abonnement Unibet Coolblue Bitvavo
pi_64110332
Dit jaar zijn er 257 verhalen ingezonden, iets minder dan vorig jaar. De redactiejury heeft deze verhalen beoordeeld en 10 verhalen genomineerd.

Het thema was dit jaar TIjd voor samen.

Het winnende verhaal was:

VER WEG DICHTBIJ van Jeanny Janssen-Jacobs.
quote:
Toen ik thuiskwam knipperde het verklikkerlichtje van de voice-mail.
Nieuw bericht: ’Ha mam!’ de stem van mijn jongste dochter is ternauwernood hoorbaar in het stadsverkeer. Zo belt ze mij de laatste jaren altijd: op de fiets. Ik vrees op die manier eens oorzaak en auditief getuige te moeten zijn van een ongeluk. Maar ze wuift mijn bezwaren altijd luchtigjes weg. ‘Dat doet iedereen.’ Ze heeft het druk met teveel. Alleen op deze manier passen haar ouders er nog net tussen.
‘Mam, we hebben een kerstboom met kluit gekocht. Nu ga ik ballen kopen, roze en paarse.’
Ik zie het voor me. Roze en paars, passend bij de gloedvolle kleuren van hun recent betrokken etage in multiculti Lombok. Passend bij de parafernalia uit alle windstreken, de glimmende blingbling, het boeddha beeldje, de wierookstokjes en veelkleurige blokkaarsen.
‘En nu vroeg ik me af,...oh wacht even.’
Een brommer knettert langs, maar daar is ze weer.
‘Ik vroeg me af of…. toen jullie het huis van oma uitruimden, waar is toen de kerststal gebleven?‘
Wat is dit, vraag ik me af. Opleving van weemoed en verlangen naar kindertijd? Of zelfs hernieuwde belangstelling voor het geloof, waarin ze ooit groot werd?
‘Ik weet nog zo goed, de drie koningen, die we dan elke dag een stukje dichter bij de kribbe mochten schuiven.. en ik dacht zo, misschien is het leuk om een paar van die beeldjes onder onze boom te zetten.’
Een alles overstemmend getoeter van een auto verhindert haar verder te praten.
‘Kun je me snel terugbellen, als je dit hoort?’ schreeuwt ze nog.
Ik zie het voor me. Onder hun kerstboom een gipsen kindje Jezus en een os en ezel in het stro. Waarom niet? Wat is er mis mee? Moet ik niet blij zijn met elke immateriële neiging van mijn kinderen? Niet meer strak in een speciale geloofsleer, niet groot geworden in de vreze Gods. Kerstmis vieren, niet meer samen als vroeger, maar toch los van het ouderlijk huis met een eigen traditie, postmodern kiezend uit de veelheid van opsmuk, religieuze ervaringen en herinneringen van weleer.
Ik bel haar terug op haar vaste telefoon. Ze neemt op.
‘Hallo lieve schat. Toen we oma’s huis uitruimden, dachten we dat geen van de kleinkinderen belangstelling zou hebben voor de bontjas, de platenspeler, de koffiemolen en nog wat van die dingen. Voorbij, voorbij, voorgoed voorbij. Dus weg ermee. En het spijt me…datzelfde dachten we dus ook van de kerststal.’
‘Hoe hebben jullie dat kunnen doen!?’ Haar stem klinkt verontwaardigd. ‘Wat dacht je! Zo’n oude kerststal is een echte hype. Nu moet ik gaan zoeken bij de kringloopwinkel. Of anders op Marktplaats.nl…En weet je wat ze daarvoor vragen?’
‘Dat geld krijg je dan wel van ons,’ probeer ik onze omissie te vergoelijken.
Ze zwijgt. Hoor ik daar Stille Nacht op de achtergrond?
‘Ach nee, dat is het niet. Ik weet nog precies hoe lief Maria keek.’ Ze slikt even. ‘En die herder, waarvan het hoofd gelijmd moest worden. Weet je, dat ik het nu pas durf te zeggen? Ik was het, die hem had laten vallen’


[ Bericht 46% gewijzigd door DaMart op 24-12-2008 12:59:39 ]
pi_64110342
De overige genomineerden waren:

