsland als Frankrijk lijkt zich hier
tegen te verzetten; beide landen doen pogingen om hun taal te populariseren binnen de
Europese Unie (Field, 1998). Wat hier ten grondslag aan zou kunnen liggen is de angst voor
het ontstaan van een hegemonie van de Anglo-Saksische cultuur en het feit dat Groot-
Brittannië zich relatief laat met het integratieproces ging bemoeien. Nationale prestige is
echter misschien nog wel de belangrijkste factor.
Een andere bedreiging voor de politieke integratie die plaats moet vinden om een federale
staat tot stand te laten komen is de toenemende mondialisering (Ruta, 2005). In een wereld
met handelsbeperkingen genieten grotere landen voordelen in economisch opzicht, omdat de
grootte van de markt bepaald wordt door politieke grenzen. De totstandkoming van de
vrijhandel en wereldmarkten heeft echter tot gevolg dat de prikkel om deel uit te maken van
een federale staat verdwijnt. Dit kan ervoor zorgen dat landen niet goed integreren en kleine
groepen met dezelfde cultuur, taal en etniciteit zelf kleinere en meer homogene politieke
rechtsgebieden vormen. De kosten die politieke afscheiding met zich meebrengt zijn in dit
geval namelijk lager. Met andere woorden: mondialisering en de internationale economische
integratie die daaruit voortvloeit, kan leiden tot politieke desintegratie.
Uit onderzoek blijkt verder dat de verdere economische integratie die de vorming van een
verenigd Europa met zich meebrengt ook een probleem vormt (Rota Graziosi, 2006). Door de
complementariteit van marktintegratie en politieke integratie kunnen individuen zich bij een
verdere vergroting van de markt gaan realiseren dat hun voorkeuren, als het gaat om het
beleid dat gevoerd werd vóór de vorming van een federale staat, overeenkomen met die van
andere handelspartners die actief waren buiten hun nationale grenzen. Dit kan tot gevolg
hebben dat er fragmentatie plaatsvindt, wat wil zeggen dat er verschillende nieuwe
rechtsgebieden ontstaan. Het zou zelfs zo kunnen zijn dat dit proces ervoor zorgt dat de
nationale landsgrenzen opnieuw gevormd worden, wat uiteraard niet in overeenstemming is
met het doel van een verenigde staat.
Het bovenstaande laat zien dat de vorming van een gefederaliseerd Europa moeilijker is dan
gedacht. Niet alleen is het creëren van een politieke unie ingewikkeld door de verschillende
culturen en identiteiten die politieke integratie bijeen moet zien te brengen, ook kan de
verdere economische integratie een belemmering vormen in dit proces wanneer bepaalde
groepen zich realiseren dat ze dezelfde economische belangen hebben. Een verenigd Europa
mag dan wel voordelen hebben, vooral als het gaat om de grotere rol die het kan spelen op het
wereldtoneel, maar vergeten wordt dat de vorming van de benodigde politieke unie
hindernissen met zich meebrengt die niet zomaar overwonnen lijken kunnen te worden. Een
federale staat lijkt dus inderdaad nog ver weg.
BronmateriaalBarbour, S. (1996). Language and national identity in Europe; theoretical and practical
problems. In Charlotte Hoffman (ed.), Language, Culture and Communication in
Contemporary Europe, pp. 28-44. Ontleend aan
http://books.google.comCocodia, J. (2010). Problems of integration in a federal Europe. Ontleend aan
http://www.webasa.org/Pubblicazioni/Cocodia_2010_1.pdfField, H. (1998). EU cultural policy and the creation of a common European identity.
Ontleend aan
http://www.eusanz.org/pdf/conf98/Field.pdfRota Graziosi, G. (2006). Economic integration and political fragmentation. Ontleend aan
http://publi.cerdi.org/ed/2006/2006.28.pdfRuta, M. (2005). Economic theories of political (dis)integration. Ontleend aan
http://www.eui.eu/Persona(...)h/joes-published.pdf