De Cumulonimbus (Cb) wolk.
Cumulonimbus De cumulonimbus is de grootste wolk. De basis kan zich dicht bij de grond bevinden terwijl de toppen tot boven aan de troposfeer reiken. Zelfs kleine cumulonimbus kunnen voor zware regenval zorgen. Grote systemen kunnen voor onweer, hagel en hevige winden zorgen. En de grootste systemen kunnen een tornado veroorzaken.
De cumulonimbus is zo groot dat de karakteristieke kenmerken van de wolk moeilijk zijn waar te nemen. Of je moet van een grote afstand en bij goed zicht naar de wolk kunnen kijken. Cumulonimbus heeft duidelijk veel gemeen met de grote cumulus congestus. Wanneer een deel van de wolkentop zijn harde contouren verliest en vezilig of streperig wordt, kan de wolk als cumulonimbus worden geclassificeerd. Maar wanneer het bovenste deel van de wolk niet te zien is, is het de aanwezigheid van hagel, bliksem of donder die de aanwezigheid van een cumulonimbus bevestigen.
CumulonimbussoortenCumulonimbus calvus (Cb cal)Calvus betekent 'kaal' in het Latijn. De term calvus wordt gebruikt als een van de oprijzende wolkentorens zijn harde contouren verliest en een wat zachtere vorm aanneemt. Deze verandering treed op als waterdruppeltjes in de wolk tot ijskristallen bevriezen. Dit een belangrijk proces bij de vorming van regen.
Cumulonimbus capillatus (Cb cap)Wanneer er steeds meer ijskristallen vormen in de bovenste laag in de wolk, verandert de zachte calvusvorm geleidelijk en neemt een vezeliger uiterlijk aan; hij wordt dan cumulonimbus capillatus genoemd. Capillatus betekent 'harig' in het Latijn. De ijskristallen kunnen verticaal naar beneden vallen, maar kunnen zich ook horizontaal uitbreiden. Er onstaat dan een aambeeld. Wanneer de top van de Cumulonimbus de straalstroom bereikt kan er een enorm grote cirruspluim onstaan.
Bijkomstige wolkenPannus (pan): rafelige wolken omder de basis van de hoofdwolk. Neerslag die uit een wolk in een droge luchtlaag eronder valt, zal vaak verdampen, zodat de laag afkoelt en vochtiger wordt. Turbulentie in deze laag kan er voor zorgen dat gedeelten van de lucht opstijfen en condenseren, waardoor wolkenflarden onder de eigenlijke wolkenlaag onstaan. Komt voor onder Cu, Cb, As en Ns.
Pileus (pil): een dunne wolkenkap boven de opstijgende wolkentorens. De wolk ontstaat als een sterk steigende stapelwolk stuit op een tot dan toe onzichtbare, vochtige laag. De stijgende lucht tilt plaatselijk de vochtige lucht op. Wanneer de omstandigheden geschikt zijn bereiktde lucht zijn dauwpunt en onstaat de wolkenkap. Komt voor onder Cu en Cb.
Velum (vel): een dunne wolkenlaag die gescheiden is van de hoofdmassa. Het is een verwant van pileus. Maar bij velum is de hele luchtlaag zichtbaar. Velum zorgt voor een dunne, horizontale sluier boven de top van stapelwolken waar de sterkste wolkentoppen doorheen breken. Velum is vaak nog goed zichtbaar lang nadat de convectie is afgenoemen en de stapelwolen uiteen zijn gevallen. Komt voor onder Cu en Cb.
Bijkomende vormen verschijselenIncus (inc)Incus is de bekende aambeeldvorm die alleen voor komt bij de cumulonimbus (cumulonimbus incus). De krachtige cellen binnen een cumulonimbus houden vaak pas op als ze een sterke inversie tegen komen, waar de temperatuur met de hoogte stijgt. Dit gebeurt vaak rond de tropopauze; deze laag scheidt de onderste laag van de atmosfeer (troposfeer) van de beovenliggende stratosfeer. Er vormen zich enorme hoeveelheden ijskristallen die worden meegevoerd door de wind, waardoor er er een afgeplat schild van cirrus ontstaat, dat zich met de wind mee uitspreidt. Meestal is de stijging van de cellen zo sterk dat de wolk zich bij het bereiken van de inversie ook tegen de wind in uitspreid. Al spreid de wolk zich tegen de wind in minder ver uit als met de wind mee. Zo onstaat de aambeeldvorm met een kleine en een grote zijde.
Arcus, Mamma, Praecipitatio, Virga en Tuba volgen.
Wordt vervolgd