Houtsplinters

,Kijk je wel uit voor je vingers, zo een mes kan behoorlijk scherp zijn.’
Terwijl de jongen onverstoorbaar verder gaat, kijkt hij zijn vader met een achteloze blik aan:
,Ach, dat ouwe ding is allang bot.’
,Ik zou er toch maar mee uitkijken, voordat je het weet heb je een flinke jaap.’
,Au.’
Geschrokken draait de vader zich om.
,Geintje Pa!’ glimlacht zijn zoon plagerig.
,Dat zijn helemaal geen geintjes meer jongen, ik dacht dat je echt had gesneden.’
Even later vliegen de houtensplinters alweer in het rond, als de jongen door het eikenhouten plankje verder probeert te gutsen.
,Wat wordt het eigenlijk,’ vraagt zijn vader nieuwsgierig.
,Weet ik veel, ik zie nog wel.’
Af en toe blaast hij de houtsplinters van zijn werkstuk af. Echt tevreden lijkt hij nog niet te zijn.
,Gaat het, jongen?’
Op een cynische toon geeft hij nu antwoord: ,Dat ziet u toch,’
Bemoedigend legt de vader zijn hand op de frêle schouders van zijn zoon:
,Niet alles hoeft altijd in een dag af.´
Stukje voor stukje werkt hij zich door het weerbarstige hout. Langzaam maar zeker wordt er toch al iets zichtbaars. Alleen gaat het nog allemaal veel te langzaam, volgens de jongen:
,Stom stuk hout!’
,Je moet geduld hebben jongen, geloof me.’
Zwijgzaam zitten ze nu tegen over elkaar.
Ineens houdt de jongen zijn werkstuk voor zich omhoog.
,Nou, dat begint al ergens op te lijken.’
,Het is nog een zooitje, Pa!’
,Misschien, moet je de contouren nog wat dieper uitsnijden, jongen?’
,Het is ook altijd het zelfde, u kan alles beter!’

,Nee, jongen zo bedoel ik het niet, het is nu al prachtig, maar… ,er ontbreekt nog wat aan. Ik kan niet zeggen wat.’
Geïrriteerd wendt de zoon zich nu af van zijn vader en met nog meer venijn als door voor, steekt hij het botte oude mes in het hout.
Houtsplinters vliegen links en rechts alle kanten op. Het moet en zal vandaag klaar komen zijn werkstuk.
Bezorgd kijkt zijn vader naar het gebeuren:
,Stop er anders voor vandaag mee, jongen. Ga je gewoon morgen weer lekker verder.’
,Ik stop pas als ik klaar ben, Pa.’
,Oke, dan moet je het zelf weten. Ik wist niet dat je kwaad werd.’
Ineens klinkt er een pijnlijke kreet:
,Au.’
,Zie je nou wel, nu heb je toch gesneden aan dat botte mes.´
Zijn vader pakt een handje vol houtsplinters van de grond en dept daar mee de diepe wond aan zijn hand van zijn zoon af.
,Lekker dan, zo kom ik met mijn werkstuk nooit klaar.’
De vader lacht minzaam en kijkt zijn zoon liefdevol aan:
,Jongen, ooit heb ik me na zes dagen en zes nachten ploeteren ook eens diep in mijn vingers gesneden, aan een iets waarvan ik dacht, dit is het mooiste wat ik ooit heb gemaakt. Maar nu pas na vele jaren begrijp ik dat mijn werkstuk nooit helemaal af zal zijn.’
,Pa, je wordt op kerstavond toch niet sentimenteel hoop ik?’
,Nee hoor jongen, dat valt wel mee. God dank weten de mensen zich zelf wonderlijk goed te redden daar beneden.’

[ Bericht 0% gewijzigd door DaMart op 24-12-2008 13:00:15 ]
pi_64110346
Donkere dagen

Louise zit voorovergebogen op het keukentrapje voor de gootsteen. Ze wast af. Achter haar rug loeit een gaskacheltje. Vanuit de huiskamer televisiegeluiden. Herhalingen op één – alsof er bezoek zit te keuvelen. Ze mompelt wat terwijl ze ontbijtservies en bestek onder de kraan afspoelt. Een pijnscheut. Louise kreunt, gaat verzitten. Ze voelt zich zwak. De darmoperatie en chemokuur lijken zinloos geweest.

Marissa jaagt haar kinderen van de ontbijttafel de living uit. “Hup, alledrie naar boven! Aankleden …, we gaan naar oma!” Ze neemt een laatste slok champagne. Freek staat in de deuropening, naast de zwaarbehangen kerstboom. Hij kijkt zijn vrouw aan, telefoon in zijn hand en schudt ‘nee’. Mamma neemt niet op.

Louise draait de kraan dicht, laat de vaat in het geplastificeerde afdruiprekje staan. Als ze zich omdraait, steunend op aanrecht en trapkrukje, klinkt telefoongerinkel. Zo snel als ze kan hompelt ze naar de huiskamer, haar versleten heupen en kapotte rollator vervloekend. Meer pijn. Niet opleggen alsjeblieft … … Ze nadert, te langzaam, dat rottige draaischijfgeval en hijgt van een afstandje: “Ik ben er! Niet ophangen!” Ze graait de hoorn van de haak, maar hoort alleen de kiestoon.

Boven krijsen en schreeuwen drie pubers. Bonkende voeten, snoeiharde muziek, knallende deuren. Freek brult naar boven – belooft hel en verdoemenis. Marissa legt neer. Haar moeder neemt nog altijd niet op. Vreemd. Normaalgesproken is ze nooit weg met kerst. Had de ouderenbond soms iets georganiseerd?

