Ik weet niet of je nog meer spulletjes van 'm hebt (veldzakboekje, hepla...) maar daar staat ook precies op waar hij was ingedeeld. Ik kan helaas niet zien wat voor insigne er op de kraag zit. Welk van de heren op de foto's is trouwens jouw opa?quote:Op woensdag 27 april 2011 23:42 schreef jpjedi het volgende:
Hoopte ook stiekem dat iemand iets herkent aan het uniform.
In Prinsenbeek zit een mobilisatie misuem van Pim Monee. Denk dat ik hem ook eens vraag of hij wat weet.
Waalsdorp, Den Haag? Kan me niet herinneren dat hij ooit boven de rivieren is geweest.. Barakken lijken er ook niet zo op eigenlijk:
[ afbeelding ]
Zijn dat de enige foto's die je hebt? Als je zijn naam even via een DM doorstuurd kan ik eens op naam zoeken.quote:Op woensdag 27 april 2011 23:42 schreef jpjedi het volgende:
Hoopte ook stiekem dat iemand iets herkent aan het uniform.
In Prinsenbeek zit een mobilisatie misuem van Pim Monee. Denk dat ik hem ook eens vraag of hij wat weet.
Waalsdorp, Den Haag? Kan me niet herinneren dat hij ooit boven de rivieren is geweest.. Barakken lijken er ook niet zo op eigenlijk:
[ afbeelding ]
Het 13e Grensbataljon, onder commando van majoor D.M. Nierstraz, bestond uit vier tirailleurcompagnieën, te weten de 1ste en 2e Compagnie van dit bataljon en de 2e en 5e Reserve Grenscompagnie. Het bataljon was versterkt met 3 stukken pantserafweergeschut van 4,7 cm , 4 geweren tegen pantser en 6 zware mitrailleurs. Het bataljon verdedigde de zuidgrens van de provincie, de stad Maastricht en het Julianakanaal tussen de hoofdstad en Bunde. De 35ste Divisie van het Duitse leger plaatste de aanval op de bruggen over het kanaal tussen Geulle en Meerssenhove (Bunde).quote:Op dinsdag 26 april 2011 00:22 schreef Clan het volgende:
[..]
5e Reserve Grenscompagnie 37e Grensbataljon onder commando van het 13e Grensbataljon gelegen tussen Slenaken en Eijsden.
quote:Op woensdag 6 april 2011 13:22 schreef Karrs het volgende:
Ik zou graag meer willen weten van de strijd in Dordrecht. Daar scheen het NL leger nog behoorlijk tekeer te zijn gegaan.
Wie weet meer, of heeft titels van boeken ende geschriften?
Ik ben een beetje omslachtig, maar mijn vader zat bij de 5e Reserve Grenscompagnie 37e Grensbataljon onder commando van het 13e Grensbataljon gelegen tussen Slenaken en Eijsden.quote:Op donderdag 21 april 2011 09:32 schreef Nibb-it het volgende:
[..]
Was hij tirailleur (deel III)? Zuinig op zijn hoor!
Die in het eerste filmpje in dat masaagraf, of die langs de weg? Vind al die foto's gruwelijk als je bedenkt hoe jong dat die mensen, over het algemeen, waren.quote:Op vrijdag 29 april 2011 22:49 schreef Id_do_her het volgende:
Die gesneuvelde Nederlandse soldaten zijn wel pijnlijk.
De gemiddelde leeftijd van dienstplichtig jongens lag laag, zo rond de 18-20 jaar. Er waren uiteraard ook veel oudere lichtingen die opnieuw opgeroepen werden (de hooggenummerde regimenten). De oudste lichting die was opgeroepen was die van 1924.quote:Op zaterdag 30 april 2011 06:49 schreef Mores het volgende:
[..]
Die in het eerste filmpje in dat masaagraf, of die langs de weg? Vind al die foto's gruwelijk als je bedenkt hoe jong dat die mensen, over het algemeen, waren.
Ik ben vaak op de Grebbeberg geweest ( Ik fiets er wel eens langs ) en elke keer valt me op dat ik steeds ouder dan die gesneuvelden aan het worden ben.
Allemaal eigenlijk wel, ik ben eens bij het oorlogskerkhof in Nederweert geweest toen ik negentien was of zo, ik gok dat rond de 60% toch zeker wel zeventien en achttien waren.quote:Op zaterdag 30 april 2011 06:49 schreef Mores het volgende:
[..]
Die in het eerste filmpje in dat masaagraf, of die langs de weg? Vind al die foto's gruwelijk als je bedenkt hoe jong dat die mensen, over het algemeen, waren.
Ik ben vaak op de Grebbeberg geweest ( Ik fiets er wel eens langs ) en elke keer valt me op dat ik steeds ouder dan die gesneuvelden aan het worden ben.
quote:Op zaterdag 30 april 2011 10:43 schreef Nibb-it het volgende:
[..]
Ik ben er een paar vergeten over te typen jaheb de lijst even aangepast.
quote:Reeds kort na de verschijning van de automobiel in het laatste decennium van de vorige eeuw, groeide in Oostenrijk, Frankrijk en Engeland de militaire belangstelling, dit nieuwe transportmiddel taktisch dienstbaar te maken aan de behoeften der toenmalige krijgsmachten. Hoewel de Generale Staven de ongekende mogelijkheden als vervoermiddel onderkenden, besefte een aantal vooruitstrevende officieren eveneens een mogelijke rol, die de auto als taktisch voertuig in een toekomstige strijd zou kunnen gaan vervullen. Aanvankelijk worstelde men met het probleem dat de eerste auto's - die niets anders waren dan motorisch voortbewogen voertuigen - van een té lichte konstruktie waren. Wilde men deze voertuigen geschikt maken voor taktisch gebruik te velde, dan zou het aanbrengen van de bewapening en bepantsering noodzakelijk zijn.
