abonnement Unibet Coolblue Bitvavo
pi_61287789
quote:
Op maandag 1 september 2008 11:22 schreef shroomer het volgende:

[..]

Er worden drie verschillende vormen van altruistisch gedrag onderscheiden. Op de eerste plaats 'kin altruism', coöperatief gedrag tussen nauw verwante individuen, binnen familieverband. Men veronderstelt dat dit de oudste samenwerkingsvorm is. Families leven meestal dicht bij elkaar, opgroeiende nakomelingen hebben zorg nodig en coöperatief gedrag zal zich daarom op de allereerste plaats richten op verwanten. Wanneer een dergelijk gedrag profijtelijk is voor de reproductiviteit van de verschillende individuen en dus ook voor de clan als geheel, dan zal dit gedrag geselecteerd worden.

Soms neemt deze vorm van altruïsme extreme vormen aan, waarbij een individu zijn eigen leven opoffert voor de groep. Ethologische studies (studie van gedrag) hebben aangetoond dat deze vorm van altruïsme voorkomt bij verschillende soorten van in sociaal verband levende dieren. Het meest bekend is het voorbeeld van de zichzelf opofferende soldatenkaste van termieten. Maar ook bijvoorbeeld het slaken van alarmkreten, wat bij veel diersoorten voorkomt, brengt al het risico met zich mee dat degene die alarmeert wordt opgemerkt door de predator en daardoor het leven laat, waardoor de rest van de groep kan ontsnappen. Dergelijk opofferend gedrag dat tot het uiterste gaat, is volgens de sociobiologie niet te verklaren vanuit het organisme als geheel. Dat kan alleen inzichtelijk worden wanneer we bereid zijn te kijken vanuit de kant van het genetisch materiaal: wanneer het ene individu het leven laat t.b.v. zijn familie, zal zijn genetisch materiaal, dat ook aanwezig is in zijn familieleden, daar toch van profiteren.

reciprocal altruism

Genetische verwantschap alleen is echter niet voldoende om altruïstisch gedrag te verklaren. Naast 'kin altruism' is er ook een vorm van altruïsme dat niet per se gericht is op bloedverwanten. Er zijn voorbeelden te over van coöperaties tussen individuen die geen bloedverwantschap kennen, of zelfs van samenwerking tussen individuen van verschillende soorten. Een mooi voorbeeld is het 'poetsgedrag' dat bepaalde vissoorten vertonen en daarmee andere soorten een dienst bewijzen. Beide partijen halen hier voordeel uit. De kleine poetser krijgt een makkelijk maal voorgeschoteld en kan dat zorgeloos verorberen onder de protectie van de grote 'cliënt'. De cliënt is verzekerd van een grondige reiniging en loopt minder risico een infectie op te lopen. Op die manier bewijzen ze elkaar een dienst: ze verhogen wederkerig de reproductiviteit van de ander. Deze vorm van altruïsme wordt ook aangetroffen binnen sociaal humaan verband: 'I'11 scratch your back, you'll scratch mine' of 'voor wat hoort wat'.

induced altruism

Deze vorm van altruïsme wordt gedefinieerd als gedrag dat de reproductiviteit van een ander individu verhoogt zonder enig voordeel voor eigen reproductiviteit.

Een mooi voorbeeld van deze vorm van samenwerking is het feit dat de koekoek nooit zelf haar eieren bebroedt en haar jongen grootbrengt. De koekoek legt haar eieren in het nest van een andere vogel. De gastouders brengen het koekoeksjong onder grote inspanning en ten koste van hun eigen jongen groot. Het gaat hier dus om een extreme vorm van altruïstische gedrag: de eigen reproductiviteit wordt volledig opgeofferd ten bate van de reproductiviteit van een ander. Deze vorm van altruïsme is niet genetisch geprogrammeerd maar wordt afgedwongen door een parasiterend organisme. De sociobiologie rekent dan ook alle vormen van parasitisme tot dit type van 'induced altruism', dat in strikte zin gezien kan worden als een beschrijving van egoïstisch gedrag van de parasiet bekeken vanuit het standpunt van de geparasiteerde. Biologisch-ethologisch gezien is er geen verschil tussen het 'pure' altruïsme van de gastouder van de koekoek en het zuiver altruïsme (zichzelf opofferen) van een mens.

Bewustzijn, moraal en religie

Het bovenstaande laat zien dat de sociobiologie altruïstisch (onbaatzuchtig) gedrag ontmaskert als in de kern egoïstisch, gericht op eigenbelang, gedreven door de eis om de reproductiviteit te dienen. Deze biologische gedrevenheid zou gelokaliseerd zijn in het onderbewuste. In het kort komt deze visie op het volgende neer. Voor individuen die leven in sociaal verband, waarbij hiërarchie en taak-verdeling - en dus onderlinge afhankelijkheid - een rol spelen, is het van levens-belang samen te werken. Het is belangrijk dat anderen waarmee een persoon te maken krijgt, overtuigd zullen zijn van zijn motivatie, zijn wil tot samenwerking en altruïsme. Toch liggen aan deze motivatie, zoals we gezien hebben, biologisch bepaalde, puur op het eigenbelang en de reproductiviteit gerichte driften ten grondslag. Mensen zijn niet puur coöperatief of puur egoïstisch, maar een mengsel daarvan. Altruïsme verdient meestal de voorkeur, echter de verleiding ligt altijd op de loer defectief (vals spelend) gedrag te vertonen en te profiteren van het altruïstisch gedrag van een ander. Doordat deze driften echter op een onbewust niveau functioneren, als het ware zelfs voor de persoon in kwestie verborgen zijn, is een persoon in staat een zo sociaal en betrouwbaar mogelijke indruk te maken op zijn partner. Met andere woorden, op bewust niveau zal een persoon gemotiveerd zijn en de intentie ervaren een altruïst te zijn, waardoor hij des te beter in staat is die indruk ook te wekken op degenen waarmee hij coöperatief communiceert. Wanneer de onderliggende drift om defectief gedrag te vertonen toch in het bewustzijn opborrelt, fungeren gevoelens van schuld als een waarschuwing hiertegen.

