22-12-2009
Wat leeft er in onze oceanen?
‘17.650 nieuwe soorten gevonden in diepzee’, zo kopten de kranten afgelopen maand. Het is het eerste resultaat van een tien jaar durend monsterproject dat al het leven in onze oceanen wil inventariseren. Erg ambitieus? De wetenschappers doen er nog een schepje bovenop. Zij zijn namelijk niet alleen geïnteresseerd in wat er nu in het water rond zwemt, maar ook in wat er vroeger leefde en zelfs in wat er in de toekomst aan soorten overblijft.
In 1997 komen twintig visdeskundigen in Californië bij elkaar om onderzoek naar de diversiteit van zeevissen door te praten. Al snel concluderen zij dat er over het algemeen te weinig bekend is over de diersoorten die in onze oceanen leven. Daarom bedenken deze wetenschappers de ‘Census of Marine Life’, een monsterproject dat binnen tien jaar al het leven in de wereldzeeën moet inventariseren. Inmiddels werken ruim 2000 wetenschappers uit 82 verschillende landen mee aan het project. Zij kammen de oceanen uit van de Noordelijke IJszee tot de wateren rond de Zuidpool en van de zeespiegel tot een diepte van enkele kilometers.
Oceanen omvatten zo’n 70 procent van het aardoppervlak. We hebben minder dan één procent van de oceanen ontdekt.Er zijn dan ook miljoenen levensvormen die we nog niet kennen. De ‘Census of Marine Life’ brengt in tien jaar het leven in de oceanen in kaart.
Enorme wormen
De oceanen rond de poolgebieden zijn slecht bereikbaar en daardoor onderontdekt. Met een gewoon onderzoeksschip kom je er niet. Een ijsbreker is nodig om op de beste onderzoeksplaatsen te komen. Expedities naar de poolgebieden kosten de ‘Census of Marine Life’ ongeveer een euro per seconde, maar leveren ook mooie resultaten op.
In de Noordelijke IJszee komen met name veel kwallen, borstelwormen en pijlinktvissen voor. De onderzoekers stuitten ook op de eerste octopus ooit gezien in de wateren rond de Noordpool en op twee soorten zandvlooien die nooit eerder in een ijsomgeving zijn gevonden. In dit gebied is de helft van het aantal soorten, dat op een diepte van minimaal drie kilometer leeft, nieuw voor de wetenschap.
De bodem van de Zuidelijke IJszee is heel gevarieerd en daardoor is het aantal soorten dat hier voorkomt nog een stuk diverser dan in de Noordelijke IJszee. Wat wetenschappers direct opviel, is het formaat van veel dieren. In de wateren rond de Zuidpool vonden zij enorme wormen, gigantische kreeftachtigen en zeespinnen zo groot als etensborden.
Deze bijzondere kreeftachtige werd gevonden in de Atlantische oceaan. Afbeelding: © Büntzow/Corgosinho
.Hierin is de Zuidelijke IJszee niet uniek. Op grote, vlakke oceaanbodems die dankzij zeestromingen bedekt zijn met klei of zilt komen ook gigantische diersoorten voor. Het meest opzienbarend is de vondst van een rood-oranje mosselkreeftje dat door zijn omvang wel iets weg heeft van een drijvend cherrytomaatje. Normaal gesproken worden deze diertjes niet groter dan twee of drie millimeter, maar dit exemplaar was maar liefst drie centimeter. Waarom veel soorten rond de Zuidpool en op vlakke oceaanbodems gigantisch zijn, is voor de wetenschappers nog een groot raadsel.
Chemische soep
Over het algemeen is de oceaanbodem vrij vlak, maar er zijn ook bergen, dalen en richels net als in het landschap boven water. Om deze speciale bodemdelen te onderzoeken, sturen wetenschappers duikbootjes de diepzee in. Deze kunnen zelfstandig opereren of met een ‘navelstreng’ aan het onderzoeksschip vast zitten. Zij maken niet alleen foto’s of videobeelden van het leven onder water, maar verrichten ook verschillende metingen. Zo bepalen de duikbootjes bijvoorbeeld de watertemperatuur of tellen zij de hoeveelheid plankton in een bepaald gebied.
