Het leven gaat zijn gangetje. Je kent het wel. De lijdensweg is vrij uitgerekt, kent veel hobbels en gaat constant bergafwaarts. Het is pijn, lijden, frustratie en vernedering tot de dag dat je sterft. Dan is alles weer zoals het was voordat je was geboren. Nou ja, dit is wel erg somber. Soms bezoek je een pretpark of iets van dien aard en dan schijnt alles weer in orde te zijn, dan heb je namelijk pret. Tenzij de achtbaan waarin je bent gaan zitten opeens dienst weigert, dan kan het nog eens tegenvallen. Dan kent de lijdensweg opeens loopings.
Maar vaak zijn er even geen hobbels of loopings: dan verveel je je. Verveling is heden ten dage het grootste kankergezwel voor het goede leven in Nederland. Althans: dat wordt je aangepraat. We doen alles om de verveling te verdrijven. Wel, de verveling bracht mij een bezoek gisteren. Er was weinig anders te doen dan een goed album op te zetten en te liggen op mijn bed. Mooie momenten zijn dat, dát is vakantie. Ik had ook huidkanker op kunnen lopen aan de met Nederlanders bezaaide kust van Turkije, maar die portie mag Fikkie van me hebben.
Bejaarde lui maken graag wandelingen. Ik ook. Dat is in ieder geval één overeenkomst. Verschillen zijn dat ik niet graag mensen aanspreek in de wachtkamer van de huisarts, dat ik al mijn tanden nog heb en dat ik niet (al te veel) zeur over de jeugd van tegenwoordig. Maar dat terzijde, ik maakte dus een wandeling. Niet dat er veel nieuws te zien is in mijn stadje, ik woon er immers al één en twintig jaar. Maar je kunt je hoofd een beetje luchten, als je begrijpt wat ik bedoel. Zo is van Friedrich Nietzsche bekend dat hij lange wandelingen maakte door de Zwitserse Alpen, gewapend met pen en papier. Zo zijn werken verschenen die de Westerse filosofie op zijn grondvesten heeft doen schudden.
Maar diepzinnige overpeinzingen kwam ik niet aan toe. Slechts luttele meters van mijn huis zag ik een donker gestalte dat op me af kwam zwalken. Het zou niet de eerste keer zijn dat ik lastig werd gevallen door dronken lui. Nou ja, lastig gevallen, het valt wel mee. Je hoort wat dronkemansgelul aan, knikt af en toe beleefd en stuurt hem op subtiele wijze weer een andere kant op. Maar die gestalte kwam dus nog steeds op me af gezwalkt. Hij had, leek het, een fles met sterke drank in zijn hand. Ook zong hij liederen. Meestal doe je dat in gezelschappen, maar de eenzame dronkaard voelt zich nooit eenzaam: hij heeft zijn drank.
Ik moest even mijn ogen uitwrijven en je raadt nooit wie het was: Peter Sloterdijk, de bekende Duitse filosoof. Met zijn dikke Duitse boeventronie. Ik kon zijn lied nu ook duidelijker horen. ‘Wir wollen trinken, trinken, trinken! Und auch batzen mit ein Jodeljunge!’ Ik sprak hem aan op zijn gedrag en vroeg of hij nog goede boeken had gelezen. Tot mijn verbazing liet hij, met horten en stoten, weten dat hij geen boeken meer las; hij was overgestapt op de televisie. Veel gemakkelijker medium volgens hem. Wat een wijs man. Toen kotste hij op mijn wandelschoenen. Daarna kwam een tweede lading.
Mijn klacht: een Duitse filosoof kotst me onder.
Gelegenheidssedevacantist extraordinaire. Een dozijn lama's en je grootvader. Tweede Exloërmond, ofwel het vagevuur. De schemerlamp van je nachtmerries. Vla, en veel ervan. Verlanglijst: vijf pedaalemmers en het einde der tijden.