abonnement Unibet Coolblue Bitvavo
pi_108616555
120127_42184_TTK-wedstrijd-600px.jpg

Het onderwerp voor de wedstrijd was "zwart" en de inzendingen worden verdeeld in 3 categorieën. Op elke categorie mag je één keer stemmen. Je hoeft niet mee te hebben gedaan aan de wedstrijd om te mogen stemmen. Omdat er maar een handvol inzendingen zijn hebben we besloten dat je per categorie 1 stem mag uitbrengen. Dus alleen een stem op je favoriete inzending! Je kan stemmen tot en met 14 maart.

Voor de spelregels van de wedstrijd ga je naar TTK-wedstrijd 2012 - Onderwerp: Zwart

Opmerkingen, wijzigingen en dergelijke over je eigen inzending kan je het beste via PM doorgeven aan DaMart, Isabeau of Automatic_Rock. Je kan ook altijd een topicreport maken.

[ Bericht 13% gewijzigd door Isabeau op 02-03-2012 10:02:19 ]
"Dear life, When I said "can my day get any worse?" it was a rhetorical question, not a challenge."
pi_108616576
* Categorie dichtkunst

Er zijn geen inzendingen.
"Dear life, When I said "can my day get any worse?" it was a rhetorical question, not a challenge."
pi_108616596
* Categorie verhalen

Er zijn 3 inzendingen.

• Op zwart
• Ars Melancholia
• Zwarte koffie
"Dear life, When I said "can my day get any worse?" it was a rhetorical question, not a challenge."
pi_108616607
Op zwart

Eva zat naast me op de bank, met op haar schoot een schaaltje chips, hetgeen mij meer dan ergerde - niet het schaaltje chips an sich natuurlijk - maar de happen die zij nam kraakten in mijn oor, en bovendien zat zij bij tijd en wijle, wat misschien nog wel meer ergernis opriep, op gruwelijke wijze te smakken, en hoewel ik een poging had ondernomen mijn ergernis kenbaar te maken door te zuchten en te kreunen, leek dit signaal voor haar niet afdoende, zowel haar eetlust als de geluiden die zij daar bij produceerde te temperen. Mijn volgende stap te ontkomen aan deze hel betrof het dichtduwen van mijn linkeroor met mijn vinger. Om ervoor te zorgen dat ik de tv nog wel kon blijven verstaan ging ik iets voorover hangen en spitste ik mijn vrije oor.
Ze zei: "Ja, hallo, zo zie ik dus niks meer, als je voor het beeld gaat zitten."
Ik gaf weldra gehoor aan haar klacht, en kroop weer naar achter.
Verontwaardigd merkte zij op: "Hey, het beeld is weg."
"Dat zie ik ook wel", was daarop mijn reactie.
"Nou," begon zij, "je hoeft niet gelijk zo snibbig te doen...had ik niet een paar weken geleden al gezegd, dat vandaag of morgen de tv het zou begeven."
Mijn eerste gedachte daarbij was, mens, hoe kun je nu al weten dat het aan de tv ligt, en het niet gewoon een storing is en dit sprak ik daarna ook uit.
"Bovendien", oreerde ik, "was jij het toch met me eens dat we het geld nuttiger konden besteden aan een nieuw koffiezetapparaat, dan om er een nieuwe tv van te kopen."
- "Dat was dan geen goed plan."
- "Zet 'm nou eerst eens op een andere zender!"
- "Weet jij waar de afstandbediening ligt?"
- "Onder het kussen?"
Ze tilde een aantal kussens op en toen ze 'm daar niet vond, sneerde zij: "Ja, hallo, je mag wel even meezoeken hoor, als het niet te veel moeite is."
Ik verdween richting de keuken, misschien had ik dat gekke ding daar wel mee naar toe genomen; niet dat zulks erg logisch zou zijn geweest, maar mocht ik er met mijn gedachte niet bij zijn geweest, dan was dat zeker niet uit te sluiten. Helaas vond ik de afstandbediening er niet.
Ze riep: "Ja, ik heb 'm! Hoe komt dat ding op de wc terecht?!"
- "Misschien heb je 'm daar zelf mee naar toe genomen!"
- "Dat lijkt me sterk!"
Ze was terug in de huiskamer en zapte. "Zie je wel, andere zenders doen het ook niet!"
- "Ik loop wel even naar de buren of die wel beeld hebben."
Ik verdween.