In tegenstelling tot het bepantseringsprobleem, bood het reeds ver ontwikkelde Maxim- machinegeweer ongekende mogelijkheden voor een doeltreffende bewapening.
De motorfiets
Van de vele pogingen tot ontwikkeling van een dergelijk voertuig moge de Dion-Bouton vierwielige motorfiets, waarop door F. R. Simms een Maxim- mitrailleur was gemonteerd, voorzien van een lichte front-pantserplaat, worden gememoreerd. De eerste demonstratie van dit ons nu vreemd aandoende gevechtsvoertuig vond plaats in juni 1899, te Richmond, in het Graafschap Surrey.
Enige maanden later toonde Major R. P. Davidson van het Amerikaanse leger, een gelijksoortige bewapende motorfiets.
De Automobieltentoonstelling te Parijs in 1902
Door de snelle ontwikkeling welke de automobiel doormaakte, kon men op de Automobieltentoonstelling te Parijs, in 1902 reeds een gedeeltelijk gepantserde aura, voorzien van toren en machinegeweer, aanschouwen. Dit was een vinding van de Société Charron, Girardot en Voigt. Reeds in 1906 werd door genoemde firma een geheel gepantserde auto eveneens voorzien van toren met machinegeweer op de markt gebracht. In hetzelfde jaar konstrueerde men in Oostenrijk bereids de volledig gepantserde Austro-Daimler. Al deze experimenten en ontwikkelingen hadden tot gevolg, dat bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog - in augustus 1914 - de strijdende partijen, zelfs de Belgen, reeds over inzetbare pantserwagens beschikten.
Pantserauto's in Wereldoorlog I
Het Belgische leger heeft o.a. haar pantserauto's, de z.g. auto'mitrailleuses, in 1914 met succes ingezet tegen de oprukkende Duitse troepen rond Leuven. In het verdere verloop van Wereldoorlog I hebben Duitse pantserwagens (auto's) in samenwerking met o.a. de cavalerie hun doelmatige inzetbaarheid bewezen tijdens de opmars in Roemenië onder Veldmaarschalk von Mackensen.
Pantserwagens voor revolutionaire en contra-revolutionaire doeleinden
Een ander historisch gebeuren met een pantserauto, dat ik de lezer niet wil onthouden, is wel de beroemde rede die Lenin in 1917 vanaf een dergelijk voertuig hield, vrijwel direkt na zijn terugkeer in Petersburg na het uitbreken van de Russische Revolutie. Dit historisch gebeuren werd op een aantal schilderijen en zelfs door een beeld voor het nageslacht vastgehouden. In de op de eerste Wereldoorlog volgende revoluties bleek de pantserwagen zeer doelmatig te zijn als ondersteuningswapen van politietroepen ter bestrijding van opstandige bewegingen in de grote steden.
Mogelijkheden en taken van de pantserwagen
De ervaringen in de eerste Wereldoorlog hadden geleerd, dat de pantserwagen zeer geschikt was voor het escorteren van konvooien en het doen van verkenningen, alsmede het uitvoeren van verrassingsakties in dorpen, waarin zich rustende eenheden bevonden etc. De pantserauto had in grote lijnen de taak van de huzaar, derhalve die van de lichte cavalerie, overgenomen.
Een bezwaar bleef, dat het voertuig gebonden was aan de wegen en vrijwel niet terreinvaardig. De konstruktie liet niet toe het voertuig te bewapenen met kanons van een zwaarder kaliber dan 60 mm. Hierdoor was een massale inzet en samenwerking met grotere infanterie-eenheden vrijwel onmogelijk. Ter effektuering van dit doel was een ander gevechtsvoertuig op de gevechtsvelden van Frankrijk verschenen, nl. de tank, waarop nader zal worden terggekomen.
Pantserwagens in Nederland
Ondanks het vele geëxperimenteer en het niet altijd op de juiste wijze inzetten van gepantserde eenheden, waren na Wereldoorlog 1 de gepantserde gevechtsvoertuigen van het moderne gevechtsveld niet meer weg te denken. Welke invloed heeft dit gepantserde en gemechaniseerde materiaal op de Nederlandse militaire autoriteiten rond 1920 gehad? De zich manifesterende conservatieve gedachtengang, ten aanzien van de moderne oorlogvoering - welke een gevolg was van het neutraal blijven gedurende de eerste Wereldoorlog - en de daaropvolgende vèrgaande bezuinigingen hebben er toe geleid, dat de invoering van gepantserd materiaal in het Nederlandse leger verre ten achter is gebleven.
De potkachel
Kort na het einde van Wereldoorlog I, werd door de Nederlandse krijgsmacht een Duitse Ehrhardt pantserwagen aangekocht. Omstreeks 1920 werd dit voertuig door de Siderius-fabriek ten behoeve van de Koninklijke Landmacht van een nieuwe bovenbouw voorzien. De opbouw was naar de huidige maatstaven zeer hoog en het voertuig werd dan ook in de soldatenmond de potkachel genoemd.
