Vandaag is de winnaar van de kerstverhalenschrijfwedstrijd 2008 bekendgemaakt. Het winnende verhaal is geworden
VER WEG DICHTBIJ van Jeanny Janssen-Jacobs.
quote:
Toen ik thuiskwam knipperde het verklikkerlichtje van de voice-mail.
Nieuw bericht: ’Ha mam!’ de stem van mijn jongste dochter is ternauwernood hoorbaar in het stadsverkeer. Zo belt ze mij de laatste jaren altijd: op de fiets. Ik vrees op die manier eens oorzaak en auditief getuige te moeten zijn van een ongeluk. Maar ze wuift mijn bezwaren altijd luchtigjes weg. ‘Dat doet iedereen.’ Ze heeft het druk met teveel. Alleen op deze manier passen haar ouders er nog net tussen.
‘Mam, we hebben een kerstboom met kluit gekocht. Nu ga ik ballen kopen, roze en paarse.’
Ik zie het voor me. Roze en paars, passend bij de gloedvolle kleuren van hun recent betrokken etage in multiculti Lombok. Passend bij de parafernalia uit alle windstreken, de glimmende blingbling, het boeddha beeldje, de wierookstokjes en veelkleurige blokkaarsen.
‘En nu vroeg ik me af,...oh wacht even.’
Een brommer knettert langs, maar daar is ze weer.
‘Ik vroeg me af of…. toen jullie het huis van oma uitruimden, waar is toen de kerststal gebleven?‘
Wat is dit, vraag ik me af. Opleving van weemoed en verlangen naar kindertijd? Of zelfs hernieuwde belangstelling voor het geloof, waarin ze ooit groot werd?
‘Ik weet nog zo goed, de drie koningen, die we dan elke dag een stukje dichter bij de kribbe mochten schuiven.. en ik dacht zo, misschien is het leuk om een paar van die beeldjes onder onze boom te zetten.’
Een alles overstemmend getoeter van een auto verhindert haar verder te praten.
‘Kun je me snel terugbellen, als je dit hoort?’ schreeuwt ze nog.
Ik zie het voor me. Onder hun kerstboom een gipsen kindje Jezus en een os en ezel in het stro. Waarom niet? Wat is er mis mee? Moet ik niet blij zijn met elke immateriële neiging van mijn kinderen? Niet meer strak in een speciale geloofsleer, niet groot geworden in de vreze Gods. Kerstmis vieren, niet meer samen als vroeger, maar toch los van het ouderlijk huis met een eigen traditie, postmodern kiezend uit de veelheid van opsmuk, religieuze ervaringen en herinneringen van weleer.
Ik bel haar terug op haar vaste telefoon. Ze neemt op.
‘Hallo lieve schat. Toen we oma’s huis uitruimden, dachten we dat geen van de kleinkinderen belangstelling zou hebben voor de bontjas, de platenspeler, de koffiemolen en nog wat van die dingen. Voorbij, voorbij, voorgoed voorbij. Dus weg ermee. En het spijt me…datzelfde dachten we dus ook van de kerststal.’
‘Hoe hebben jullie dat kunnen doen!?’ Haar stem klinkt verontwaardigd. ‘Wat dacht je! Zo’n oude kerststal is een echte hype. Nu moet ik gaan zoeken bij de kringloopwinkel. Of anders op Marktplaats.nl…En weet je wat ze daarvoor vragen?’
‘Dat geld krijg je dan wel van ons,’ probeer ik onze omissie te vergoelijken.
Ze zwijgt. Hoor ik daar Stille Nacht op de achtergrond?
‘Ach nee, dat is het niet. Ik weet nog precies hoe lief Maria keek.’ Ze slikt even. ‘En die herder, waarvan het hoofd gelijmd moest worden. Weet je, dat ik het nu pas durf te zeggen? Ik was het, die hem had laten vallen’