Nadat ik was teruggekomen zei ze: "Waar bleef je in godsnaam zo lang?"
- "Janine bood me nog een kop koffie aan."
- "Ja, en, hebben ze daar wel beeld?"
- "Nee. Wat ik dus al zei, Miss Eigenwijs, het ligt niet aan het toestel."
- "Wat doen we nu?"
- "Nou, niks. Wachten tot we weer beeld hebben."
We namen beiden weer plaats op de bank. Ze begon weer in haar bakje chips te graaien. Ik zei boos: "Mens, kun je ook normaal eten?"
- "Sorry, wist niet dat je je eraan irriteerde."
- "Ergerde. Je ergert je aan en iets irriteert."
Wat haar weer deed zuchten. Ik zei: "Waarom hoor ik de stem van mijn vader, die zegt: 'pak een boek'?"
- "Je haat boeken, je leest nooit een boek."
- "Nee, dat weet ik zelf ook wel."
- "Waarom stelt hij het dan voor?"
- "Omdat die man soms irritant is."
- "Vertel mij wat."
We zwegen weer, ze kraakte ondertussen rustig door. Ik zei: "Ik ga naar bed?"
- "Nu al? Het is nog geen tien uur."
- "Luister! Ik word doodziek van je gekraak, al de hele avond en wat moet ik hier nog doen, naar een zwart beeld gaan zitten staren?"
- "Trek een wijntje open", stelde ze voor.
- "Ik heb net een dropje op. Niet echt wat je noemt een combinatie."
- "Hè toe, blijf nog even zitten."
- "Ok, nog even, maar daarna ga ik toch echt naar bed toe."
Ze verdween richting de keuken. Ik hoorde de plop toen ze de wijn opentrok. Ze riep: "Wil je toch nog een glaasje?"
- "Ja, doe maar!"
- "Wist ik wel!"
Ik nam een slok van mijn wijn, toen ze weer naast me op de bank had plaatsgenomen. Ze zei: "Je slurpt."
Er ontstond bij mij toch enige verontwaardiging, daar ik al de hele avond naar haar gekraak had zitten luisteren, maar deed er desalniettemin het zwijgen toe.
Net op het moment dat ik opstond slaakte ze een kreet van opluchting: "JA! We hebben weer beeld!"
Nou hoera, dacht ik. "Dan kun je ook nog wel even blijven zitten."
Ik nam weer plaats, terwijl zij zichzelf omhoog hijste. Vanuit de keuken hoorde ik het gekraak van een zak chips die wordt opengemaakt. Oh god, dacht ik, niet weer!
"Wil je ook wat?"
Ik antwoordde: "Nee, dankje." Ik vervolgde: "Janine vertelde trouwens nog dat..."
"Sssst", siste ze, "hè, nou heb ik het net niet verstaan," daarbij naar het beeld wijzend.
- "Wat vertelde Janine?"
- Oh, mag het?"
- "Vertel."
- "Janine vertelde dus dat haar paard Blacky kreupel is."
- "En?"
- "Jij hebt daar vorige zomer toch ook een aantal keren op gereden. Dacht dat het je boeide."
- "Nee."
- "Ok."