Het moet als bewapening een 60 mm kanon hebben gehad, dat uit de achterzijde van het voertuig stak. In de draaibare toren kon een mitrailleur worden gemonteerd. De thans nog in
Vught wonende heer S. de Haan, in het begin van de twintiger jaren verbonden als hoofdmonteur aan de Artillerie-Inrichtingen de Hembrug, kan zich nog herinneren dat deze pantserwagen voor onderhoudsbeurten naar de Hembrug werd gebracht. De motor van deze Ehrhardt kan slechts worden gestart met behulp van een zware slinger. Slechts een drietal personen in de krijgsmacht, waaronder de heer de Haan, waren in staat het voertuig te besturen. Het voertuig werd dan ook vrijwel niet gebruikt. De bemanning bestond uit 3 à 4 personen. Het gewicht bedroeg hoogstwaarschijnlijk rond de 8 ton en de maximumsnelheid zou ± 50 km per uur hebben bedragen.
Renault-tanks
Tussen 1925 en 1936 werden voor de Landmacht twee lichte Franse tanks aangeschaft, beide van hetzelfde merk, nl. Renault, maar elk van verschillend type, nl. van 1917 en van 1935. Het eerste type woog bijna 7 ton, haalde een snelheid van 8 tot 12 km en was voorzien van een 37 mm halfautomatisch kanon. Het tweede type had een gewicht van 12 ton, haalde 18 km per uur en voerde een 47 mm halfautomatisch kanon.
Met beide tanks werd druk gedemonstreerd en geëxperimenteerd. Helaas werd al te nadrukkelijk gewezen op wat die tank niet kon, al waren er officieren die toen reeds het grote belang van de tank ook in Nederlands terrein inzagen. Uit rapporten en ingewonnen informaties, is mij allengs duidelijk geworden, dat de hogere legerleiding uit de twintiger en dertiger jaren er van overtuigd was dat hier te lande de tank - op een enkel hoger gebied na - volledig ongeschikt was voor het inzetten in het Nederlandse gevechtsterrein. Het tankvraagstuk tussen 1916 en 1940 is echter een hoofdstuk apart in de militaire geschiedenis, zowel in Europa, Amerika, Azië, als ook in Nederland. Hierop zal uitvoeriger worden teruggekomen in een der volgende nummers van Armamentaria.
(bron)quote:Pantserwagen van de tekentafel
Gelet op het reeds toenmaals in vergelijking met de andere West-Europese landen uitgebreide Nederlandse wegennet, is men echter wel overgegaan tot het aanschaffen van pantserwagens. Omstreeks 1933 heeft de Siderius- fabriek een pantserwagen voor de Koninklijke Landmacht ontworpen; dit ontwerp dat zou worden geplaatst op een 6 x 4 Austro-Daimler chassis, is echter niet gerealiseerd en kwam derhalve niet verder dan de tekentafel.
Koekblikjes
Omstreeks dezelfde jaren, vervaardigde de Hembrug onder leiding van de oud-officier der Artillerie J. Wijnman, een soort pantserwagen. Deze bestond uit een carosserie van staalplaten, gemonteerd op een 6-wielig onderstel van Morris. In het totaal werden drie van deze pantserwagens, welke een koepel hadden, aangemaakt. Zij droegen de namen van Buffel, Bison en Wisent. De bewapening bestond uit een of meer mitrailleurs. Het geheel zag er uit als een ietwat taps toelopend koekjesblik. Bij de onlusten te Amsterdam, in de zomer van 1934, werden deze pantserwagens ingezet en bleken voor dit doel deugdelijk te zijn, vooral in de nauwere straten, waar de bereden politie gevaarlijk hinder ondervond van omlaag geworpen stenen, huisraad en ander materiaal.
Deze Wijnman-pantserwagens hebben tot 1940 dienst gedaan en zijn na de capitulatie vernield of in Duitse handen gevallen.
Echte pantserwagens
Eind 1934 werd besloten over te gaan tot de aanschaf van een eskadron (echte) pantserwagens, bestaande uit twaalf voertuigen. Deze pantserwagens werden vervaardigd bij de Gammele Lansverk- fabrieken te Karlskrona in Zweden. De koepel en het kanon werden betrokken van de firma Bofors, eveneens in Zweden. Het chassis en de motor werden geleverd door de Mercedes-Benz fabrieken te Mariënfelde. De reeds eerdergenoemde S. de Haan, werd o.a. voor een aantal maanden gedetacheerd te Mariënfelde en Karlskrona. In samenwerking met enkele Zweedse deskundigen werd de gehele pantseropbouw tot de kleinste onderdelen toe uiteengenomen en gefotografeerd. Op deze wijze konden op korte termijn de zo noodzakelijke detaillijsten worden vervaardigd. Het zelfde geschiedde met de onderhoudsgereedschappen. De luitenant Jelgersma werd gedetacheerd bij Bofors om studies te maken van het geschut. Deze serie pantserwagens werd in de Koninklijke Landmacht opgenomen als de Paw. 36. Het gewicht bedroeg 6 ton en de bemanning bestond uit drie koppen. De Ritmeester H. Wilbrenninck werd belast met het commando over dit eerste eskadron. Om zich te bekwamen voor dit toenmaals in Nederland onbekende onderdeel, werd hij voor enige tijd gedetacheerd bij een opleidingseenheid van de z.g. Schnelle Truppen te Munster in Westphalen.
