Daarvan heb ik de enige maal dat ik op een soirée bij een multi-millionair was genodigd, sterke staaltjes gezien. 't Was een schitterend huis, met zalen van kamers, en een hal bedenkt met Oostersche tapijten. Maar er heerschte een poenige pracht, overdadig weelderig; en bij al dat moois ging men onwillekeurig kijken of de prijsjes er nog aanhingen. Een eetzaal niet met één, maar met vier rijk gebeeldhouwde bufetten, en tafels met zilveren candelabres en zware stoelen met hoge leuningen, waarvoor een lakei nodig zou zijn om ze te verschuiven. Alles antiek natuurlijk, pardon namaak antiek.
Voor mijnheer een ideaal studeerkamer, duizenden boeken langs de wanden - mijnheer deed n.l. in koffie -, alle gebonden in luxebanjes. Zulk een bibliotheek laat den man van studie kennen. Het pièce de résistance van den avond was een lezing van een jong geleerde uit Oxford in Engeland. Men zien, millionairs behoeven niet uit te gaan om een lezing te horen, maar kunnen hun mensen laten komen, en in dit huis althans was dan ook een gezellige schouwburgzaal, bestemd voor een klein maar uitgezocht publiek.
O, ironie der omgeving, de jonge man, bekennende een bewonderaar te zijn van kardinaal Newman en van Nietzsche, pleitte op hooggestemden toon voor het recht der persoonontwikkeling, en getuigde met een gloed van zijn en hun leer dat er maar één ware aristocratie bestaat, niet de geboortearistocratie - van geldaristocratie zweeg hij wellicht uit kieschheid - maar de geestesaristocratie. En aan het einde applaudiseerden de geldaristocraten, damen en heeren in groot avondtoilet, met passenden ernst, en ik heb niemand hunner tegen zijn buur zien glimlachen. En toen begon de mondaine conversatie, het het toch zo mooi was, en dat de redenaar zo welsprekend was, en wanneer mevrouw A het genoegen zou hebben mijnheer B bij zich op de tea te zien. Geleidelijk ging men dus weer tot de orde van den dag over, en de aristocratie des geestes was op dien avond feestelijk in- en uitgeluid.
¿sɐʍ puǝǝ uǝǝ ʞı sןɐ uǝzǝן ʞoo ʇɥɔıɹǝq ʇıp ǝɾ noZ