Vanuit deze optiek kan moraliteit - en in het verlengde daarvan religie - gezien worden als instrument waarmee de ene mens de andere kan dwingen tot altruïsme.


De filosoof, zoöloog en agnost Michael Ruse is kort en bondig waar het gaat om het verwoorden van zijn ideeën over de verhouding tussen christelijke naastenliefde en sociobiologisch altruïsme. Hij is van mening dat het gebod van de naastenliefde verder gaat - in de zin van te ver, onredelijk - dan de biologisch gefundeerde vormen van altruïsme gebaseerd op verwantschap en reciprociteit. Je vijand liefhebben, de andere wang toekeren, jezelf volledig opofferen, dat is een moraal die volgens hem niets meer met 'common sense' te maken heeft. Dit is niet meer normaal, niet te verdedigen. Ruse ziet het christelijke idee van moraliteit, gefundeerd in Gods wil, als een illusie, overigens wel een illusie die biologisch gezien zinvol is en de reproductiviteit ten goede komt.

Don Browning, theoloog en psycholoog, is ervan overtuigd dat altruïsme in socio-biologische zin aan de ene kant en christelijke naastenliefde aan de andere kant twee begrippen zijn met een verschillende, maar wel gerelateerde betekenis. Hij is dan ook van mening dat het onderzoek naar de betekenis en functie van biologisch, adaptief altruïstisch gedrag ertoe bijdraagt de betekenis van het begrip agapè beter te verstaan. Hij redeneert als volgt:

Sociobiologisch onderzoek wijst op het belang van bloedverwantschap als maatgevend en doorslaggevend criterium voor het wel of niet vertonen van altruïstisch gedrag. De sociobiologie stelt bovendien dat wij niet-verwanten, vreemdelingen en zelfs vijanden altruïstisch kunnen benaderen door identificaties en affecties ten aanzien van verwanten op niet-verwanten te transponeren resp. te projecteren. Met andere woorden, het vermogen tot 'kin-reciprocity' gaat vooraf aan het aanleren van wat hij noemt 'expanded reciprocity'.

Browning wijst in dit verband op het belang van het gezin als leerschool voor het aanleren van altruïstisch gedrag ten aanzien van vreemden: de mens leert de ander lief te hebben, allereerst in de familiekring en daarna pas buiten deze besloten kring. In dit opzicht neemt hij het begrip agapè kritisch onder de loupe door gebruik te maken van de sociobiologische inzichten over altruïsme. Hij doet een voorstel om te komen tot een nieuwe definitie van naastenliefde, waarbij hij sociobiologische inzichten wil inweven zonder het vrije, intentionele, zelfopofferende aspect van christelijke liefde te reduceren. De kern van de betekenis van naastenliefde ligt volgens hem in het tweede deel van het gebod van de naastenliefde: Hebt uw naaste lief als uzelf (Matteüs 19, 19 en 22, 39; Marcus 12, 31 en 12, 33; Lucas 10, 27; Romeinen 13, 2; Galaten 5, 14; Jacobus 2, 8). Met andere woorden: naastenliefde stoelt op wederkerigheid.

Religiositeit: adaptief gedrag contra metafysich kenvermogen

De hamvraag: Is religiositeit een evolutionair ontwikkelde vorm van gedrag, uitsluitend ontstaan en behouden vanwege het positieve effect op de overlevingskansen? Is geloof in het bovennatuurlijke louter een mechanisme dat het groepsverband versterkt en mensen overhaalt samen te werken? Of valt er nog meer van de concrete inhoud van religies te verwachten? Is religiositeit een vermogen waarmee het bovennatuurlijke vermoed, verkend of misschien zelfs tot op zekere hoogte gekend kan worden?

bron: http://home.tiscali.nl/sttdc/jrg7_nr4_p0213.htm


Als je dit allemaal weet en je onvermijdelijk moet toegeven dat het klopt, hoe kun je religie dan nog echt serieus nemen?
Hoezo niet? Heb je je eigen tekst wel goed gelezen?

We hebben inderdaad in onze brein een mechanisme ontwikkelt waarmee we 'religieuze ervaringen' kunnen ervaren. Maar wat zegt dit over het wel of niet bestaan van God?
Zou je niet juist verwachten dat als er een God bestaat dat we de fysieke mogelijkheden hebben om hem te kunnen kennen en ervaren?
"A little philosophy inclineth man's mind to atheism, but depth in philosophy bringeth man's minds about to religion." - Sir Francis Bacon
"Heb je vijanden lief, wees goed voor wie jullie haten." - Jezus
abonnement Unibet Coolblue Bitvavo
Forum Opties
Forumhop:
Hop naar:
(afkorting, bv 'KLB')