Er vindt op twee manieren subsidiëring van de culturele sector plaats, enerzijds zijn er de direct subsidies voor tal van organisaties. Anderzijds is er de indirect subsidie in de vorm van een lager BTW-tarief. Waar het in een markt om draait zijn de relatieve prijzen, de prijs van goed A uitgedrukt in goed B. Het schuiven met het BTW-tarief beïnvloedt die relatieve prijzen, consumenten substitueren die consumptie van alle overige goederen, die gewoon in het 19 % tarief zitten, met de consumptie van goederen die door de culturele sector geproduceerd worden. Er is dus sprake van een overconsumptie van goederen die door de culturele sector geproduceerd worden, een subsidie.