Pantser-eskadrons
Het eerste eskadron pantserwagens werd opgenomen in de organisatie van het wapen der cavalerie. Van de bestaande huzaren-regimenten werd beroepspersoneel aangetrokken, dat werd omgeschoold bij het korps motordienst in de Ripperda-kazerne te Haarlem. 1 April 1936 gold als officiële oprichtingsdatum van het eskadron en op die dag marcheerde, of liever gezegd reed, het eskadron van de Hembrug" naar 's Hertogenbosch waar het in garnizoen kwam te liggen.
In de zomer van 1938 werd overgegaan tot het oprichten van een tweede eskadron pantserwagens. Deze pantserwagens hadden geen Mercedes-Benz chassis, maar werden voorzien van een Bussing-onderstel. Dit pantservoertuig werd in de krijgsmacht opgenomen als pantserwagen type M 38. Het front-aanzicht van deze pantserwagen week sterk af van de Paw. 36. Ook was het gewicht groter; dit bedroeg rond de 8 ton. Dit tweede eskadron kwam in garnizoen te Amersfoort en werd gelegerd in de huidige Bernhard-kazerne, die speciaal voor dit onderdeel was gebouwd. Het commando werd gevoerd door de toenmalige Ritmeester . . . Bruinier.
Zowel de Paw. 36 als de M. 38 hadden als nadeel dat zij niet beschikten over een stalen bodem. Derhalve waren zij aan de onderzijde zeer kwetsbaar. Ook stonden deze pantserwagens vrij laag bij de grond en waren naar verhouding te lang, hetgeen de terreinvaardigheid niet ten goede kwam.
Beide Paw- modellen hadden een bemanning van vijf koppen en wel: een commandant
een richter een hoofd-chauffeur een schutter een chauffeur-schutter
Het voertuig had een hoofd-chauffeur, aangezien in bijzondere omstandigheden de achter- schutter (chauffeur-schutter) de besturing van het voertuig kon overnemen. Het voertuig reed even gemakkelijk voor- als achteruit. De achter-schutter (chauffeur-schutter) bediende uitsluitend het stuur, koppeling en rem.
Een aantal oud-huzaren, behoord hebbend tot deze pantserwagen-eskadrons wisten mij nog te vertellen, dat de konstruktie van het stuurwiel gedurende het rijden dusdanig was, dat het onderhands moest worden vastgehouden. De eerste dag was dit enigszins moeilijk, doch men wende vrij snel.
Rond het uitbreken van de mobilisatie in 1939, werd aangevangen met de oprichting van een derde eskadron, dat helaas door het uitbreken van de oorlog op 10 mei 1940 niet op sterkte is gekomen.
Nederlands fabrikaat
Dit eskadron werd uitgerust met een voor die tijd revolutionair type pantserwagen, welke was vervaardigd door de Daf- fabrieken te Eindhoven. Het voertuig was opgebouwd uit een chassisloze konstruktie en de toegepaste wijze van plaatsing van de motor en de transmissie- organen, maakten een doelmatiger indeling van het interieur mogelijk dan die van de Paw. 36 en 38.
Door het ontbreken van een chassis konden zowel gewicht als lengte belangrijk werden verminderd. De motor was achterin geplaatst, naast de plaats van bestuurder. De voor- bestuurder en de mitrailleur-schutter naast hem, behoefden dus niet over een lange motorkap heen te kijken en hadden een vrijer uitzicht over het terrein. De motor was van binnenuit toegankelijk, zodat kleine storingen konden worden verholpen, zonder dat de bemanning zich aan vijandelijk vuur behoefde bloot te stellen.
Deze Paw's werden bemand door vier à vijf personen. Een klein aantal van deze pantserauto's, die hun tijd verre vooruit waren, werd als type Paw, 39 bij de krijgsmacht ingedeeld.
De Carden Loyd Carriers
De beschikbare plaatsruimte, welke in deze publicatie ter beschikking is gesteld, staat niet toe dieper op de organisatie en de inzet gedurende de mobilisatie 1939-1940 en de daaropvolgende oorlogshandelingen in te gaan. Wel wil ik nog een ander gepantserd voertuig memoreren, waarvan de Nederlandse krijgsmacht in 1935 een vijftal aankocht en wel de Engelse Carden Loyd Carriers.
Dit type was de voorloper van de Universal carrier, d.w.z. van de roemruchte brencarrier uit de Tweede Wereldoorlog. De Carden Loyd Carrier was in tegenstelling tot de brencarrier van boven niet open. Zij was voorzien van twee pantserdeksels. Deze vijf Carden Loyd Carriers waren als peloton ingedeeld bij het Korps Rijdende Artillerie te Arnhem. Zij droegen de namen van Jaguar, Panter, Poema en Lynx. De Lynx was het commandovoertuig en werd door de troep aangeduid met de bijnaam Lijn 10.
De voor-oorlogse Carden Loyd Carrier was een produkt van de Vickers' Armstrong- fabrieken in Engeland. Een van de oogmerken waarvoor het was ontworpen betrof de aanvoer van munitie van de eigen Artillerie door ruw terrein, hetwelk onder vijandelijk vuur lag. Achter de Carrier kon nl. een gepantserd bakwagentje, eveneens van rupsbanden voorzien, worden aangehaakt. Door de bewapening (een zware mitrailleur) en de bepantsering, kon het voertuig ook offensief worden ingezet tegen lichte weerstanden. Het gewicht van de Carden Loyd Carrier bedroeg slechts ± 112 ton. Voorzover niet vernietigd, viel na de kapitulatie al het pantsermateriaal in Duitse handen. De Duitsers waren zeer gebrand op de Paw. 39. Volgens mededelingen van oud- gedienden zouden de Duitsers kort na de inval een tweetal dezer voertuigen bij Scheveningen uit het water hebben gehaald en daarna hebben meegenomen.
