Staande voor de spiegel draaide hij zijn hoofd schuin zodat hij zijn bakkebaarden ook van die kant kon zien. Het waren fraaie dingen, maar zijn besluit stond vast. Ze gaan eraf. En zo geschiedde. Hij knipte de haren tot op enkele millimeters van de huid af, zeepte zich in en nam zijn scheermes ter hand. De korte haren liet hij in de wasbakken vallen en spoelde hij weg. Maar de lange haren bewaarde hij. Dat was ook waarom hij ze af had geknipt: hij wilde eens zien hoe zijn haren het lós zouden doen. Zouden ze inkrimpen? Zouden ze snel grijs, of zelfs wit worden? En als ze dan wit zijn en hij ze in zijn hand zou houden, zou hij dan een vreemd, wekig gevoel krijgen waar een gedicht in zat? Hij zou zien. Hij nam de haren in zijn hand en bekeek ze. Hij trok ze strak. Hij maakte er een bundeltje van. Hij rook er eens aan. Terwijl hij dit deed ging er niets door hem heen, totdat hij zich bedacht dat er niets door hem heen ging. Hij knipperde even met zijn ogen, moest aan Hegel denken en had er toen genoeg van. Hij stopte hij de haren in een papieren zak, borg die weg en zette zich aan het ontbijt.
Commentaar is welkom. Is het zo interessant als een gedetailleerde beschrijving van een neuspeuteraar, of voelen jullie, zoals ik dat doe, dat zich iets zeer interessants schuil houdt in dit verhaaltje?
[ Bericht 0% gewijzigd door Wouter1989 op 28-10-2008 22:21:10 ]