We lagen in bed, zij met haar rug naar mij toe. Ik begon te masturberen. Ze vroeg: "Wat doe je?"
- "Niks."
- "Waarom voel ik de deken dan op en neer gaan."
Ik stopte, om kort daarna weer verder te gaan, het klusje te klaren, maar uiteraard deze keer voorzichtiger.
Ze draaide haar hoofd. "Wat doe je?"
Damn, dacht ik, heeft dat mens een extra zintuig, om masturberende mannen waar te nemen. "Ik masturbeer, mag het?"
"Waarom zeg je dan eerst van niet?"
"Omdat...", maar zweeg verder.
- "Wat ga je doen?"
- "Naar de wc."
- "Dan kun je het net zo goed hier afmaken."
Mens, houd je kop. Ik stapte moedig uit bed. Ik ging voor de wc staan en rukte mezelf klaar.
Toen ik terug in bed stapte zei ze: "Zo opgelucht?"
Ik zweeg.
Ze zei: "Dat scheelt toch wel veel."
- "Wat scheelt veel?"
- "Dat het veel donkerder is, met die nieuwe gordijnen."
- "Ja."
- "Ze zijn mooi."
Zij wel ja. Ik stond op, deze keer om echt te gaan plassen. "Moet je alweer?"
Ik ging voor de muur van de badkamer staan, weifelde een moment en bonkte er daarna snoeihard met mijn hoofd tegenaan. Het werd weldra zwart voor mijn ogen.

"Wat doe je?", ving ik alleen nog op.
"Dear life, When I said "can my day get any worse?" it was a rhetorical question, not a challenge."
pi_108616627
Ars Melancholia

Met mijn handen diep weggestopt in de zakken van mijn jas, stopte ik toen ik de letters ‘antiquariaat’ op een van de ramen zag prijken. Het was een moment van herkenning, al leidde mijn herinnering mijn blik vooral naar de woning boven de winkel.

Het was een oud pand, met bakstenen waarvan de oorspronkelijke kleur door de tand des tijds was bedekt met een donkere laag vuil. De oude karakteristieke ramen sierden nog steeds de vensters van de bovenwoning. Het waren grote ramen, die door witte latjes werden onderverdeeld in een twaalftal kleinere, rechthoekige vensters. Het waren de ramen die mijn herinnering nog kende van zo’n 12 jaar geleden.

Achter een van de vensters nam ik een jonge vrouw waar, die, zo scheen het mij toe, het jasje met krijtstreep schikte van een man van hooguit een jaar of 35. Ik voelde me ongemakkelijk toen ik daar zo naar binnen gluurde, en keek om me heen. Nu pas viel me, vanaf de overkant van de straat, op waar het plein waar we onze fietsen parkeerden toe behoorde. Een kerk, waarvan de toren niet veel hoger was dan de omringende bebouwing, vulde mijn blikveld. Tussen de kerk en het oude stadspand lag een steeg, met aan de linkerkant de kerk en aan de andere kant een rij huizen die qua ouderdom weinig onderdeden voor het antiquariaat.

Ik keek de steeg in toen ik stemmen hoorde. Ik zag een fietsende man die een gesprek voerde met een kind, een kleutermeisje met bruine vlechtjes dat een verhaal vertelde waarvan ik in hun voorbijgaan niets meer opving dan dat het te maken had met de juf van het meisje. Zuchtend keek ik het tweetal op de fiets na. Even was ik die man op de fiets, jaren later. Maar het kinderzitje bleef leeg.

Een deur sloeg dicht. De man in het krijtstrepen pak verliet het pand. Hij zwaaide naar boven, waarvandaan de jonge vrouw hem een handkus toewierp. De man liep me aan de overkant van de straat voorbij, in de richting van het station, daar waar ik mijn wandeling begonnen was. Hij keek op zijn horloge, wierp nog een blik over zijn schouder, maar zoals zo vaak was ook hij iemand die mij niet zag staan. Dit in tegenstelling tot de vrouw, die achter het raam bleef staan en ik zag dat haar ogen op mij waren gericht. Ik probeerde zo nonchalant mogelijk op mijn horloge te kijken, en staarde vervolgens in de richting waar ik naartoe moest. Toen ik vluchtig omhoog keek, was ze bij het raam verdwenen.

Mijn gedachten dwaalden af naar toen ik een jaar of 16 was. De bovenwoning behoorde in die tijd nog toe aan mijnheer Wolfshuisen, mijn docent klassieke talen op de middelbare school. Het was de tijd waarin dingen voor mij later wel zouden komen, maar nu het later is, zou ik willen dat ze er toen al waren geweest.