De Paw. 36 en de Paw. 38 zijn door eenheden van de Duitse militaire politie nog gebruikt tegen partisanen in de Oekraïne rond de jaren 1942-1943.
Hebben ze bij Nederweert ook een oorlogskerhof? Ik heb wel eens vaker ( vroeger toen ik tiener was ) via Heytse Nederweert naar weert gefiestst, maar ik kan me niet herinneren dat daar een oorlogskerhof lagquote:Op zaterdag 30 april 2011 10:41 schreef Id_do_her het volgende:
[..]
Allemaal eigenlijk wel, ik ben eens bij het oorlogskerkhof in Nederweert geweest toen ik negentien was of zo, ik gok dat rond de 60% toch zeker wel zeventien en achttien waren.
Hey bedankt, ik weet alleen niet of ze in '39 nog in dienst waren... ik zal het opzoekenquote:Op zondag 1 mei 2011 06:22 schreef Cobra4 het volgende:
Nibb-it, een aanvulling voor jouw lijst.
Kustgeschut:
Fort Op de Harssens:
30cm L 50 : 4
Fort bij IJmuiden:
24cm L 30 : 5
15cm L 30 : 2
Fort aan den Hoek van Holland:
24cm L 30 : 5
15cm L 30 : 2
Fort aan het Pampus:
24cm L 30 : 4
Bron
Of de stukken tijdens de inval bemand waren durf ik niet zeggen.
Van hetzelfde, heb een hoop geleerd van jouw topicsquote:Op zondag 1 mei 2011 08:21 schreef Clan het volgende:
Mooie foto's en interessante informatie Nibb-it, ik vind het erg interessant om te zien én te lezen.
(bron)quote:Hoewel het regiment, dat thans den naam draagt van "Regiment Kust Artillerie" als zoodanig eerst bestaat sedert 26 mei I922, is dit regiment, dank zij zijn ontstaan uit de samenvoeging en reorganisatie van verschillende regimenten artillerie, veel ouder en dateert de oprichting daarvan van 9 Januari I8I4. Bij besluit van den Souvereinen Vorst van 9 Januari I8I4 no. I werd bepaald, dat tot de Nederlandsche weermacht zouden behooren o.a. 4 bataljons artillerie te voet. Op 4 maart I8I4 werd Prins Willem Frederik Karel, zoon van den Souvereinen Vorst, benoemd tot Grootmeester der Artillerie, terwijl Prins Willem Frederik George Lodewijk (de latere Koning Willem II) belast werd met de samenstelling van het leger. Bijgestaan door verscheidene bekwame mannen, hebben beide Prinsen ons leger gereorganiseerd en meer berekend gemaakt voor zijn taak. Nadat in januari I8I5 de eerste militiewetgeving was tot stand gekomen, bestond ons leger niet langer uitsluitend uit vrijwilligers, doch ook uit een Korps Nationale Militie. De eerste oefentijd duurde in die dagen slechts 2 I/2 maand, terwijl jaarlijks een maand aan herhalingsoefeningen werd besteed.
De artillerie te voet, waarvan het Regiment Kust Artillerie afstamt, heeft o.a. deelgenomen aan den slag bij Waterloo, doordat bij vrijwel iedere divisie, welke aan dien slag aan Nederlandsche zijde deelnam, een batterij artillerie te voet was ingedeeld. Aan dezen veldslag, welke besliste over het lot van Europa en welke een einde maakte aan de regering van Napoleon Keizer der Franschen, werd aan Nederlandsche zijde deelgenomen door 36 stukken geschut, voor een gedeelte bestaande uit batterijen van het Korps Rijdende Artillerie, voor en gedeelte ui batterijen van de bataljons artillerie te voet. Hier mag zeker wel in herinnering gebracht worden, dat door den grooten weerstand, die den Nederlandsche troepen onder den Prins van Oranje bij Quartre Bras aan de Fransche troepen boden, Napoleon den slag bij Waterloo heeft verloren, gelijk deze later zelf heeft verklaard.
De Artillerie heeft zich in deze slag uitstekend van haar taak gekweten, en ondanks groote verliezen, een groot aandeel gehad in den gunstigen afloop van dezen beslissenden strijd.
Na den slag bij Waterloo nam de Nederlandsche weermacht en daarbij ook de artillerie te voet deel aan de vervolging van het Fransche leger; die artillerie speelde een belangrijke rol in verschillende kleinere en grootere veldslagen, die aan de verovering van Parijs door de legers der mogendheden, waarmede wij verbonden waren, voorafgingen.
Na de vereeninging van Noord- en Zuid-Nederland onder eenhoofdig bestuur, werd ons land verdeeld in zes directien voor de artillerie en de genie onder commando van een directeur, belast met het beheer van het materieel in zijn directie.
In I8I7 trad de tweede militiewet in werking volgens deze wet werd er zoveel mogelijk naar gestreefd, de militie voor eerste oefening te doen opkomen in de nabijheid van de woonplaatsen.
In I8I8 werd de organisatie der artillerie als volgt vastgesteld: een Korps Rijdende Artillerie, 4 Batterijen Veldartillerie en 6 Bataljons Vestingartillerie; ieder bataljon vestingartillerie bestond uit 6 compagnieen (een der bataljons uit 8 compagnieen). In I829 werden voor de artillerie twee inspecties ingesteld, terwijl ieder der beide aangewezen inspecteurs een gedeelte van de bestaande artillerie onder zijn bevelen kreeg.
