Er was eens, in een land hier ver vandaan, een meisje. Dat meisje had een hele mooie jurk, vol lintjes, strikjes, kant, een wijde rok en een lijfje vol glitters. Iedere ochtend als het meisje wakker werd deed ze eerst haar jurk aan, ging voor de spiegel staan en zei zachtjes: Goedemorgen, jurk... Dan draaide ze hard in het rond dat de morgenzon via de glitters door de hele kamer reflecteerde.
Elke morgen plofte het meisje in haar jurk gelukzalig op het bed om nog even duizelig na te genieten. Dan deed ze snel de jurk uit, en haar schoolkleren aan, om op tijd voor het ontbijt beneden te staan. Bijna een jaar lang begon het meisje iedere dag zo, en haar ouders zagen het meisje opbloeien. Zij dachten dat ze verliefd was, en toen ze stopte met eten, dachten ze dat nog steeds.
Maar het meisje kreeg de jurk al een tijdje niet meer dicht, en op een dag kreeg het meisje de jurk niet eens meer over haar hoofd. Ze at nu helemaal niets meer, en deed thuis alle klusjes, om maar in beweging te blijven. Helpen deed het niet... Haar schouders en haar heupen zaten in de weg. Ze liep wekenlang met gebogen rug, en hangende ogen. Liefdesverdriet, haar ouders wisten het zeker. Gelukkig was het bijna Kerst. De hardwerkende ouders waren gewend het meisje gelukkig te maken met grote cadeau's. Die jurk die ze vorig jaar had gekregen, daar was ze toch ook heel blij mee geweest?
Ondertussen werd het meisje iedere morgen bang wakker, en iedere morgen volgde dezelfde marteling. Ze kreeg de jurk niet over haar schouders of over haar heupen. Op Kerstochtend gaf het meisje het op. Ze ging naar de keuken en haalde het grootste mes dat ze kon vinden. Ze sneed, en sneed, en de stukken vlogen in het rond. Het meisje was zo kwaad en teleurgesteld, het leek of het haar niets deed.
Beneden lag de nieuwe jurk al klaar onder de Kerstboom. Boven lag een meisje zonder schouders en heupen.