Wat ik me vooral herinner van de bovenwoning, is de bibliotheek. Nou ja, het was meer een nis met rondom boekenkasten van vloer tot plafond. Op de planken stonden vele oude boeken, waaronder klassiekers van Cicero, Homerus, Herodotus, Aristoteles, Ovidius en vele anderen. De boekennis werd verlicht door een peertje aan het plafond. Als we daar waren, zonderde ik me altijd even af van mijn bierdrinkende en televisiekijkende klasgenoten, om de geur van de oude boeken op te snuiven. Die geur vulde me dan met een literaire honger, om dal die boeken zelf te gaan lezen.

Een andere opvallende verschijning in de woning was de marmeren badkuip met goudkleurige kranen. Het stond midden in de woonkamer. En eigenlijk paste dat opmerkelijke gegeven ook wel bij de heer Wolfshuisen. Vanuit dat bad had hij uitzicht op de veel te grote televisie, die dan weer te modern was voor mijn docent.

Ik keek op mijn horloge. Nog een kwartier voordat ik bij mijn afspraak moest zijn. Mijn blik dwaalde af naar de kerk, waar ik ons in gedachten weer zag staan. Vijftien leerlingen die hun fiets tegen de kerkmuur, de Amsterdammertjes, het bushokje en andere straatattributen parkeerden. We verzamelden bij de heer Wolfshuisen thuis, zoals we dat gewend waren te doen. Als we de trap bestormden, keek hij van boven toe. Om zijn mondhoeken rustte dan een tevreden glimlach. Ik heb me nooit aan de gedachte kunnen onttrekken dat die jaarlijkse etentjes met zijn leerlingen een hoogtepunt voor hem waren. Door een avond met ons door te brengen, ontvluchtte hij zijn eigen eeuwige eenzaamheid.

Mijn gevoel dat hij eenzaam was, zag ik een paar jaar geleden bevestigd door de advertentie tussen de familieberichten. Toen pas wist ik dat hij een broer had, die de buitenwereld in kennis stelde van het verlies. De datum van de advertentie lag Ongeveer zeven weken na de overlijdensdatum.

Ik huiverde bij de gedachte aan de waarschijnlijk eenzame laatste momenten van mijnheer Wolfshuisen. We sterven allemaal alleen, maar het zou zo prettig zijn als een dierbare ons kon bijstaan tot het laatste bewustzijn. Een nieuwe zucht verliet mijn keel. Ik keek nog een keer omhoog naar het huis dat ik kende. In gedachten zag ik mijnheer Wolfshuisen glimlachend naar me knikken vanachter het raam. Het was geen herinnering, althans geen oude. Ik keek toe hoe de heer Wolfshuisen veranderde. Hij werd jonger, hij werd langer. Hij werd mij. Zijn rouwadvertentie schoot weer voorbij in mijn gedachten. Zijn naam was weg. Mijn naam verscheen. Zijn lot was mijn lot. Eenzaamheid mijn bestemming.

Ik haalde diep adem en vocht tegen het wanhopige gevoel dat alles vast stond, dat mijn levensweg was gekozen en ik er niets meer aan kon veranderen. Toen niet, nu niet, nooit niet. Met mijn mouw veegde ik mijn ogen droog. Ik keek omhoog naar de zwarte wolken. Nog even en de wolken zouden met mij mee huilen over het verleden en hun tranen over mij uitstorten.

In de zwart-witte wereld uit mijn herinneringen zag ik mezelf weer lopen. Achter de groep van scholieren aan, naast Robert, de enige echte vriend die ik toen had. Robert droeg, zoals altijd, een zwarte broek met een ketting aan zijn broekzak en een zwart Nirvanashirt. Zwart was het leven, zei hij wel eens, waarop hij vervolgde met de woorden dat hij door deze kleding het leven eerde. Voor wat het waard was dan. Robert was een stil type dat moeilijk over zijn gevoelens sprak. Als je wilde weten wat hij dacht, kon je het beste delen in zijn muziek. Hij speelde gitaar en schreef zijn eigen songteksten. Zijn grote idool was Kurt Cobain en hij hoopte hem nog eens te kunnen evenaren in de muziek.