Louise zakt in haar stoel. Het televisiegeluid uit – alleen beeld – telefoon op schoot. Dat zal haar niet nog een keer overkomen. Natuurlijk had Marissa gebeld. Zoals ieder jaar. Eerste kerstochtend. Het vaste ritueel. Louise vertikt het terug te bellen. Nog zo’n ritueel. Ze is te trots om haar dochter uit te nodigen, te ‘smeken’ om te komen.

Jeanette heeft twee verschillende sokken aan, Pieter draagt een zomerbloesje terwijl het buiten tien graden vriest en de jonge Lieke heeft zich in haar gebruikelijke opbeurend zwart gehuld. Marissa laat de aandoenlijk bonte stoet gaan. Terwijl de kinderen ruziënd hun jassen en schoenen aantrekken, kijkt ze door het raam naar buiten. Een druilerige, sneeuwloze ochtend. Op de oprit krabt Freek de autoruiten ijsvrij. Dikke pluimen dansen als geesten uit de uitlaten en Freek zijn geopende mond.

Louise wacht. Maar het rinkelding zwijgt. Dat het telefoonsnoer is losgeschoten ziet ze niet.
Onderweg bekruipt een onbestemd gevoel Marissa. Ze pakt haar mobieltje en belt nogmaals. Geen gehoor. “Freek, opschieten. Er is iets mis.” Hij kijkt haar vragend aan. “Toe nou.” In zijn achteruitkijkspiegel ziet Freek op de achterbank drie onderuitgezakte pubers. Ze kijken hem aan, ongerust en in de war.

Louise zit nog in haar stoel. Hand op de telefoon. Er druppelt iets langs haar linkerbeen. Ze heeft haar plas laten lopen.

Als de Lexus voor oma’s kleine huisje stopt, heerst een ongemakkelijke stilte in het interieur. Niemand zegt iets, niemand stapt uit. Freek kucht, trommelt op het stuur.

Louise reutelt lichtjes, haar ogen draaien weg.
Vier portieren zwaaien tegelijkertijd open. Als één man rennen ze naar de voordeur. Pieter drukt op de deurbel; geen oma die vanachter de vitrage naar buiten loert.

De telefoon valt rinkelend op de grond. Louise hangt opzij over de armleuning. Haar lichaam schokt nog zachtjes – alsof ze zich niet kan overgeven.

Marissa steekt de sleutel in het slot en begint te huilen. Ze wil niet.
pi_64110365
Onze Jezus

Vanochtend heb ik Jezus gevonden.

Vanochtend heb ik Jezus gevonden.
Eigenlijk had ik niet eens gezocht. Ons huis opruimen was voldoende. Eigenlijk zou je dus kunnen zeggen dat hij tot mij was gekomen. Hij kwam tot mij doordat ik ons dressoir verschoof. Onze Jezus is van plastic. Hij maakt deel uit van de kerststal.Het is altijd prettig om ergens bij te horen. Dan voel je wat minder alleen. Toch was onze Jezus in de steek gelaten. Jezus, kwam weer in mijn leven toen onze dochter drie was. Onze Jezus heeft niet zo heel veel gekost. Dit terwijl ik heel goed weet dat alles zijn prijs heeft. Een euro 20, om precies te zijn. Dit weet ik omdat ik nooit de moeite heb genomen, om het prijsje er af te peuteren. Onze Jezus komt uit de tweede hands winkel. In deze winkel werken allemaal mensen die op het rechte pad moeten blijven. Dit geeft de kopers een goed gevoel. Toen ik Jezus in mijn handen hield had ik ook een blij gevoel. Ik was ook blij dat ik kon kiezen. Een stenen Jezus of eentje van plastic. Dat ik toen verstandig was, blijkt nu. Onze Jezus is nog heel. Als je dochter drie is, is plastic handig. Bij onze thuiskomst vonden we voor Jezus een mooie plaats op het dressoir. Soms vroeg mijn dochter of hij er even af mocht. Mag ik met hem spelen op het kleed? Aanvankelijk maakte ik nooit problemen. We vonden het altijd fijn om naar haar te kijken. Soms zat hij wel eens in bad. Dat bad stond in haar poppenhuis. Het was prettig dat Jezus onderdak had. Maar daar had ik hem niet voor gekocht. Ik had hem gekocht zodat hij in het hart van mijn dochter kon gaan wonen. Niet in haar poppenhuis. Later begon ik mij zorgen te maken over haar manier van spelen. Als Jezus al een week lang omgekeerd in bad lag bv. Zelf merkte hij daar waarschijnlijk weinig van. Wat mij het meest zorgen baarde was dat zij met hem speelde. Zelf wist ik al op hele jonge leeftijd, dat zijn vader met mij speelde. Dat maakte mij tot een oplettend mens. Nederig. Ik wist ook niet hoe het spel zou verlopen. De regels waren mij nooit uitgelegd. Een gelovig kind was ik. Een kind dat dagelijks bad. Vooraan in de kerk zat ik. Ik zong de longen uit mijn lijf uit een rood boek. Aan weerszijden zaten mijn ouders. Daarnaast zat mijn zus. Ze had ook een boek. Dik Trom. Dit mocht. Mijn moeder vond dit goed. Zolang ze haar kop maar hield. Als onze dominee vertelde luisterde ik ademloos. Over hoe Jezus Jeruzalem binnen schreed. Op een ezel. Met een scheef oog keek in naar het boek van mijn zus. Ik nam aan dat Jezus wel de moeite nam om vooruit te kijken. Aan onze kerkgang kwam abrupt een einde. Mijn moeder ontdekte dat ze feministe was. Niet zomaar eentje, maar een echte. Voortaan baden wij tot onze Moeder. In het begin was dit nog leuk. Mijn zus en ik mochten mee demonstreren. Mijn moeder liep voorop met een rode vlag. Omdat ze harder liep dan wij is ze ons leven uit gewandeld. Ik ben daar een lange tijd rouwig om geweest. Maar sinds ik heb opgeruimd niet meer. Hij is weer terug.
pi_64110371
Goede daad (als #3 geëindigd)

