quote:
Aalscholver
Eind jaren zestig, toen ik nog een jongeman was, klonken er alarmerende berichten. De Aalscholver was bezig uit te sterven! En inderdaad, je zag er plotseling bijna nooit meer één. Evenmin als men trouwens nog Buizerds zag of Sperwers. Die waren compleet uit de lucht gevaagd. Voor het verdwijnen van onze roofvogels was maar één verklaring: het insectenbestrijdingsmiddel ddt. Kleine diertjes stierven eraan en daardoor de grotere en ten slotte ook roofvogels aan het eind van de voedselketen. Als je door de velden liep of je zocht de waterkant, dan rook je het giftige spul overal. Ik herinner me de bitterwrange lucht ervan merkwaardig genoeg niet eens als onprettig. God zij gedankt en geprezen werd ddt verboden en inmiddels zie je weer overal roofvogels. En de Aalscholver is terug. Je vindt hem nu niet, zoals vroeger, alleen in de natuur, maar ook in de stad. Zelfs op plekken waar het krioelt van de watertoeristen kun je hem zien zitten
zonnen, met zijn vleugels wijd uitgespreid. Dat doet hij om te drogen na zijn duik naar de paling. Er zijn inmiddels zo veel Aalscholvers dat de beroepsvissers klagen. Dat mag helemaal niet van Natuurbeheer, klagen over te veel vogels, maar aan de massaliteit van de Aalscholver zit mijns inziens een bedenkelijke kant. Het is al heel lang duidelijk dat de bonte (zwarte, witte en zwart-witte) beesten het in deze moderne tijd beter redden dan gekleurde. Zwarte en witte diersoorten
gaat het altijd voor de wind. Merels, kraaien, meeuwen. Vogels met kleur gaan het hardst achteruit. Als het zo doorgaat zitten we straks opgescheept met alleen maar wit en zwart. Heel erg hard juichen om de terugkeer van de Aalscholver durf ik dus niet. Heeft zijn opkomst werkelijk te maken met het afschaffen van de ddt of zijn er andere redenen? Komt het door de verbeterde conditie van het oppervlaktewater? Maar dan is het vreemd dat de paling het minder goed schijnt te
doen. Hier moet een echte wetenschapper aan te pas komen; zelf kom ik er niet uit. Hoe het ook zij, dat de Aalscholver terug is geeft een mens toch weer een beetje moed. De Aalscholver staat model voor de goede afloop.
Appelvink (1)
Jarenland stond de Appelvink op mijn verlanglijstje. In mijn Herwijnse tijd fietste ik in de Tielerwaard tussen de boomgaarden door, tenminste door wat er van was overgebleven. Alle hoogstammen waren gekapt. Er waren iele laagstammetjes voor in de plaats gekomen waarvan de producten al even smakeloos waren als de bezitters die niet om smaak of schoonheid maalden en die alleen maar uit waren op nog meer Mercedessen voor de deur van hun boerderij. Enfin, door die hopeloze troep van boomlijken met half vergane wortels en geknakte kronen fietste ik omstreeks 1980, voorzien van een kleine waardeloze verrekijker, maar met een hevig verlangen om de Appelvink te zien, die vink met die stoere blauwzwarte snavel waarmee hij de hardste kersenpitten kan kraken. Vergeefs. Ik ben voor de Appelvink naar Polen gereisd, ik ben naar Frankrijk gegaan, ik liep met vogelreisverenigingen in clubverband door Polen, Bulgarije en Hongarije en iedereen zag daar de Appelvink, maar ik niet. Ja, ik zag wel eens een glimp, een klein gedeelte van een Apelvink verscholen tussen takjes en blaadjes zodat ik nooit de zekerheid had dat het ook echt een Appelvink was. Eén keer zelfs zag ik hem heel hoog in een beuk op zijn nest. Alleen zijn kopje stak boven de rand uit en toen had ik hem dus toch nog steeds niet in zijn geheel gezien. Een tiende Appelvink. Het hele Europese continent heb ik afgespeurd, maar pas in 2006 werd mijn wens vervuld. Toen ik met onze fotograaf Wim en zijn vrouw in de bossen van Renkum wandelde, drie kilometer van mijn huis, zat hij in de top van een kale lariks. In de volle zon. Begin maart, het had gesneeuwd, maar het dooide. Het vogelkijken werd bemoeilijkt door de plakken sneeuw die uit de bomen vielen. Die ochtend hadden we al het geluk gesmaakt van de Keep en daarbovenop de Appelvink. Zo duidelijk zichtbaar dat zelfs ik hem zag. En weliswaar met zijn ruggetje naar ons toe, maar af en toe bewoog hij zijn kopje heen en weer om zijn enorme snavel
Dorrestijns vogelgids van A tot Z