Het zwarte leven van Robert. Ik ben een van de weinigen die het kent, vermoed ik. Die avond dat we achter de rest van de klas aan liepen, gaf hij een deel van zichzelf prijs. Hij vertelde over zijn vader, die hij slechts kende van de foto’s die genomen waren voordat hij de stoptrein van Zwolle naar het hiernamaals nam. Robert had brieven van zijn vader gevonden. Brieven aan zijn moeder en aan zijn ouders. Brieven die vertelden wie hij was, wat hij voelde en wat hij dacht. Robert vertelde dat hij zijn vader aan een tafel kon zien zitten, terwijl hij de brieven schreef. Fluisterend, zodat de rest van de klas het niet zou horen, verhaalde hij over die ene terugkerende droom, waarin zijn vader hem omhelsde. Robert was een jaar of zes in die droom die hij niet als droom ervoer. Voor hem was het een herinnering.

De herinnering die nooit plaats had gevonden, werd vervolgd. Ongeveer twee maanden na het laatste uitje met de heer Wolfshuisen schoof Robert tijdens de les Latijn een briefje naar mijn tafel, waarop hij had geschreven: ‘Morgen neemt hij me mee.’ De glimlach van Robert toen ik hem vragend aankeek, zal ik nooit vergeten. Niet alleen omdat het de eerste keer was dat ik hem zag lachen, maar vooral omdat het de laatste keer was.

Nog steeds vraag ik me wel eens af of ik nog iets voor hem had kunnen doen, maar ik kom elke keer tot dezelfde conclusie. Op het moment dat Robert zijn laatste woorden op papier schreef, was er voor hem al geen weg terug meer. Zijn zus vond de songtekst, die Robert als afscheid had achtergelaten.

I hate this world
That brings so much pain
I can't take it no more
It's driving me insane

So I want to leave
This nasty world behind
Goodbye my friend
Peace is what I hope to find


Hoe wrang het ook klinkt, Robert had zijn grote droom laten uitkomen. Hij had zijn grote idool geëvenaard. En ik? Ik was mijn beste vriend kwijt, en het levensgeluk waar ik over droomde leek verder weg dan ooit. Robert en ik hadden beiden ons eigen pad en het was ons lot om allebei alleen verder te reizen. Robert heeft altijd geweten waar hij naartoe ging, maar ik wist het niet, en wachtte nog steeds tot het einde van die weg in zicht kwam.

De werkelijkheid haalde mijn herinneringen weer in, terwijl de eerste regendruppels naar beneden vielen. Met mijn mouw veegde ik nogmaals de vochtige herinneringen aan lang vervlogen tijden en verloren dromen uit mijn ooghoeken. Mijn horloge gaf me nog zes minuten om bij mijn afspraak te komen. Met stevige passen liep ik door. Het moment van de herinnering werd zelf verleden tijd.
"Dear life, When I said "can my day get any worse?" it was a rhetorical question, not a challenge."
pi_108616634
Zwarte koffie

“Wilt u misschien een kopje koffie”
“Lekker.”
“Wat wilt u er in?”
“Ik drink ‘m zwart, bedankt.”
Haar naambordje leert me dat ze Jessica heet. Ze heeft een klassiek mooi gezicht en doet me aan een schilderij denken. Vast ook omdat ze haar poriën dichtgesmeerd heeft met make-up. Te veel als je het mij vraagt. Ik heb altijd gevonden dat je best aan een gezicht mag zien welke emoties het heeft, welke verhalen het vertelt.
“Ik zet het kopje vast bij de spiegel neer. U wilde ook nog gewassen worden? Volgt u mij maar!” en weg is ze. Ze kijkt niet om of ik ook daadwerkelijk volg, en juist daarom voel ik me des te meer verplicht om met een gehaaste tred haar achterna te gaan.
“We nemen de eerste wastafel.” Ze klinkt te vrolijk voor het vroege tijdstip. De zon heeft zich nog maar net laten zien en de lantaarnpalen staan nog aan. Ik ga zitten en voel hoe de wastafel gemanoeuvreerd wordt zodat deze aansluit op mijn nek. De kraan gaat open en na een tijdje voel ik de warme straal over mijn hoofd stromen. Ik sluit mijn ogen en beeld me in dat ik ergens anders ben.