De postbode loopt het tuinpad op, ondertussen mijn post doornemend. Ik kijk op de klok. Hij is laat, nog een paar uren en dan is het kerstavond. Ik schuif de quiche in de oven. Veertig minuten. Net op tijd klaar voordat de jongens komen. Met moeite heb ik ze ertoe kunnen bewegen om vanavond met me te eten. Het liefst had ik ze beide kerstdagen bij me, maar dat zit er niet in. Luuk is bij zijn nieuwe vriendin en Edvard gaat skiën met een groep vrienden. Ik denk aan de voorliggende jaren, toen hun vader er nog was.
Ik veeg de post die verspreid op de deurmat ligt bij elkaar. De gebruikelijke verzameling kerstkaarten. Opvallend veel teksten met ‘sterkte dit jaar’. Dan zie ik een brief die niet voor mij bestemd is. S.W. Broekhoven. Voorzichtig peuter ik de envelop los. Meneer Broekhoven wordt door familie uitgenodigd om tweede kerstdag met hen door te brengen. Ik wil de uitnodiging weggooien, maar bedenk me. Er is geen reden waarom hij deze kerst alleen moet zijn, net als ik. Ik pak het telefoonboek. S.W. Broekhoven woont een paar straten verderop. De oven geeft aan dat de quiche binnen 35 minuten klaar is. Dat moet net lukken.
Ik haal mijn fiets uit het schuurtje. De plastic tas met daarin de brief bungelt aan het stuur. Er ligt een dun laagje ijs in de gracht. Een stel jongens fietst me lachend voorbij en zien een vrouw met haar zoon achterop over het hoofd. De vrouw verliest haar evenwicht. De jongens aarzelen geen moment en gaan er vandoor.
De fiets drukt de vrouw neer op het asfalt. Het jongetje krijst oorverdovend. Ik maak het tuigje los en til hem uit het zitje. Ik wil hem op de grond zetten om zijn moeder te helpen, maar hij klemt zijn armpjes rond mijn nek. De vrouw probeert overeind te komen, maar zakt door haar benen. Een man komt aansnellen en belt 112. Al snel verschijnt een politieauto en twee mannen stappen uit. Opgelucht overhandig ik een van hen het kind.
‘Wacht even, mevrouw,’ vraagt zijn collega. ‘Hebt u het ongeluk zien gebeuren?’
Ik heb hier geen tijd voor. Mijn quiche. Nog twintig minuten.
‘Ik moet weg,’ zeg ik.
‘Hebt u haar aangereden?’
‘Wat? Nee! Het waren twee jongens van een jaar of dertien. Ze keken niet uit en sneden haar. Toen ze viel, fietsten ze snel weg.’
Ik wil weglopen, maar de man legt zijn hand op mijn arm. Kwaad schud ik die van me af.
‘Doet u eens rustig, mevrouw.’
‘Doe zelf rustig. Blij van me af.’
‘Vanwaar die haast? We hebben een verklaring nodig.’
‘Die heb ik u net gegeven.’
‘Hoe zagen de jongens eruit?’
De plastic tas hangt niet langer aan het stuur. Ik kijk om me heen. De tas rolt over de weg.
‘Mevrouw, blijft u staan.’
‘Ik moet…’
‘U moet naar mij luisteren.’
Ik ren. Achter mij klinkt geschreeuw. Snelle voetstappen vermengen zich met die van mij. Als een evenwichtskunstenaar die plots het koord onder zich voelt verdwijnen, wankel ik. Mijn hoofd klapt op het asfalt. Een knie drukt in mijn rug. Ruw worden mijn handen op mijn rug getrokken.
Een windvlaag pakt de tas op en verdwijnt met brief en al in de gracht.

