Dinsdag 24 september (motorbloempje)
Dagboek...
In de war.
Dat zou ik zijn volgens de meneer die zich mijn arts noemt.
In de war.
Allemaal redenen, argumenten en beloftes worden gedaan om mij ervan te overtuigen dat ik ernaast zit, dat ik me álles inbeeld, dat niets is zoals ik denk dat het is.
Maar waarom duidt alles wat ik zie en hoor, of eigenlijk juist niet zie en hoor, op het tegenovergestelde? Het kan toch niet anders dan dat niemand me meer wil horen, zien of kennen? Mijn bloedeigen ouders laten al dagen niets horen, de dokter zegt dat alles goed komt terwijl dat niet kan na wat ik gedaan heb en die verpleger kijkt me aan alsof ik een of ander insect ben dat hij eigenlijk met een grote spuitbus wil verdelgen.
Ik ben niet in de war! Ik heb álle tijd om de dingen die gebeuren te observeren, analyseren en verwerken. Alles wat ik teruglees in dit dagboek laat zien dat ik het me niet in kan beelden, dat mijn analyse de enige juiste moet zijn…
Het kan niet anders…. Ik heb Bas vermoord en nu moet ik boeten... Ik heb de liefde van mijn leven van het leven beroofd, en nu mag ik niet het mijne nemen, dat is mijn straf...
De dokter komt binnen, schrijf straks weer verder.
[..]
In de war!
Het kan niet waar zijn… bijna niet waar zijn… alles leek zo echt.. zo logisch…
In de war!?
Toen de dokter dus binnenkwam, volgde niet veel later.. Bas! Hij probeerde lief en begripvol te glimlachen, maar ik zag de argwaan en angst in zijn ogen..
De dokter ging voor mijn bed staan en begon te praten, maar na ‘goedemorgen Lara, ik hoop dat je je wat beter….’ Veranderde alles wat hij zei in een grote blob van ‘blabla’s’ en kon ik alleen nog maar naar Bas kijken. Hij stond daar, schuin achter de dokter en keek me aan. Was het wel angst in zijn ogen… was het niet bezorgdheid.. het moest wel angst zijn, voor mij, toch?
De dokter deed een paar stappen naar achter en gebaarde naar Bas dat hij me mocht naderen.
Ineens besefte ik dat ik het hele hoe en waarom gemist had en voor ik het wist pakte ik Bas zijn handen vast en vroeg hem álles. Hoe het met hem was, waarom hij hier was, waarom hij niet uit de buurt bleef, ik was immers gevaarlijk! Na elke zin het woordje ‘sorry’, de tranen stroomden over mijn wangen en ik vroeg me af hoeveel hij van mijn geratel en gesnotter heeft meegekregen.
Bas ging rustig op de rand van het bed zitten en nam me in zijn armen en shushte me stil. Snikkend en snotterend lag ik daar op bed in zijn armen en kon ik zoveel niet bevatten en geloven.
Bas! Hij leeft nog! En hij was hier, bij mij… bij mij..
Rustig begon hij te praten. Gaf hij antwoord op mijn geratel en probeerde me recht in de ogen aan te kijken.
Hij zei dat ik ziek was, en dat ik al die tijd veel te veel hooi op mijn vork had genomen, dat hij zich zo schuldig voelde en dat ik mezelf niets moest verwijten. Hij wist dat ik het niet zo had bedoeld en dat het allemaal kwam door mijn ‘ziekte’ en dat het allemaal wel goed zou komen en dat hij me nooit meer in de steek zou laten…
Hij is er nog.. en de dokter zei niets toen ik naar hem vroeg.. waarom zei hij niets…. Moest hij eerst aan Bas vragen of hij me nog wilde zien? Wilde hij me geen valse hoop geven en wist hij niets te zeggen? Was hij bang dat als hij zou zeggen dat hij nog leefde ik alles op alles zou zetten om in de buurt te kunnen komen? Mezelf weer in gevaar en problemen zou brengen?
Ik ben in de war, ik was in de war, ik wil niet in de war zijn,maar ik weet ook niet wat ik wil geloven…
Ik wil geloven dat Bas het meent, dat hij bij me blijft, me vergeeft… Dat ik weer ‘beter’ word en en…
Het moet. Ik moet hem geloven. Ik kan wel blijven denken dat er complotten zijn, dat iedereen tegen mij is en ik alleen tegenover de rest van de wereld sta, maar is het niet egoďstisch om zo te denken? Niet alles draait om mij, er zijn maar heel weinig dingen op deze wereld waarin ik überhaupt een rol speel… dus kan nooit alles om mij draaien… Toch?
Bas praatte langzaam en zacht, maar wel met de kracht van eerlijkheid. Hij vertelde dat mijn moeder en zus me de rust wilden gunnen om alles op een rijtje te zetten. Dat ze me niet in de war wilden brengen en ze zodra ik weer helder genoeg was langs zouden komen. Dat ze het zelf ook heel zwaar vonden om mij zo ziek te zien… ziek… ik ben ziek…
Met grote ogen keek ik hem aan en vroeg zachtjes of hij ze wilde bellen, en of hij wilde zeggen dat ik heel veel van ze houd en dat ik ze nodig heb. God oh God wat heb ik mijn moeder nu nodig…
Toen de dokter Bas vertelde dat het tijd was om terug te gaan naar zijn eigen kamer, stond hij voorzichtig op, nam mijn handen in de zijne en kuste ze. ‘Alles komt goed, ik beloof het je…’ fluisterde hij in mijn oor en liep richting de deur.
De dokter kwam nog even naar me toe en vroeg hoe het ging. Ik vertelde dat ik ik de war was, maar dat als ik echt ziek was, ik wel heel graag weer beter wilde worden…..
De dokter glimlachte, voor de allereerste keer, en ook hij beloofde me dat alles goed zou komen…
Hij vertelde nog wat over de medicijnen die ik ging krijgen en dat het snel allemaal minder warrig zou worden..
Bas was hier, Bas leeft nog…
Alles komt goed… alles komt goed, álles… echt waar, ik beloof het mij… !
04-08-11, 02-02-12, 20-06-14, 13-08-15