Rond kerstmis is het tijd om Jozef en Maria in een stal te zetten en de kerstverhalen ervan te halen. Melige praat is eens per jaar toegelaten, zeker als, zoals vandaag, de temperaturen het nulpunt niet bereiken en er eindelijk nog eens een dikke laag sneeuw zich in het land heeft genesteld, niet van plan om zomaar te gaan.
Door die sneeuw ploegde ik nu door de stad toen ik een man passeerde, die met een gore-tex regenjas en een rugzak op het voetpad wandelde. In het voorbijgaan mompelde hij me toe:
-‘Vous parlez français, monsieur?’
Het is vreemd maar mijn gevoel zei me meteen dat er iets niet pluis was. Was het de niet-engagerende bijna hopeloze en tegelijk onderdanige toon die mij deed terugdeinzen en onmiddellijk de gedachte –bedelaar- door mijn hoofd liet flitsen? Waarom hebben bedelaars toch die gewoonte aangeleerd om een totaal andere toon aan te slaan dan wanneer u of ik iemand op straat aanspreekt? Zijn ze misschien door de jaren heen gewend geraakt aan een generische afwijzing van bijna iedereen?
De toon bracht bij mij in elk geval die automatische afwijzing op gang.
- ‘Non’. Zei ik naast de waarheid, terwijl ik de flagrante inconsequentie om tegelijk inhoudelijk op zijn vraag te antwoorden negeerde.
Ik liep verder en plots klikte er iets in mijn hoofd. Bedelaars zitten meestal ergens langs de kant van de straat, ze lopen niet rond en al zeker niet in de stevige tred van die man, zo ging het stereotiep in mijn hoofd. Bovendien had hij een gore-tex jas en een degelijke rugzak… Ik draaide mij dus toch om en keek hem vragend aan.
Hij begreep de hint meteen:
-‘Vous parlez français, monsieur?’
-‘Euh, je peux vous aider?’ bracht ik in mijn beste Frans uit.
- ‘Vous avez peut-être un euro pour moi?’
Damn. Ik voelde mij bedrogen door mijn eigen gevoel. ‘Je eerste gedacht is meestal je beste gedacht’ zo vertelde mijn juffrouw in de lagere school me. Maar ook toen al was ik eigenwijs.
-‘Je n’ai pas d’argent chez moi’
Dju, mijn tweede leugen in minder dan één minuut tijd.
Ik liep door verder naar mijn werk, maar binnen in de warmte en over de sneeuwvlakte uitkijkend kreeg ik diepe spijt… Wat is in godsnaam een euro? Ik nam mijn portefeuille, die heel de tijd gewoon in mijn achterzak had gestoken, en liep terug naar buiten, op zoek, maar de man was verdwenen.
Sinds toen blijft zijn gezicht, en meer nog de druppel van zijn neus droop door het vele lopen door de kou, mij door het hoofd spoken. Het was een gewoon gezicht zoals dat van u en ik.
Was de ijzige koude of dat moment van twijfel over ’s mans levensvoorziening die mij ertoe bracht om hem, en meteen ook alle bedelaars voor het eerst sinds lang terug als echte mensen te zien, die op hun levenspad een moeilijke afslag genomen hebben, in plaats van gewoon een hinderlijke afleiding?
Collega K. sprak terecht van Levinas, en het ‘gelaat van de ander’, toen ik bij hem als eerste mijn hart luchtte, terwijl ik aan de snoepautomaat met de uitgespaarde euro toch maar mooi een Snickers kocht. Het appèl van het gelaat van de ander in zijn lijden is wat moreel besef brengt en mij verantwoordelijk maakt, zo stelt Levinas, maar dan in een nog veel onbegrijpelijkere taal. Het gezicht van de zwerver in mijn geval, dat nu voor het eerst echt zag.
Bedelaars zijn niet mijn persoonlijke verantwoordelijkheid, dat weet ik ook wel. En ik kan ze niet allemaal helpen. Het koninklijk paleis is daar trouwens veel geschikter voor.
Maar die ene euro had ik hem toch wel kunnen gunnen.
Die avond heb ik dan maar op het perron een doosje truffels van Oxfam gekocht, in de ijdele hoop wat van mijn karma terug te winnen. Het hielp niet. De trein had minstens een kwartier vertraging.
Yvonne schreef op maandag 31 oktober 2011 @
13:59:43 in DEF SC #282 aan AchJa & Co
Vanaf hier en nu stopt het in DEF én op FOK!
Ik wil hier een normale SC zonder gebitch!