[ Bericht 0% gewijzigd door DaMart op 24-12-2008 13:01:25 ]
pi_64110380
Subject: Re: Unfinished business (als #2 geëindigd)

Wanneer je dit leest, ben ik onderweg. Naar je laatste adres. De andere kant van mijn wereld.
Mijn gezelschap: een stukgelezen pocket, een flesje water, een appel, een rugzak met jeans en trui, een tandenborstel, een handdoek, een T-shirt, de cassette. In mijn handen: een postkaart als wegwijzer. In mijn hoofd: mijn herinnering. Tussen ons in: tijd.

Het was de tijd niet. Toen. In dat vreemde land.
Zeven maanden. Bij elkaar. Naast elkaar. Twee heel verschillende mensen.
Hide and seek.
Mijn beste vriend noemde je gevaarlijk. Een verleden speelde. Je vluchtte elke dag.
Ik ook. Maar dichter kwam ik niet dan die avond in de sofa. Voor de televisie. Zwartwitfilm.
Dan je slaapkamer die je liet zien.
Dan een cassette van Nat King Cole.
Dan een nacht naast elkaar.
Dan een afscheid tussen vrienden als belofte.

Na een halfjaar was ik terug. Pauze voor een weekend. Je lief liet me anderhalf uur wachten aan het station. Doodmoe was ik. Hij kwam me afhalen, je Italiaan. Hij vertrouwde me niet. Terecht.
We kusten elkaar op de wang in de keuken van het koffiehuis waar je werkte.
Omarmden elkaar in de warme, vochtige drukte. Armen en handen kleefden.
Ik sliep boven. Alleen een bed onder een dak. Plots wakker in de late avond. Barstende koppijn. Hoe lang stond je al in de deuropening?

Hoe laat is het?
Het is tijd, zei je.
Hoe lang heb ik geslapen? Is het niet heel
laat? vroeg ik.
Het kan nog. Als ik nu bij je kom liggen.

Zondagnamiddag. Een wandeling zonder tijd eindigde op een terras tussen oude mensen.
Mijn boyfriend, zei je. He sees other women.
Red mij. Klootzak.
Ik gaf je raad, deelde alle wijsheid over liefde die ik had verzameld. Alles wat ik wist, alles wat ik kende. Ik voelde me 99 jaar.

Ik dacht dat je met me naar Nieuw-Zeeland
zou gaan.
Om je boek te schrijven.

Ik zei niets. Ik keek over je heen en zag de daken van mijn stad.
Bye. Weg, verstond je. Road.

Wanneer is het ooit de tijd?

Nu.

E-mail verwijderen. E-mail verzenden.
Mijn wijsvinger klikt.
Verzenden.

U hebt één nieuw bericht.

Mailer Daemon. Failure notice.
Address unknown.

[ Bericht 0% gewijzigd door DaMart op 24-12-2008 13:01:37 ]
pi_64110385
Ooit

Nu had ze alleen nog het raam waarachter haar wereld zich afspeelde. Nog nooit was ze zich zo bewust geweest dat alles ooit voorbij gaat. In de verte zag ze de schimmen uit de nachtmis komen.

Ooit

Sneeuwvlokken dalen geruisloos neer. Ze lijken op engelen die neerdalen op aarde. De kerstboom op het plein moet zijn takken buigen onder de steeds dikker wordende laag. De lichtjes in de boom schijnen sprookjesachtig door de glinsterende sneeuw heen.

Ze ruikt de dennengeur. De geur van Kerstmis.
In de verte hoort ze het rustgevende geluid van de kerkklokken.
Nooit klinken kerkklokken zo mooi als vlak voor de avondmis met kerstmis. Nergens is stilte zo goed hoorbaar als in een sneeuwlandschap op kerstavond.
In de verte ziet ze een groep mensen lopen.
Ze lijken op schimmen die onder het maanlicht doorschuiven. Ze ziet de kinderen met sneeuwballen gooien.
De sneeuw stapelt zich langzaam op in de hoeken van haar raam. Geruisloos.
Dit raam is haar wereld. Ze kijkt al twintig jaar door dit raam. Ze wacht op haar kinderen, haar kleinkinderen.
Ze zullen niet meer komen. Nooit meer…
Bij het zien van de spelende schimmen in de verte, voelt ze haar ooghoeken vochtig worden. Het is lang geleden toen iedereen afscheid van haar nam. Ze was fout geweest, maar had het nooit zo gezien. De schimmen in de verte konden zomaar van haar gezin zijn.

