Ik kan met een gerust hart zeggen dat ik een gelukkige jeugd heb gehad. Onbekommerd opgroeien in een rustig provinciestadje binnen een stabiel gezin en een veilige omgeving. Zo nu en dan zie je dan een hondsdolle prostituee over straat rennen met een kettingzaag, maar dergelijke zaken vormden de uitzondering op de regel. Ik heb geleerd te relativeren, de andere kant van zaken te bekijken en niet meteen met mijn oordeel klaar te staan. Ook leerde ik de hoofdsteden van de provincies van Nederland.
Waar ik eerder bekend stond als een zachtaardig en goedmoedig persoon word ik nu met de nek aangekeken na luttele incidenten met een paar personen die allen 'Karel' heetten. Wat nu volgt is een hartverscheurend relaas over hoe iemand die positief in het leven stond verandert in een maniakale psychoot.
De eerste Karel ontmoette ik in Emmeloord. Ik vroeg hem om een frietje met mayonaise, want ik snakte naar een snelle edoch smaakvolle hap. Hij bevestigde mijn bestelling echter wel op een vrij onorthodoxe manier: "Eén patatje met komt er aan!" Nodeloos om te zeggen dat ik compleet niet gediend was van deze taalverneukerij. Patat is een onwoord, een uitvinding van Beëlzebub om de mensheid te dwars te zitten. Het zou me trouwens ook niet verbazen als Beëlzebub het woord samen met de Joden heeft bedacht. Maar goed, ik draaide dus compleet door en liet alle mores varen die me ooit aan waren geleerd. Nadat ik zijn hoofd voor een minuut in de frituur had gehouden waren mijn gemoederen weer gekalmeerd.
Op een sombere herfstavond besloot ik een wandeling te maken door het park dat een paar minuten lopen van mijn huis lag. Ik overpeinsde de dingen en de ondingen des levens en verteerde de asperges die ik kort daarvoor had gegeten. Uit het niets kwam een man met een lange regenjas op me afgelopen. "Hallo, ik ben Karel" brulde de malloot op een manier die een viswijf met opgerekte stembanden niet zou misstaan. Ik reageerde met de opmerking dat ik niet geïnteresseerd was in zijn naam en ook niet in mogelijk producten die hij voor mij in de aanbieding had. "Heb je zin om Kolonisten van Catan te spelen?" vroeg hij en ik bemerkte een soort van wanhoop in zijn woorden. Mijn ouders waren vroeger niet bepaald welgesteld dus hadden ze me ooit aangemeld voor een wetenschappelijk experiment: ik kreeg een chip in mijn hoofd die mijn gedachten stuurde zodra iemand het woord 'kolonisten' zei. Een flinke stroomschok ging dus door me heen en ik verminkte het lichaam van Karel met een botte hakbijl die ik toevallig eerder die dag in een sok had gestopt.
Luttele maanden daarna kwam ik mijn neef Karel weer tegen. Hij vertelde me dat hij tegenwoordig wasmachines verkocht in Ommen. En daarom sneed ik zijn keel door met een gescherpte sok.
Mensen die 'Karel' heten.
Gelegenheidssedevacantist extraordinaire. Een dozijn lama's en je grootvader. Tweede Exloërmond, ofwel het vagevuur. De schemerlamp van je nachtmerries. Vla, en veel ervan. Verlanglijst: vijf pedaalemmers en het einde der tijden.