05-05-2010
Tien sprookjes voor het slapengaan
Goed slapen is niet altijd vanzelfsprekend. En slapeloosheid kent vele, soms bizarre gevaren.
De Amerikaanse slaapexpert Carlos Schenck beschreef in zijn boek Sleep de vele, vaak bizarre slaapstoornissen die een mensenleven grondig kunnen vergallen. Neuroloog Hans Hamburger van het Slotervaart Ziekenhuis bewerkte dit standaardwerk voor Nederland. Twee slaapdeskundigen over tien hardnekkige misverstanden.
1 Slaap is een vorm van uitrusten.
Schenck: ‘Nee, het is iets heel anders. Slaap wordt opgewekt door het brein. Het is een vorm van hersenactiviteit. Tijdens rusten vertonen hersengolven het alfaritme, 8 tot 12 cycli per seconde. Bij slaap daalt het ritme veel verder, steeds dieper.’
2 Zes uur slaap – de rest is luiheid.
Schenck: ‘Dat is echt helemaal niet waar. De meeste volwassenen hebben 7,5 tot acht uur slaap nodig. Er zijn kortslapers die aan vier, vijf uur genoeg hebben, maar dat is echt heel zeldzaam. En je hebt langslapers, die dagelijks negen, tien uur nodig hebben.’
3 Te weinig slaap is slecht voor de gezondheid.
Schenck: ‘Het is niet zo dat kortslapers korter leven, omdat ze hun hart geen rust gunnen. Daar is geen bewijs voor.’
Hamburger: ‘Er zijn wel een paar studies die verband leggen tussen langdurige slapeloosheid en diabetes en hart- en vaatziekten.’
4 Er zijn mensen die nooit slapen.
Schenck: ‘Dat is nooit aangetoond. Ik heb ooit gelezen over een bejaarde vrouw die aan een, twee uur slaap genoeg had, maar nooit slapen – nee. Je hebt mensen die denken dat ze heel weinig slapen, maar als we ze dan in het slaaplab onderzoeken, blijkt dat ze een normaal aantal uren slapen.’
Hamburger: ‘De meeste mensen met klachten over slapeloosheid, lijden aan deze ‘slaapmisperceptie’! Ze slapen genoeg, maar worden vaker wakker doordat ze overactief zijn, zorgen hebben, depressief zijn.’
5 Dutjes overdag veroorzaken slapeloosheid.
Schenck: ‘Nee. Dutjes doen is, vooral voor ouderen, heel normaal. Het vermogen om te dutten lijkt overigens grotendeels aangeboren. Het is dus niet te leren, of af te leren. Genetica speelt bij veel slaapstoornissen een grote rol: angstaanvallen tijdens de slaap, slaapwandelen en ook vreetbuien tijdens de slaap, de night eating disorder, zijn sterk genetisch bepaald.’
6 Hoe ouder je bent, des te minder je slaapt.
Schenck: ‘Ook niet waar. Oude mensen slapen vaak korter, maar compenseren dat door middel van dutjes overdag. Een recent onderzoek in Seattle liet zien dat je de hoeveelheid slaap die je rond je zestigste nodig hebt, de rest van je leven vasthoudt, tenzij je door andere oorzaken slapeloos wordt, zoals door Alzheimer of Parkinson. Maar in onze kliniek hebben we ontdekt dat slaapstoornissen ook voorboden kunnen zijn van neurologische problemen. Mensen met dream enacting disorder, waarbij ze hun dromen werkelijk gaan uitvoeren en daarbij zichzelf of hun partner kunnen verwonden, kunnen later Parkinson ontwikkelen.’
7 Sommige mensen dromen nooit.
Schenck: ‘Het zou kunnen, maar je kunt het niet bewijzen! Veel mensen denken dat ze nooit dromen omdat ze zich hun dromen niet herinneren. We weten wel dat je niet hoeft te dromen om goed te kunnen slapen. Dromen, vooral nachtmerries, kunnen natuurlijk heel vervelend worden.’
Hamburger: ‘Een goede manier om dat aan te pakken is opschrijven wat je hebt gedroomd – en er dan zelf ook een goed einde aan verzinnen. Zo krijg je er grip op.’
8 Slapeloosheid gaat wel over.
Schenck: ‘Slapeloosheid moet je niet onderschatten. Je bent minder alert, somber, je kunt je niet concentreren – het is heel schadelijk voor je relatie! Het komt beslist niet alleen door zorgen. Bang zijn om niet in te slapen kan ook een groot probleem worden. In veel gevallen slapen mensen overigens prima in, maar worden ze na twee, drie uur wakker, om daarna niet meer, of niet goed te slapen.’
9 Slaapmiddelen zijn gevaarlijk.
Schenck: ‘Dat klopt. Ze zijn verslavend. Maar chronische slapeloosheid is ook gevaarlijk. Het gaat om het afwegen van twee kwaden.’
Hamburger: ‘Ik schrijf ze heel weinig voor. Hooguit in acute gevallen van stress, maar dan nooit meer dan vijf dagen. Want na tien, vijftien dagen kan er al verslaving optreden. Je moet bedenken: er bestaan nauwelijks goede slaapmiddelen. Ze zorgen ervoor dat je snel inslaapt, maar veel klachten hebben betrekking op te vroeg wakker worden, en daarna niet meer goed slapen. En daar bestaat geen middel voor.’
10 Een borreltje voor het slapen gaan is goed.
Schenck: ‘Dat is misschien wel de grootste mythe! Alcohol is allesbehalve een slaapmiddel!’
Hamburger: ‘Alcohol verkort de slaap, en maakt dat je lichter slaapt. En het kan nachtmerries veroorzaken. Alcohol drinken, een kopje koffie of een sigaretje voor het slapen gaan, een forse fysieke inspanning – mensen denken vaak dat ze daarna sneller inslapen terwijl het de slaap juist verstoort.’
* Carlos H. Schenck, Hans L. Hamburger, Slaap & slaapstoornissen. Uitgeverij Kosmos, 24,95 euro.
(depers.nl)