Dertig jaar geleden liep zij ook als schim over de nog nooit betreden sneeuw. Met haar man, zeven kinderen, en haar kleinkinderen. Ze heeft vele mooie kerstmissen gekend.
De grote, ronde tafel werd, vóórdat ze naar de avondmis vertrokken, door haar en haar dochters gedekt voor het kerstmaal. Midden in de kerstnacht zat het gezin rond deze tafel. Ieder jaar opnieuw. De laatste keer staat in haar geheugen gegrift.
Met haar twintig gezinsleden was ze weer naar de kleine kapel gegaan. Haar gezin werd hier al jaren met veel liefde ontvangen door de laatste nonnen die het kleine klooster nog bewoonden. Na de mis werd de hele familie in de pastorie uitgenodigd voor koffie met krentenkoek. De oude nonnen vermaakten zich dan met haar kinderen en kleinkinderen. Haar gezin was speciaal.
De warmte die er vanaf straalde was een voorbeeld voor velen. De nachtmis in het kleine kapelletje was als een droom verlopen. Toen op middennacht de kerkdeuren opengingen was het ook nog eens gaan sneeuwen. De volle maan verlichtte het landschap op een wonderbaarlijke manier, alsof hij wist dat dit de laatste keer zou zijn. Alle takken waren bedekt met een laagje verse sneeuw. Ze kon honderden meters verderop de paarden in het Anton Piek landschap zien staan. Ze kon de stilte van de vallende sneeuw door de kerkklokken heen horen. Een vrediger landschap kon ze zich niet meer herinneren. Haar kleinkinderen renden door de sneeuw en haar kinderen wensten haar een zalig kerstfeest. Haar zieke man schuifelde aan haar zijde mee naar de pastorie. De oude nonnen deden hun best om iedereen van het gezin van koffie te voorzien. Dat er niemand anders naar deze afgelegen kapel kwam was voor haar een raadsel. Hier was het nog echt kerstmis. Hier kreeg ze werkelijk het warme gevoel dat ze erbij hoorde. Het was juist op deze momenten van serene rust en vrede dat ze zich zo schuldig voelde.

Nu had ze alleen nog het raam waarachter haar wereld zich afspeelde. Nog nooit was ze zich zo bewust geweest dat alles ooit voorbij gaat. In de verte zag ze de schimmen uit de nachtmis komen.
pi_64110389
Jelle en Tobias

Heel zachtjes sluip ik de trap af. In mijn ene hand heb ik een boek en een knuffel, in de andere mijn dekbed dat ik achter me aansleep. Ik duw de klink van de kamerdeur naar beneden en glip naar binnen.
Dan wacht ik: vijf tellen, tien tellen, misschien zijn het er twintig. Maar Tobias, mijn hond, komt me niet begroeten.
Hij is dus nog ziek. Of heeft hij me niet gehoord? Dat kan best.
‘Tobias?’
Ik schuifel op mijn pantoffels naar de kerstboom en steek de stekker van de lichtjes in het stopcontact. In één tel is de kamer verlicht. Daar ligt mijn maatje: opgerold op zijn zij, op zijn plaats.
‘Tobias, ik ben het.’
Mijn hand streelt over de piekerige haartjes op zijn kop. Ze staan recht omhoog alsof er wax inzit.
‘Ben je al beter?’
Verbeeld ik het me of deed hij één oog open? Zonder hem wakker te maken kruip ik tegen hem aan en trek het dekbed over ons heen. Alleen onze koppen steken naar buiten. Ik kriebel in het kuiltje achter zijn oor. Zou hij weten dat ik er ben? Zou het echt zo erg zijn als papa zegt? Wordt Tobias niet meer beter? Is hij op, net zoals de batterij van mijn zaklamp? Betekent dat, dat hij doodgaat? Dood? Dat kan niet. Hij is pas negen, net als ik.
Met mijn vrije hand zoek ik mijn boek dat ergens naast me op de grond ligt en leg het voor me neer. Dan begin ik hardop te lezen. Zeker weten dat Tobias dat fijn vindt.
Af en toe kijk ik naar zijn grote, bruine snuit dichtbij me. Hij stinkt uit zijn bek, maar dat vind ik niet erg. Ik heb mijn tanden ook niet gepoetst. Dan gaan zijn ogen één voor één open.
‘Tobias?’
Hij kikt lang en ernstig in mijn ogen.
‘Wat is er? Zeg het maar; ik ben hier.’
Uit zijn keel komt een ronkend geluid. Hij rilt en drukt zijn rug nog dichter tegen me aan.
‘Alles komt goed hoor makker.’
Ik sla mijn arm om hem heen en lees en lees tot de woorden voor mijn ogen dansen.

‘Kijk Jaap. Kijk hoe ze daar liggen.’
De stem van mama klinkt ver weg.
‘Hij heeft zijn ogen open en beweegt zijn kop weer, dat is een goed teken. Jelle, wordt wakker. Het gaat beter met Tobias.’
Ik zit meteen rechtop en voel dat mijn hart een sprongetje van blijdschap maakt.
Als ik het dekbed optil strekt Tobias zijn poten, en precies op het moment dat ik het weer laat zakken staat hij op en wandelt door de kamer met het dekbed over zich heen.
Ik lach en papa knipoogt naar me.
‘Tobias heeft zijn kerstkleren al aan.’
Mama slaat haar armen om me heen. Mijn keel zit dicht en mijn ogen prikken, maar ik wil niet huilen. Het is kerst, het is feest.
‘Kom Tobias.’
Als hij naast me ligt, pak ik het boek en lees ik verder waar ik gebleven was. Papa komt bij ons zitten, en mama kijkt naar de cadeautjes onder de boom.
‘Volgens mij heb jij het mooiste al gehad.’
Ik knik en lees verder. Tobias legt zijn snuit op mijn knie en zucht.
‘Die kerst gebeurde er iets heel bijzonders...’
pi_64110402
Kerstkoekjes (ik zei het toch!)

