De spits van de reeks Belpop op Canvas wordt afgebeten door een boegbeeld van de Belgische en de Eurorock: Arnold Charles Ernest Hintjens, bij rock- en popliefhebbers in België en ver daarbuiten beter bekend als Arno. In deze documentaire volgen we Arno tijdens twee concerten afgelopen zomer.
Arno zelf en een hele rist ooggetuigen vertellen hoe het enfant terrible uit Oostende uitgroeide tot de eigenzinnige en zelfverklaarde ‘chanteur de charme’. We komen te weten hoe hij er als muzikant in slaagde om armoede en harde kritiek te overwinnen, wie hij op Jazz Bilzen een ‘coup de tête’ gaf en waarom, wat het verband is tussen ‘Les yeux de ma mère’ en zetpillen, hoe een Amerikaan er voor zorgde dat Arno zijn eigenzinnige versie van ‘Les filles du bord de mer’ uitbracht, waarom Jane Birkin naar hem opkijkt en een duet met hem zong, en hoe het komt dat Arno le beau geridderd werd tot Chevalier des Arts et des Lettres en ook nog eens de Victoire de la Musique (de Franse Grammy) binnenrijfde.
Jean Blaute vertelt over hem in Panorama/De Post van 21/12/1990: “Ach, Arno, de grote podium-meneer. Die kan niemand evenaren, tenzij Raymond van het Groenewoud in zijn heel goeie dagen. Misschien maakt hij niet de platen die het publiek echt charmeren, maar wie hem live ziet, moet eraan geloven. Ook de mensen die zijn platen niét kopen. Let wel, ik vind dat ook zijn platen een hoog niveau halen, maar Arno moet je vooral zién.”
Zelf heb ik Arno nooit geïnterviewd, wat een beetje eigenaardig is, want ik heb hem gevolgd van bij zijn allerprilste begin. Met Freckle Face heb ik hem immers weten optreden op een Gentse benefietavond voor Release, maar ook in een bijna lege Aquarius op de Kuiperskaai.
Later zou Arno met TC-Matic op het Feest van de Rode Vaan komen spelen. Maar ook toen heb ik hem niet ontmoet. Voor buitenstaanders lijkt dit bijna onbegrijpelijk, zij zullen zich absoluut niet kunnen voorstellen dat het feest van “dat bladje voor communisten” elk jaar zo’n grote proporties aannam dat er voor wie er beroepshalve aan het werk was (zoals mij dus) wel altijd ergens iets te doen was (*).
Dat ik Arno niet heb zien optreden daarentegen, dat is vrij logisch. Hij hééft namelijk niet opgetreden. Hij was te zat of te stoned of te ziek, al naargelang welk standpunt men innam. Ik herinner me alleszins dat festivaldirecteur Jacques Moins (zelf advocaat) Arno’s toenmalige manager Herman Schueremans een proces heeft aangedaan wegens contractbreuk, maar ik herinner me niet meer of er ooit een uitspraak is gedaan in deze zaak.
Zonder dus getuige te zijn geweest van deze affaire, stond ik eigenlijk toch wel aan de kant van Jacques Moins. Ik wou m.a.w. wel geloven dat Arno een beetje ziekjes was, maar ‘t zal dan toch niet van een kleintje met stoofvleessaus geweest zijn…
Daarover gesproken, ik ben pas een Arno-fan geworden toen… mijn moeder mij dat had voorgedaan. Jawel, mijn lieve moedertje dat toen toch al dik in de zeventig moet zijn geweest, vroeg mij plotseling “out of the blue” of ik Arno niet gezien had op televisie. Nee, dat had ik dus niet. Waarover ging het? Uiteraard niet over een of ander optreden (ook al had hij op dat moment “wreed” veel succes met zijn versie van Adamo’s “Les filles du bord de mer”, wat meteen dan meegenomen was voor mijn moeder, die ik het originele singeltje in 1964 nog cadeau had gedaan) maar over Arno’s medewerking aan een kookprogramma. Het fragment zou later nog zo vaak herhaald worden dat ik het zelfs op video heb kunnen tapen. Het betreft natuurlijk zijn hoogst persoonlijke manier om na te gaan of het frietvet al op temperatuur is (hij “speekt” er namelijk eens in). En zo werd ik dus toch nog, na al die jaren, een Arno-fan. Zij het inderdaad meer van zijn interviews dan van zijn optredens. Ik weet dus niet of hij daar erg gelukkig mee is, maar het kan mij uiteraard geen kloten schelen, zoals hij dat zelf zo plastisch kan zeggen. (**)
Ronny De Schepper
(*) Ik geef het toe, die megalomanie had eigenlijk niets met “De Rode Vaan” te maken, maar wel met onze Franstalige collega’s van “Le Drapeau Rouge”, die een beetje te vaak naar het ongelooflijke “Fête de l’Humanité” (zo’n beetje Woodstock in Parijs) waren getrokken. Maar het dient gezegd: het feest overtrof de mogelijkheden die men zowel “De Rode Vaan” als “Le Drapeau Rouge” zou toedichten.
(**) Daarover gesproken, een ander memorabel televisiefragment dat vaak wordt herhaald is wanneer Arno Eddy Merckx himself bij de kloten grijpt.
Om tien voor half elf
Iemand die niet door Popstars zou komen, maar een van de echte rocklegendes die de vergelijking met Herman Brood kan doorstaan.
Kijk en geniet.

Ik noem een Tony van Heemschut,een Loeki Knol,een Brammetje Biesterveld en natuurlijk een Japie Stobbe !