Op 25 Augustus I83I brak de Belgische opstand uit. De vestingartillerie heeft zich gedurende den op den opstand volgenden strijd steeds zeer manhaftig gedragen, hetgeen vooral uitkomt in het aandeel, dat zij had in de verdediging van de Citadel van Antwerpen. Tengevolge van het feit, dat Koning Willem I, daarin gesteund door het Nederlandsche volk, de door de mogendheden vastgestelde voorwaarden tot regeling van het conflict tusschen de Noord- en Zuid-Nederlanders, weigerde te aanvaarden, besloten Engeland en Frankrijk ons door verschillende dwangmaatregelen te noodzaken tot aanneming van de gestelde voorwaarden. Zoodoende trok een Fransch leger onder Maarschalk Gerard Belgie binnen en sloeg het beleg voor de Citadel van Antwerpen.
Deze vesting was bezet door ongeveer 4OOO man Nederlandsche troepen onder bevel van den Luitenant-Generaal Baron Chasse. Ondanks de ontberingen, welke de bezetting na korten tijd tengevolge van het bombardement door de Franschen leed, wist men den tegenstand van I9 November tot 23 December I832 vol te houden, hetgeen de bewondering van vriend en vijand opwekte. Het 3de en het 6de Bataljon Vestingsartillerie, deel uitmakende van de bezetting, heeft, onder het bevel van den Majoor der Artillerie Seelig, op roemrijke wijze aan de verdediging meegewerkt.
Naast de reeds genoemde officieren behooren nog van de verdedigers van de Citadel te worden genoemd de Kapiteins van Hoey en Schutter, de Sergeant-Majoor, Vuurwerker Jenck, de Sergeant Muller, die o.a. hierbij het leven lieten. Het optreden van de Vestingartillerie en de moed, waarmedezij aan deze verdediging heeft meegewerkt, zijn aanleiding geweest tot het K.B. van 7 augustus I896 no.43, waarbij aan het Ie, 2e en 3e Regiment Vestingartillerie een "eereblijk" werd geschonken. Nu deze Regimenten thans niet meer bestaan, bevinden zich deze eereblijken afkomstig van het Ie, 2e en 3e Regiment Vestingartillerie, onderscheidelijk bij het Regiment Motorartillerie, in het Legermuseum te Doorwerth en aan de K.M.A.. Dit eereblijk bestaat uit een bronzen leeuw, met vaandel, den linker voorpoot rustende op een stuk geschut; het geheel staat op een eiken voetstuk, waarop een bronzen plaat met opschrift: Citadel van Antwerpen 1832. In September I899 is dit eereblijk aan de regimenten overhandigd.
In I841 werden uit de bestaande bataljons te voet gevormd de drie regimenten vestingartillerie, waarvan boven reeds sprake was. In I87O werden deze regimenten weder vervangen door 8 afdeelingen, terwijl men in I88O weder terugkeerde naar de indeeling in regimentsverband. In dat jaar werd uit de Ve en de VIe Afdeeling artillerie (die op zichzelf weder in I87O waren gevormd uit deelen van het Ie en 3e Regiment Veldartillerie) het 4e Regiment Vestingartillerie gevormd, dat hoofdzakelijk werd belast met de verdediging van de kust en de binnenwateren.
Dit regiment bestond aanvankelijk uit IO compagnieen en is op I Mei I9O3 gereorganiseerd, zoodat het na dien datum bestond uit 3 bataljons, welke in garnizoen lagen te Den Helder, Hellevoetsluis en Willemstad. Van het te Willemstad liggende bataljon lag een compagnie te Terneuzen.
Op I April I893 is voorts opgericht het Korps Pantserfortartillerie, hetwelk aanvankelijk uit 3, sedert I Mei I893 uit 4 en sedert I Mei I9O3 uit 5 compagnieen bestond. Deze compagnieen waren in volgorde van nummering gelegerd te: Fort Harssens, Fort IJmuiden, Fort Hoek van Holland, Muiden (Fort Pampus) en Arnhem (Fort Pannerden). Deze zg. pantserforten werkten voornamelijk mede aan de afsluiting van onze voornaamste toegangsweg te water, gelijk uit de ligging blijkt, en vervulden hun taak door te vuren uit pantserkoepels (kanonnen van I5, 24 en 30 cm. kaliber), dan wel uit gepantserde batterijen. In een pantserkoepel stonden dan twee kannonen, welke door den koepelcommandant, die zelve de kanonnen door draaiing van den koepel richtte, werden afgevuurd. In den tegenwoordigen tijd hebben deze pantserkoepels, door de geringe vuursnelheid, de geringe dracht en de groote trefkans van den koepel, weinig betekenis meer voor de verdediging.
Het 4e Regiment Vestingartillerie werkte aan de verdediging van de kust mede door het vuur uit z.g. open batterijen (I5 en I2 cm.), dan wel door bediening van de vuurmonden, staande op permanente verdedigingswerken, zooals we die nog hebben b.v. in de stelling van Den Helder, nabij Hellevoetsluis. De daar gebruikte kustvuurmonden hadden een kaliber van 24 cm (24 ijzer, 24 1.25 en 24 1.35).
Overeenkomstig de I Mei I913 vastgestelde organisatie maakten het 4e Regiment Vestingartillerie en het Korps Pantserfortartillerie de mobilisatie van de Nederlandsche weermacht mede van I Augustus I914 tot IO November I918. Eevenals van de andere samenstellende deelen van de Nederlansche weermacht is in die lange en moeilijke jaren ook van de Pantserfortartillerie en van het 4e Regiment Vestingartillerie veel gevergd.