“Ze komt toch niet.” Onderuitgezakt zit Siska verveeld met de afstandbediening te spelen.

Ik ken haar nog niet zo goed, dat tienjarige blonde meisje dat hier nog geen week geleden gekomen is na een crisissituatie thuis.
Twee dagen geleden hoorde ze dat ze met kerst naar haar moeder mocht. Tegen de andere kinderen van de groep vertelde ze trots hoe ze samen met haar moeder vorig jaar heel de dag tv had gekeken en dat ze allebei zoveel kerstkoekjes hadden gegeten dat ze er van moesten kotsen.

Kerstavond, bijna half elf. De andere kinderen zijn allang opgehaald.
Voor de zesde keer druk ik de tien cijfers in die samen de toegang vormen tot de voicemail van de moeder van Siska.

“Nu blijf jij hier zeker?” klinkt het vanaf de bank. “Want ik kan hier niet alleen blijven, toch?”
Zuchtend denk ik na. Eigenlijk wil ik ook gewoon naar huis, naar mijn eigen gezin.
“Je gaat met mij mee.” Mijn eigen woorden verrassen me.
“Echt niet!” gilt ze.
“Echt wel!” kaats ik terug.
Ik trek mijn jas aan en gooi de hare op de bank. “Hier, aantrekken.”
Met grote ogen kijkt ze me aan. “Wat gaan we dan doen bij jou?”
“Eerst gaan we slapen. Morgenochtend zie je mijn man Tom, en mijn kinderen, Jona en Mirthe. Dan gaan we ontbijten en daarna…”
“Eten we dan aan tafel?” onderbreekt ze me. “Met z’n allen? Zijn er dan ook broodjes? En chocolademelk?”
Op alle vragen knik ik bevestigend.

“Hoe oud zijn jouw kinderen? Heeft Mirthe ook bruin haar, net als jij? Heeft Jona ook een eigen slaapkamer? Hebben jullie een kat? Waarom niet? Hoe laat moet ik morgen opstaan?”
In de auto blijft ze de ene na de andere vraag stellen, die ik allemaal glimlachend beantwoord.

Tom is verbaasd als ik met Siska binnenkom, maar als ik het hem uitleg, nadat ik het meisje naar de logeerkamer heb gebracht, geeft hij me gelijk. We gaan vroeg naar bed.

De telefoon gaat. Slaperig hoor ik de stem van de crisisopvangcoördinator. “Sorry Marieke, dat ik je om twee uur ’s nachts wakker bel, maar ik ben zojuist door de nachtdienst gebeld dat de moeder van Siska op het terrein stennis loopt te schoppen. Weet jij waar Siska is?”
Stamelend leg ik uit wat ik heb gedaan. Hij zucht. “Ik snap het, maar je had dit natuurlijk met me moeten overleggen. Je kunt het beste nu direct met Siska terug naar het terrein gaan. Ik zal de nachtdienst op de hoogte stellen.”

Onderweg in de auto babbelt Siska weer honderduit. “Ik zei toch dat ze zou komen! Ze kan niet in haar eentje tv kijken en kerstkoekjes eten, dat kan echt niet zonder mij. Ik zei het toch!”

Op het parkeerterrein staat Siska’s moeder naast de auto te wachten. Mijn auto staat nog niet stil of ze rukt het portier aan de passagierskant al open. “Eruit en in mijn auto!” bijt ze haar dochter toe. Nadat Siska is uitgestapt buigt haar moeder zich naar voren. “Vuile kuthoer,” ademt ze haar alcohollucht naar me toe; “blijf voortaan van mijn kind af, gore slet!” Ze graait Siska’s tas van de achterbank en smijt de autodeur dicht.

Ik ben uitgestapt. Siska zwaait me nog even vrolijk toe, voordat de wegrijdende auto in het donker verdwijnt.

Het is koud buiten.
pi_64110409
Dankzij Herman

Susan zit al in de auto en drukt ongeduldig op de claxon. Twee van de vier jongetjes zitten op de achterbank.
‘Kom op! Josh en Fin, we gaan!’ roep ik.
Fin komt aangerend, met vuurrode wangen.
‘Hier mam, mijn muts! Mag hij die op?’
‘Tuurlijk!’

