Polar lowIn het winterhalfjaar kan een koude noordenwind sneeuwbuien naar ons land voeren. Soms groeperen de buien zich en sneeuwt het enige tijd. Vooral wanneer in de noordelijke stroming een lagedrukgebiedje meetrekt, een “polar low” genaamd, kan er een dik pak sneeuw vallen. Dergelijke sneeuwstoringen kunnen verrassend uitpakken niet alleen met zware sneeuwval maar ook met windstoten. Het KNMI geeft bij sneeuw en windstoten extra waarschuwingen uit. Wanneer het extreem wordt met op grote schaal, ter grootte van minstens een provincie, zeker 5,5 cm sneeuw waarvan meer dan 5 cm sneeuw binnen een uur valt of zeer zware windstoten van meer dan 100 km/uur gaat een Weeralarm uit.
Polar lows zijn kleine depressies met een diameter van 400-800 km, maar meestal zelfs nog kleiner. In de verticale opbouw zijn ze veel kleiner dan tropische cyclonen; ze bevinden zich hooguit op een hoogte van 5 à 10 km boven de zeespiegel. Ze bestaan hooguit twee dagen, en verdwijnen wanneer ze land of drijfijs bereiken. Ze brengen storm of stormachtige wind met sneeuw, het zijn dus sneeuwjachten of sneeuwstormen. Vanuit de ruimte zijn ze te herkennen aan een spiraal-, krul- of kommavormige wolk.
Ze lijken erg op tropische cyclonen, en bezitten soms ook een oog. Dit is geen toeval: het principe waarop ze zijn gebaseerd is hetzelfde: het om elkaar heen gaan draaien van talrijke buien. Het noordelijk deel van de Atlantische Oceaan, en dan met name de Barentszzee, de Noorse Zee en het zeegebied ten zuiden van IJsland, zijn de belangrijkste locaties waar polar lows zich vormen. Sporadisch vormen ze zich boven het warme water van de Noordzee, zoals begin januari 1979. Ze vormen zich ook boven de Zuidelijke IJszee.
Een polar low ontstaat wanneer een koude wind over een relatief warme zee strijkt. Vaak is dit arctische lucht met een temperatuur van misschien wel -20 of -30 graden Celsius, die boven water van 5 à 10 graden komt. Dit vergemakkelijkt het ontstaan van de storingen, op een vergelijkbare manier als bij cyclonen. De warme lucht van zee stijgt op en dit zuigt weer nieuwe warme lucht aan. De coroliskracht zorgt dat de lucht spiraalvormig naar het centrum stijgt. De warme vochtige lucht koelt op grote hoogte af doordat de uitstraling van aardwarmte afneemt en het vocht condenseert en zich daardoor onweers- en sneeuwbuien vormen, voordat deze warme vochtige zijdelings wegstroomt.
In het beginstadium ligt de bewolking van het polar low als een krul in de koude lucht. Bij een "volwassen" polar low spelen sneeuwbuien een rol bij het in stand houden van het weersysteem. De wind kan stormkracht bereiken, maar is veel minder krachtig dan de gemiddelde hurricane. Ook is de levensduur veel korter: na twee dagen is het polar low opgevuld en van de weerkaart verdwenen. Dit maakt een polar low voor zeelui niet minder gevaarlijk dan een tropische cycloon: de storm ontstaat plotseling en brengt hevige sneeuwval die het zicht sterk bemoeilijkt. Het brengt bovendien vaak een sterke plotselinge temperatuursdaling met zich mee, wat een risico op bevriezing meebrengt.
Op 30 januari 2003 bereikte een polar low Nederland en veroorzaakte daar sneeuwval. Het oog lag boven de Noordzee bij Oost-Engeland, waar windkracht 10 werd bereikt. Vrij snel daarna verminderde de storm en verdween het oog door de wisselwerking met het land.
In andere seizoenen dan de winter spreekt men van een koudeput (of koude luchtbel) in de hogere luchtlagen - men bedoelt dan de troposfeer. Ze hebben net als de polar lows geen weerfronten bij zich. Ook beïnvloeden ze de luchtdruk aan het aardoppervlak niet of nauwelijks.
Koudeputten ontwikkelen een centrifugale kracht waardoor ze zich afsnoeren van de straalstroom. Hierdoor houden ze zichzelf in stand: ze zuigen warme lucht tot op grote hoogte aan waardoor ze afkoelt en het vocht erin condenseert, hetgeen de kou doet toenemen. Uiteindelijk implodeert de koudeput als gevolg van de aanhoudende stroom warme lucht, waardoor ze een warme luchtbel wordt en uitzet en daardoor paradoxaal een hogedrukgebied vormt, waarin de relatief koude lucht daalt en uitdroogt. Tegenwoordig worden Polar lows steeds zeldzamer in Nederland. Dat komt door het broeikaseffect.
Ondanks de zachtere winters zijn er de laatste jaren enkele polar lows op Nederland afgekomen die plaatselijk 10 tot 20 cm achterlieten. De meest actieve van de laatste decennia passeerde begin januari 1979, een bijzonder koude en sneeuwrijke winter. Het oog van de storing trok vlak langs onze kust maar veroorzaakte in vrijwel heel Nederland een sneeuwjacht, waarbij het langs de kust onweerde. De storing zorgde voor grote tegenstellingen: aan zee viel korte tijd de dooi in terwijl het in het binnenland sneeuwde bij 10 graden vorst.
Winter 1979Winter 1979Bronnen:KNMIWikipediaMeer informatiePolar LowAanvullende informatie is altijd welkom.
[ Bericht 1% gewijzigd door #ANONIEM op 06-01-2007 15:57:16 ]