Paraatheid te onderhouden gedurende een langen tijd van wachten is niet eenvoudig doch de Nederlandsche weermacht heeft getoond, dit veel eischende werk uitstekend te verstaan!
Toen de mobilisatie was geeindigd en de gemobiliseerde troepen weder huiswaarts waren gezonden, brak voor de weermacht een periode aan, waarin de eene reorganisatie op de andere volgde, alle met het doel, de kosten, aan het onderhouden van een weermacht verbonden, tot het uiterste te beperken. Tengevolge van een der reorganisaties werd op 26 Mei I922 het Regiment Kustartillerie gevormd door samenvoeging van het 4e Regiment Vestingartillerie en het Korps Pantserfortartillerie. Dit Regiment bestond uit 5 compagnieën, welke in garnizoen waren te: Den Helder (Ie en 2e), IJmuiden (3e), Hoek van Holland (4e) en Vlissingen (5e). Tegelijkertijd werd alskraagonderscheidingsteeken "twee gekruiste projectielen" vastgesteld, hetwelk tot dan toe had gediend voor de Pantserfortartillerie. Het 4e Regiment Vestingartillerie had de "twee gekruiste kannonen" als kraagonderscheidingsteeken gevoerd. Overigens heeft de Kust Artillerie de uitmonstering, vastgesteld voor de artillerie (scharlakenroode biezen), terwijl op de kepi (kwartiermuts) een leeuw als onderscheidingsteeken prijkt. Door de hernieuwde reorganisatie in I927 werd het aantal compagnieen teruggebracht tot 2, waarvan de Ie schoolcompagnie te Den Helder en de 2e schoolcompagnie te Vlissingen in garnizoen is. De staf van het regiment is gevestigd te Den Helder: het regiment wordt gecommandeerd door een Luitenant-Kolonel.
Wat de bewapening betreft, heeft het Regiment Kust Artillerie sedert I922 aanmerkelijke wijzigingen ondergaan. De kanonnen in de pantserkoepels en gepantserde batterijen te Hoek van Holland en IJmuiden zijn wel niet buiten gebruik gesteld, doch vervullen bij de verdediging van de betreffende zeegaten een ondergeschikte rol. De oude vuurmonden van 24 IJzer, 24 1.35 3n 24 1.25 zijn buiten gebruik gesteld, aangezien de vuursnelheid en de dracht van deze vuurmonden allerminst in overeenstemming
Zijn met de huidige, aan kustgeschut te stellen eischen. In verband met de taak, aan de kustartillerie toebedeeld, is deze thans bewapend met moderner geschut, waarvan de vuursnelheid en dracht meer in overeenstemming zijn met de moderne eischen; het Regiment Kust Artillerie is thans bewapend met kanonnen van I5, I2 en 7, welke alle behooren tot het snelvuurgeschut. Ook de wijze, waarop door de Kust Artillerie wordt geschoten, heeft zich aan de meer moderne begrippen aangepast. Gedeeltelijk staan de vuurmonden der Kust Artillerie zoodanig opgesteld, dat bij den vuurmond rechtstreeks kan worden gericht op het te bevuren doel (opstelling met directe richting), anderdeels, en dat is het geval met de zwaardere batterijen, staan zij achter de buitenste duinenrij, zoodat de richting op het doel moet worden verkregen door meting en berekening, uitgaande van de gegevens, verkregen van in de voorste duinenrij opgestelde posten (opstelling met indirecte richting).
Aan deze laatste methode van schieten wordt nog steeds ter verdere volmaking gewerkt. De naam van den Kapitein van het Regiment Kust Artillerie W.H. Doorman dient hier te worden vermeld als die van den ontwerper en constructeur van tal van toestellen, welke bij deze schietwijze nodig zijn, alsmede van verschillende methodes van schieten, zoodat de mogelijkheid bestaat, de schietmethode aan te passen aan den aard van het te bevuren doel en aan de omstandigheden, waaronder gevuurd wordt.
Bij de thans (I937) aanhangige voorstellen tot legeruitbreiding zal vermoedelijk ook het Regiment Kust Artillerie worden uitgebreid. De wijze, waarop dit zal geschieden en het tijdstip, waarop die uitbreiding zal plaatshebben, vallen op het oogenblik niet te voorspellen.
Bij de uitvoering van de taak, die aan de kustartillerie in oorlogstijd is toebedeeld, is een nauwe samenwerking met de Koninklijke Marine noodzakelijk; naar deze samenwerking wordt reeds in vredestijd gestreefd door deelneming wederzijds aan oefeningen.
De hoofdtaak van de kustartillerie ligt inde bescherming van de mijnversperringen , welke de zeegaten, die toegang geven tot onze belangrijke waterwegen, afsluiten. Dat de kustartillerie naast de Koninklijke Marine bij deze bescherming een belangrijke rol speelt, moge blijken uit voorbeelden, welke de geschiedenis ons biedt, b.v. de verdediging van de toegang der Dardanellen door de Turken (deze beschikten daarbij over verouderd geschut en slaagden er niettemin in, den aanval te doen mislukken en de verdediging van de Belgische kust door de Duitschers, beide voorbeelden uit de laatsten wereldoorlog.
