Man 1 staat te bewegen, hij kan geen moment stil staan, wat heeft hij toch.
Man 2: Meneer, staat u toch eens even stil, wilt u.
Man 1: Ja, dat is het danseresje in me, dat doet me steeds bewegen, het danseresje.
Man 2: Ach juist.
Man 1: Want wat ik al niet in me heb, ik heb in me: het pelgrimmetje, het bloemenverkoopstertje, het roverhoofdmannetje, en het danseresje natuurlijk, dat zei ik al.
Man 2: Dat is veel te weinig om prat op te gaan, wilt u.
Man 1: Ik ga niet prat!
Man 2: U ging heel erg prat.
Man 1: Ja, soms ga ik wel es een beetje prat ja.
Man 2: Zeg, had u nog een nummertje te berde?
Man 1: O, zeker te berde ja, dat zeker, namelijk...
Man 2: Ja?
Man 1 onduidelijk: Declameren.
Man 2: Wat?
Man 1: Declameren.
Man 2: Duidelijker voor de draad graag.
Man 1: Declameren.
Man 2 kucht: Declameren?
Man 1: Ja, declameren.
Man 2: En hoe gaat het dan toe tijdens het genoemde declameren?
Man 1: Declameren, dat is praten met schone klanken, een beetje als een lakei, of als een schoolopziener, of als een mandenmaker.
Man 2: Ach, op die manier. Ja, doet u maar
Ik noem een Tony van Heemschut,een Loeki Knol,een Brammetje Biesterveld en natuurlijk een Japie Stobbe !