“Ik gebruik een speciale shampoo voor u met aloë, deze is goed om futloos haar weer lekker wat te boosten.” Haar eerder nog zo vrolijke stemgeluid irriteert me na deze zin mateloos. En dan te bedenken dat ze nog maar net begonnen is.
Het water stopt met stromen en onceremonieel wordt mijn haar wat drooggeknepen. Ik mag haar vervolgens weer volgen naar de plek voor de spiegel waar mijn zwarte koffie op me wacht. Net op het moment dat ik mijn hand uitsteek om de kop te pakken zwaait er een kapperscape voor mijn hoofd en heel even zie ik niks, totdat deze zware mantel koud op mijn lichaam drukt. Jessica begint meteen te knippen. “Gewoon even een paar centimeter eraf, toch? Even lekker in model weer, zodat u er weer netjes bijloopt.”
Ik zie dat de fles shampoo voor mijn neus is neergezet, als een reclamebord waar ik de komende tijd naar moet kijken. In de spiegel zie ik mezelf en het haar dat door de vingers van de kapster glijdt, waarna ze er de bovenste paar centimeter afknipt. De haartjes vallen op mijn gezicht en kriebelen bij mijn neus. Omdat mijn handen onder de mantel verborgen zijn probeer ik met mijn neus te wriemelen tegen de kriebels. Het heeft geen zin en dus onderga ik het maar.
“Zo, bent u nog op vakantie geweest deze zomer?” tettert Jessica ondertussen, terwijl ze niet in de gaten heeft waar haar knipresten terechtgekomen zijn.
“Nee,” zeg ik, “ik en mijn man zijn thuisgebleven.” Mijn toon impliceert dat mijn zin om daar over uit te weiden bijzonder klein is.
“Oh, ook lekker. Ik ben zelf nog helemaal in en roes van een vakantie Turkije met vriendinnen. Oh, wat was het heerlijk! Zo veel in de zon gelegen overdag, en ’s avonds lekker de stad in om te stappen.”

Terwijl Jessica doorratelt als een losgeslagen trein, doe ik mijn ogen dicht en denk ik terug aan afgelopen zomer. We zijn inderdaad thuisgebleven. Toen zijn hoesten erger werd, heb ik besloten om ons weekje weg naar de camping af te zeggen en in plaats daarvan een dokter te bellen. En vanaf dat moment ging het snel. Het zat er aan te komen, hoewel ik dat steeds van me af schoof. Het ziekenhuis, de operaties, de teleurstelling. De laatste week mocht hij mee naar huis. Het zielig hoopje man wat ooit die grote sterke kerel was. En op een ochtend werd hij niet meer wakker. Een laatste kus op zijn mond, die koude lippen zullen voor altijd hun afdruk gemaakt hebben op die van mij, en toen was het over. Zijn licht was nu uit. Niets dan duisternis daarna.
“Zo, dat lijkt me wel genoeg, nietwaar?” Jessica kijkt me aan in de spiegel en houdt een andere spiegel in haar hand zodat ik de achterkant goed kan zien.
“Prima, dank u wel.”
Met een föhn worden de restjes haar van me afgeblazen en met een grote zwaai wordt ook de mantel verwijderd. Er prikken haartjes in mijn nek.
“U kunt afrekenen bij mijn collega.” En weg is Jessica. De kop koffie staat nog voor de spiegel. Ik neem een slok. Koud en bitter. Het doet me denken aan die laatste kus. Ik reken af bij Jessica’s collega Maartje en draai me om om te vertrekken.
“Bedankt en tot ziens! Prettig weekend!” roept Maartje me na en ik mag het haar niet kwalijk nemen, maar dat doe ik toch. Ik trek de deur achter me dicht en stap in mijn auto. Op naar de begrafenisondernemer voor het laatste overleg.
"Dear life, When I said "can my day get any worse?" it was a rhetorical question, not a challenge."
pi_108616672
* Categorie kunst

Er zijn 4 inzendingen.