In dit verband moge er op worden gewezen, dat de taak der kustartillerie in oorlogstijd zeer zwaar is. Immers, voornamelijk zal die taak bestaan in het voortdurend waakzaam en paraat zijn van het personeel, teneinde een aanval van de vijand onmiddellijk met geweld te keeren. Indien de vijand eenmaal verschijnt en een aanval doorzet, wordt meestal gedurende betrekkelijk korten tijd het uiterste van het personeel gevergd. En het paraat wachten en de uiterste krachtsinspanning in het vuur van den aanval eischen van het personeel: volledige overgave van de volle persoonlijkheid, een juist en doordacht tuchtgevoel, verantwoordelijkheidsbesef, moed en bezadigdheid. Moge het personeel van het Regiment Kust Artillerie in staat zijn, wanneer zulks ten dienste van het vaderland, noodig zal zijn, aan deze hooge eischen van persoonlijkheid en opofferingsgezindheid ten volle te voldoen!
Geinig, dat geldt ook voor de huidige CV90.quote:Op woensdag 4 mei 2011 14:22 schreef Nibb-it het volgende:
De moderne Nederlandse pantserwagen is gebouwd in Zweden bij de A.B. Landsverk fabriek te Landskrona.
De wagen bestaat uit een chassis van de Mercedes-Benzfabriek en 'n pantsercarrosserie van de Landsverkfabriek. Het kanon en de richtmachine is geleverd door Bofors, terwijl de optiek is verzorgd door Nedinsco te Venlo. De bewapening bestaat uit drie mitrailleurs en 'n kanon, hetwelk semi-automatisch werkt met een elektrische- en mechanische afvuurinrichting.
Bron: De Koninklijke Nederlandsche Landmacht, 1937
quote:
Geen twijfel over mogelijkquote:Op vrijdag 6 mei 2011 22:45 schreef Pumatje het volgende:
wat zal het verreeekte spannend zijn geweest in die loopgraven.. de tering.
Zijn lichaam werd direct gekist en op de ABP te Doorn ter aarde besteld. De bekendmaking van de executie wegens desertie werd ingehaald door de gebeurtenissen aan de Grebbelinie bij Rhenen. Toen sgt Meijer rond 1500 uur (12 mei) werd geëxecuteerd, was inmiddels nieuws op het hoofdkwartier van C-II.LK gearriveerd dat de frontlijn bij de Grebbeberg was doorbroken door de Duitsers. Het zette een keten aan gebeurtenissen in gang, waarbij de generaal Harberts allerlei zaken moest laten prevaleren, zodat van een bedoelde brede bekendmaking van de executie niets kwam. Een zaak die door criticasters van de affaire naoorlogs eenvoudig was te misbruiken om de nutteloosheid van de executie te onderstrepen.quote:1e Pinksterdag 1940
Lieve Ouders
Ik weet als dat mijn laatste
uur geslagen is en dat ik voor
goed van u beiden henen ga
Ik ben zwaar gewond, want
heb ruim 16 uur onder zware artillerie
beschieting gezeten
Vader en Moeder treur niet om mij, maar bid
dat God er voor mag zorgen als dat ons Vaderland
behouden mag blijven
Ouders doe de groeten van me aan al mijn
familie en aan Opoe Meijer en Opoe Pieper
De zwaarste strijd heb ik nu geleden ik zal
voor u allen bidden, doe dit ook voor mij
voor je zoon die zooveel van U beiden houdt
Doe ook de ouders van Tonny de groeten en aan
Tante Jo uit Doesburg
Dag ouders gegroet en een hand en Moeder
een stevige Zoen van haar zoon Chris
Dag Ouders tot in de hemel
Chris
Indien we onverhoopt toch zouden worden aangevallen moest hij bepalen hoe de verdediging zou worden gevoerd.quote:Zolang de oorlogstoestand voor Nederland niet feitelijk is ingetreden, treft hij met alle hem ter dienste staande middelen de vereiste maatregelen tot handhaving der neutraliteit.
Ik geloof dat ie dit gewoon zelf geschreven heeft hoor, heb dat stuk in ieder geval nooit op grebbeberg.nl kunnen vinden.quote:Op zaterdag 14 mei 2011 12:52 schreef Pumatje het volgende:
Nibbit ik begrijp de plannen en opstellingen wel, eigelijk van beide CDS. Wat je hebt gekopieerd uit grebbeberg.nl is natuurlijk over het algemeen bekend. Lijkt me intressanter als we gaan discussieren wat er vooral verkeerd liep.
De beide Moerdijkbruggen werden van een springlading voorzien, om deze te kunnen ontsteken moesten nog slagsnoeren worden aangebracht. Reynders had op 19 januari 1940, dus nog voor zijn ontslag, opdracht gegeven om hier elektrische ontstekingsmiddelen aan te brengen. Daardoor zouden ze zonder verdere voorbereiding kunnen worden opgeblazen wanneer nodig. Helaas bleek dit in mei 1940 niet te zijn gebeurd. Wat een fout!quote:Op zaterdag 14 mei 2011 12:52 schreef Pumatje het volgende:
De fouten die zijn gemaakt, wie daar verantwoordelijk is geweest...
Reynders had natuurlijk na de oorlog een makkelijk praten.. hij is wat dat betreft niet echt in ere hersteld.
het lijkt me niet verkeerd uiteen te zetten wat welke cds nu precies wilde en hoe de houding van de Minister van Defensie precies was. dat leverd nieuwe invalshoeken op, en geef misschien een intressante kijk op de situatie in 49/40. Eerst even goed ontbijten
Forum Opties | |
---|---|
Forumhop: | |
Hop naar: |