Even later rijden we langzaam de witte straat uit in de oude Opel Kadett, met vier uitgelaten ventjes op de achterbank, een slee in de kattenbak en onze nieuwe vriend Herman op het dak. Hij draagt de muts van Fin en heeft een wortelneus. Hij mag mee naar de sleeheuvel aan de rand van de stad.
Spelende kinderen die we onderweg passeren wijzen naar Herman, ze lachen en zwaaien. We zwaaien vrolijk terug.

‘Zou het niet gevaarlijk zijn, vraagt Susan bezorgd als we over de rondweg rijden, straks valt er een stuk Herman van de auto!´
Maar volgens mij rijdt iedereen voorzichtig met deze sneeuw.
Nu en dan wordt er lachend naar ons getoeterd.

We zijn helemaal verkleumd als we uit de auto stappen (´Verwarming uit, mam, want anders smelt Herman!´) en slepen de slee de heuvel op. Als we omkijken zien we Herman ijzig wit boven de auto’s op de parkeerplaats uittorenen.

Het schemert als we terugkeren op de parkeerplaats. We schrikken ons naar, want de achterbumper van de auto hangt scheef, we zien een flinke deuk in de flank en het linkerachterlicht is stuk. Stukjes rood glas liggen te glimmen in de platgereden sneeuw.
´En hoe komen we nu thuis?!´ roept Susan boos.
´Wat een rotstreek!´snuf ik.
De jongens staan er beteuterd bij.
`Komt dat door Herman?´vraagt Fin.
‘Hier! Wat is dit?’ Susan grist een briefje onder de ruitenwisser vandaan. Ze steekt een lucifer aan zodat we de tekst kunnen lezen.
"Mijn welgemeende excuses voor de veroorzaakte schade. Ik was afgeleid door de prachtige sneeuwpop op uw dak. Neemt u svp contact met mij op, tel 06 14564398"

We rijden zwijgend naar huis, met een bungelende bumper en één achterlicht, maar met Herman nog steeds fier en eigenwijs op het dak, de verwarming uit.

‘Hij komt er nú meteen aan, Susan legt met trots de hoorn op de haak, met de verzekeringspapieren!’
‘Op kerstavond?’ Nou, toch netjes van die man.
‘Dat mag ook wel, hij heeft onze kerst verpest!’ snuift Susan.
Inderdaad staat de man die mijn zus’ Kadett heeft aangereden, ene IJsbrand Buwalda, al na een kwartier op de stoep.
‘Het spijt me echt, het komt helemaal goed!’ zegt hij. En als hij een uur later aan zijn derde kop thee met mijn zus aan haar keukentafel zit, zijn de schadepapieren ingevuld. Susan lacht, ze is helemaal bijgedraaid én gecharmeerd. Ondertussen draai ik de vegaballen nog eens om in de pan. De jongens zitten in hun pyjama’s voor de tv en kijken Home Alone.

Twee zussen en hun vier zoontjes vieren kerstavond. De Kadett met schade en een inmiddels smeltende Herman op het dak staat voor de deur. Maar er pruttelen heerlijke hapjes op het fornuis. En Susan waagt het en vraagt het, wil IJsbrand soms ook een hapje mee-eten? Of heeft IJsbrand verplichtingen elders?
IJsbrand lacht. Geen verplichtingen en ja, hij eet graag mee!

Later zullen ze zeggen, Susan en IJsbrand, dat Herman hen heeft samengebracht.
pi_64111661
Vanavond eens alles lezen!
Op zaterdag 15 augustus 2009 23:05 schreef eer-ik het volgende:
Ik vind je sig nogal denigrerend.
  donderdag 18 december 2008 @ 19:41:07 #12
94113 Kurk
:D Kijk, een post -->
pi_64128775
Leuke verhalen. Ik ga voor Houtsplinters en Dankzij Herman
Eerst stond hier niets, maar nu wel.
  vrijdag 19 december 2008 @ 01:42:10 #13
218385 mooiiiiii
Ik word haast oma!
pi_64138310
Ik vind Dwarrel leuk.. simpel en niet genomineerd/
Huub heeft het altijd gedaan,ook al heeft ie het niet gedaan.Vergeet dat nooit! :-)
  Moderator maandag 22 december 2008 @ 22:49:49 #14
42184 crew  DaMart
pi_64263829
En de nummer 3 is bekend.

Dit is geworden: "Goede Daad" - Anita Terpstra.
  Moderator maandag 22 december 2008 @ 22:57:27 #15
42184 crew  DaMart
pi_64264301
We hebben ook een poll geopend om te bepalen welke van de genomineerde verhalen het populairste is op FOK!.

Breng nu je stem uit in het polltopic: [POLL] Wat vind jij het beste kerstverhaal van 2008? .
pi_64279569
Nummer 2 is Subject: Re: Unfinished business.
Ja, die met de ballen in de bek.
abonnement Unibet Coolblue Bitvavo
Forum Opties
Forumhop:
Hop naar:
(afkorting, bv 'KLB')