Ik lees hem nu zachtkens voor uit de Nederlandsche Historiën van P. C. Hooft.
quote:
MY, als ik de gedenkenissen der aaloutheit, en 't geen zich in de gebuurtyden heeft toegedraagen, met ernst ooverpeinz, dunkt grootelyx verwonderens waardigh, hoe de geenen, die, verooverende door dapperheit van vernuft, de gemoeden der Oppervorsten, hun den hooghen handel der regeeringe ondergaan, zoo zeer de zwakheit huns oordeels melden, door mangel van zich in de mooghenheit te maatighen, tot verhoeding der heevigheit van eenen algemeenen haat; waar teghens zelf de zeekerste gunst des Lantsheeren geen scheutvry schildt strekt: 't en zy de windt deezer voorspoedt, hun 't hart zulx opblaast, en de harsenen bedwelmt, dat zy het vinnighste van +alle vreeslykheeden reukeloozelyk verachten. De Kardinaal, midts de Lantvooghdes al 't gewight der dingen op hem staan liet, vaart voorts met dringen en dryven, trekkende aan zich, hoe langer hoe meer 't bewindt der geldmiddelen, en 't begeeven zoo van geestelyke als van weirlyke ampten: en verzeindende naa den Raadt in Spanje de zaaken, daar hy hier niet meê deur moght