• Krities Zwart
• Black Hole
• oeieoeaaaa
• Alien
"Dear life, When I said "can my day get any worse?" it was a rhetorical question, not a challenge."
pi_108616755
Krities Zwart

"Dear life, When I said "can my day get any worse?" it was a rhetorical question, not a challenge."
pi_108616762
Black Hole

"Dear life, When I said "can my day get any worse?" it was a rhetorical question, not a challenge."
pi_108616775
oeieoeaaaa

"Dear life, When I said "can my day get any worse?" it was a rhetorical question, not a challenge."
pi_108616786
Alien

"Dear life, When I said "can my day get any worse?" it was a rhetorical question, not a challenge."
  Moderator vrijdag 2 maart 2012 @ 14:01:05 #12
42184 crew  DaMart
pi_108623397
Nog even voor de duidelijkheid: Je hoeft nu per categorie alleen aan te geven wat jouw favoriete inzending is. Heb je zelf iets ingestuurd, dan mag je niet op je eigen inzending stemmen.
  Moderator vrijdag 2 maart 2012 @ 14:08:41 #13
27682 crew  Bosbeetle
terminaal verdwaald
pi_108623627
Hierbij stem ik alvast op de zwarte krities :D
En mochten we vallen dan is het omhoog. - Krang (uit: Pantani)
My favourite music is the music I haven't yet heard - John Cage
Water: ijskoud de hardste - Gehenna
  PR en moderator vrijdag 2 maart 2012 @ 14:09:32 #14
288245 crew  Moira
Heeft al lang geen punt meer.
pi_108623654
Doe ik het zo goed dan? :)

Verhalen - Zwarte Koffie
Kunst - Krities Zwart
Fuck the EBU.
pi_108624450
Ik stem op black hole.
  vrijdag 2 maart 2012 @ 17:38:16 #16
341323 MsMessy
Fok jou, dikke doei
pi_108631907
Verhalen: Zwarte koffie
Kunst: Black Hole
pi_108631950
quote:
0s.gif Op vrijdag 2 maart 2012 14:09 schreef Moira. het volgende:
Doe ik het zo goed dan? :)

Verhalen - Zwarte Koffie
Kunst - Krities Zwart
:Y
"Dear life, When I said "can my day get any worse?" it was a rhetorical question, not a challenge."
pi_108670618
Kunst-Krities Zwart
Stem voor verhalen komt later nog
Steun het Kiva Fok! team!
http://www.kiva.org/team/fok
  woensdag 7 maart 2012 @ 12:34:43 #19
239447 Samael
Yes, is the word to everything
pi_108816834
Kunst : Alien
Call me... Samael ...Billion years ago ...I was already there... Waiting to exist
pi_108915287
Mijn keus voor de verhalen word toch maar- Zwarte koffie. Moeilijke keuze
Steun het Kiva Fok! team!
http://www.kiva.org/team/fok
  Moderator zaterdag 10 maart 2012 @ 15:31:45 #21
42184 crew  DaMart
pi_108940465
Verhaal: Zwarte Koffie
Kunst: Alien.
  Moderator dinsdag 13 maart 2012 @ 22:29:41 #22
42184 crew  DaMart
pi_109069842
Jullie hebben nog één dag om te stemmen!
pi_109077342
zwarte koffie met zwarte krities
Ook al kan ik tomaatje nooit vergeten.. ;) toch getrouwd met een andere meneer O+
pi_109078264
Laatste stemdag!
"Dear life, When I said "can my day get any worse?" it was a rhetorical question, not a challenge."
pi_109079433
Verhaal: Ars melancholia
Kunst: oeieoeaaaa
Ja, die met de ballen in de bek.
abonnement Unibet Coolblue Bitvavo
Forum Opties
Forumhop:
Hop naar:
(afkorting, bv 'KLB')