Onderwaterrobot Nereus wordt naar boven gehaald na onderzoek op een diepte van vijf kilometer, een paar honderd meter boven de oceaanbodem. Afbeelding: © Chris German, Woods Hole Oceanographic Institution
.Op die manier heeft de ‘Census of Marine Life’ onder meer de heetste geiser in onze oceanen ontdekt. Met een temperatuur van 407 graden Celsius borrelt zeewater met opgeloste metalen en zwavel (in de vorm van sulfide) omhoog vanuit de aardkorst. Kokerwormen, verschillende micro-organismen en strandgapers clusteren rond zo’n geiser en voeden zich met de chemische soep. Hoe strandgapers en bacteriën in deze omgeving samenleven, lees je in het kader hieronder.
Leven rond een geiser
Bacteriën en strandgapers werken samen om rond een geiser te kunnen overleven. De strandgaper neemt met zijn voet sulfide op uit de oceaanbodem. Het sulfide komt terecht bij bacteriën, die in de kieuwen van de strandgaper leven. De bacteriën winnen chemische energie uit sulfide en combineren daarmee koolstofdioxide en water tot suikers en andere stoffen. De strandgaper voedt zich met de stoffen die de bacteriën uitscheiden.
Kale rotsen
Naast het leven rond geisers is ook het leven op bergen in de oceaan zeer bijzonder. Wetenschappers spreken van een berg wanneer de top minimaal een kilometer boven de oceaanbodem uitkomt. Binnen de ‘Census of Marine Life’ bekeken onderzoekers vijf van zulke bergen. Dat leverde in totaal 600 nieuwe soorten op, waarvan veertig procent op geen enkele andere plaats voor komt.
Deze vis (Neocyema) zwemt normaal gesproken op een diepte van 2000 – 2500 meter. Het is het vijfde exemplaar dat ooit van deze soort is gevonden. Afbeelding: © David Shale
.Bergen hebben te lijden van visserij, vooral als zij de zeespiegel tot een kilometer naderen. In gebieden waar veel gevist wordt, is 95 procent van de rotsen kaal. Koraal en vissen (zie kader) kunnen er niet meer leven. In onbeviste gebieden is slechts 10 procent van de rotsen kaal.
‘Boomgrens’ in zee
Afbeelding: © NIWA
Net als bergen aan land hebben bergen onder water een ‘boomgrens’. Deze wordt gevormd door koraal. Hoe verder je vanaf de top van de berg naar beneden loopt, hoe minder koraal er groeit. Bovenop de berghelling leven heel veel verschillende vissen, die hun voedsel via stroming aangeleverd krijgen. Verder naar beneden vind je vooral kleine visjes en bodemdiertjes.
Ook de vissers zelf merken dat de populaties achteruit gaan. Vingen zij 50 jaar geleden nog tien vissen per honderd haakjes, nu is dat er nog maar één. Bovendien wegen veel vissen nog maar de helft van wat zij 50 jaar geleden wogen. De ‘Census of Marine Life’ heeft berekend dat de visserij voor 2050 compleet instort als we op deze manier doorgaan.
Om dat te voorkomen bestuderen wetenschappers het gedrag en de migratieroutes van bijvoorbeeld haaien en tonijn in detail. Dit gebeurt met speciale satelliet-tags die zo geprogrammeerd zijn dat zij na een bepaalde periode vanzelf ontkoppelen en naar de oppervlakte drijven. Daar sturen de tags hun data door naar een satelliet totdat de batterijen leeg zijn. Met meer kennis over de vissen die we vangen, moet het in de toekomst lukken ze beter te beschermen.
Catalogus
Een nieuwe soort Dumbo-octopus (Grimpoteuthis sp.) Afbeelding: © David Shale
.In 2010, het jaar van de biodiversiteit, presenteren wetenschappers een catalogus van het leven in onze oceanen. Daarin staat precies welke soorten er op dit moment zijn, waar ze voorkomen en hoe groot de populaties zijn. De publicatie van deze catalogus is de afsluiting van de ‘Census of Marine Life’, maar betekent niet het einde van onderzoek in de (diep)zee.
Bronnen
World Ocean Census – A global survey of marine life (Darlene Trew Crist, Gail Scowcroft en James Harding), Firefly Books, 2009
(Kennislink)