quote:
Fundamentalisten
→ Hoofdcommentaar
DOOR Koen Kleijn
Het moet niet moeilijk zijn een vlotte, sarcastische film te maken over de bijbel. Dat is een spannend boek. Het gaat over een stel bedoeïenen die ver voor onze tijd door de woestijn scharrelen en allerlei avonturen beleven. Ze hebben kleurrijke waanvoorstellingen over hun positie in de kosmos en hun relatie tot een albeschikkend wezen, dat ergens in de wind of op de top van een berg huist. Door die relatie met dat wezen is het zelfbeeld van die armoedzaaiers zó sterk ontwikkeld, dat ze tegenover koningen en farao’s flink uit de hoogte doen. Dat pakt niet altijd goed uit. Ze worden over de kling gejaagd of ze komen in ballingschap of slavernij terecht, maar dat is dan weer goed voor het esprit de corps. En aangezien zij in de woestijn geen tempels en paleizen hebben, bedenken ze, om de boel bij elkaar te houden, allerlei malle regeltjes, die ze dan weer aan dat wezen toeschrijven. Dat je geen kreeft mag eten, bijvoorbeeld, maar wel sprinkhaan, dat vrouwen niet aangeraakt mogen worden als ze ongesteld zijn, en dat je ze, als de nood aan de man komt, als slavinnen mag verkopen. O, en als een man met een man slaapt, dan hebben ze ‘een gruwel gedaan’, en dan zullen zij ‘zekerlijk gedood worden; hun bloed is op hen!’ Het zijn immers harde tijden, de belangen zijn groot, en met dat wezen valt niet te spotten.
Je kunt daar een leuke film over maken. Je citeert een stukje bijbeltekst en dan illustreer je dat met een mooi bloederig beeldfragment – iets uit Ben Hur of The Passion of the Christ, of, beter nog, iets uit de kruistochten, de reformatie, de Afrikaanse missie. Dat is gemakkelijk te doen. Het is ook geheel overbodig, want Monty Python ging je voor, en bovendien: de tijd dat mensen dat allemaal echt letterlijk namen, is voorbij. Bijna niemand die nog in dat wezen gelooft, vindt dat je je dochter als slavin kunt verkopen, en bijna niemand van hen is van plan een homo ‘zekerlijk’ dood te slaan.
Als je toch per se daartegen tekeer wilt gaan, moet je een stevige paranoïde of puberale inslag hebben, of beide. Je moet religie – de christelijke of een andere – zien als een verstarde, achterlijke praktijk per definitie. Je moet ontkennen dat daarbinnen zoiets als een liberalisering of hervorming bestaat, of kan bestaan. Je moet de schriftelijke fundamenten als absoluut nemen, ook al doen de gelovigen dat zelf allang niet meer. Je moet de meest extremistische uiting van die religie nemen als pars pro toto, als exempel van de religieuze gemeenschap als geheel. De SGP of Mitt Romney staat dan voor het gehele christendom, Shiv Sena voor het gehele hindoeïsme, Hizb-ut-Tahrir voor de gehele islam. Je moet een direct verband leggen tussen een vijftienhonderd jaar oud moraalfilosofisch traktaat en ordeproblemen in een Nederlands uitgaansgebied op zaterdagavond. Je moet je, kortom, opstellen als een fundamentalist.
Dat is tot daar aan toe. Het staat iedereen vrij te bouwen op dubieuze fundamenten. Dat hoeft niet eens te betekenen dat je meteen verminderd toerekeningsvatbaar bent. Mitt Romney, bijvoorbeeld, gelooft dat de aarde werd geschapen in 4004 voor Christus, op zondag 23 oktober. Hij werd bijna de Republikeinse presidentskandidaat.
Sterker nog, die vrijheid te kiezen voor absolute en/of absurde waarden garanderen wij in de heilige viereenheid van de grondwet: vrijheid van meningsuiting, vrijheid van religie, vrijheid van vereniging en vergadering, vrijheid van onderwijs. Daar gaan wij best ver in. Er zijn scholen, in dit land, die (met overheidssubsidie) onderwijzen dat Mitt Romney’s visie op het ontstaan van de aarde juist is. Er zijn religieuze gezelschappen die het nodig vinden jongetjes bij de geboorte van hun voorhuid te ontdoen, zonder dat daar een medische aanleiding toe is. Er zijn mensen die liever geen kreeft eten (maar wel sprinkhaan).
Er zit een grens aan: ieders verantwoordelijkheid jegens de wet. Lastig begrip, die verantwoordelijkheid. Je kunt met de vrijheid van meningsuiting gemakkelijk iemand beledigen, bijvoorbeeld, maar of de wet dan ook in het geding is, is niet meteen vast te stellen. ’t Komt er dan op aan wie je bent, wie die ander is, waar ’t over gaat, of er misschien een hoger doel gediend wordt, enzovoort.
Sommige verantwoordelijkheden zijn echter wel duidelijk. Het is onaanvaardbaar om medeburgers willens en wetens in gevaar te brengen. Het is onaanvaardbaar om in een volle bioscoopzaal ‘Brand!’ te roepen als er geen brand is. Dat valt niet onder de vrijheid van meningsuiting.
En daar ligt de afweging voor Geert Wilders. De vraag is: hoeveel menselijk leed kan ik verantwoorden bij het uitdragen van mijn diepe overtuiging? Hoeveel doden is mijn pamflet waard? Het is, uiteindelijk, precies de afweging die de fundamentalist doet veranderen in een terrorist.
Uit de Groene Amsterdammer van deze week. Het laatste stuk vind ik een misser, maar voor de rest vind ik het een vrij aardig commentaar.