Aan de Noord-Kaukasus hou ik een heel dubbel gevoel over. Aan de ene kant heel veel ontzettend aardige en gastvrije mensen, aan de andere kant een te groot aantal mensen met niks om handen die op een snelle roebel zitten te wachten. De afgelopen dagen werd me dat heel erg duidelijk.
Ik ben in het vorige verslag gebleven bij de paragliders basis. Daar hing de sfeer van Russische buitensporters, heel erg relaxt, heel erg vriendelijk. Ik had met zowat iedereen direct goed kontakt. Dat ik er aan kwam waaien via Roman, een van de piloten van de club, hielp natuurlijk enorm. Helaas zat het weer niet mee en kon ik niet samen met hem een vlucht maken.
In de middag ging ik dan maar weer op weg met de fiets, na eerst wat onderhoud gedaan te hebben. Al snel kwam ik uit op de grote weg Pjatigorsk-Kislovodsk. Al in Pjatigorsk had ik gemerkt dat er behoorlijk wat politie op de been was. Hier was het nog veel erger. Om de paar honderd meter stond een agent langs de kant. Regelmatig reden er zwarte terreinwagens voorafgegaan door militsia wagens op hoge snelheid over de weg. Bijna in Kislovodsk werd ik aan de kant gezet. Niet veel later kwam er een enorme kolonne van tientallen terreinwagens, andere luxewagens en divers soortige politiewagens me tegemoet. Er moest ergens wat aan de hand zijn geweest met veel goed te beveiligen personen.
Kort na Kislovodsk reed ik de deelrepubliek Karachaj-Tsjerkessie in. In een van de eerste dorpen vroeg ik water om even verderop een kampeerplek op te zoeken. Direct werd ik uitgenodigd op de thee. En niet alleen maar thee. Steeds meer eten, vooral van eigen productie, werd op tafel gezet. Bij de overburen sprak iemand Engels, die werd er direct bij gehaald. Veel hoorde ik hoe het er aan toeging in de Kaukasus, leuke verhalen, maar ook negatieve. De zoon des huizes was een paar jaar geleden samen met zijn zoontje doodgeschoten bij een aanslaag. Zijn weduwe woont met haar dochtertje in bij haar schoonmoeder. Het overbuurmeisje, dat goed engels sprak, legde uitvoerig uit hoe de oude patriarchale tradities het leven voor jonge vrouwen moeilijk maken. Maar aan de andere kant straalde de gastvrijheid ervan af. Bij de overburen is een sauna, die werd direct voor me opgestuurd. Van kamperen kwam niet veel, dat werd me niet toegestaan.
De volgende dag reed ik de serie dorpen uit op weg naar de Gumbashi pas. Niet ver na het laatste dorp werd ik naar de kant gewenkt door twee mannen. Niet veel later werd ik door hen bedreigd en vroegen ze 2000 roebel van me. Ik had niet veel zin dat te betalen. Langzaam probeerde ik me steeds meer in het zicht van de weg te werken, langzaam haalde ik roebelbiljetten van kleine waardes naar voren. Het duurde nog geen 10 minuten voordat er een auto aankwam. De twee mannen wilden me verder van de weg trekken. Maar op dit moment had ik gewacht, ik rukte me los en rende de weg op. De auto was al weg, maar de paniek sloeg toe bij de twee man. Ik deed alsof ik de politie belde (geen ontvangst daar). Een 100 meter verder zag ik een ruiter. Ik liep naar hem toe en legde hem in m'n steenkolenrussisch uit wat er aan de hand was. Terwijl ik nog aan het uitleggen was zag ik de twee mannen vanuit de struiken komen en wegrennen. De ruiter ging er direct met z'n hond achterna. Met een enorme schrik in de benen renden ze hard weg. M'n fiets vond ik onbeschadigd terug, ook van m'n bagage was niks gestolen. Ik bedankte de ruiter uitvoerig en reed weer verder de pas op.
Langzaam werd het steeds kouder. Een kilometer of 3 voor de top reed ik uiteindelijk de wolken in, met het spaarzame verkeer geen probleem. UIteindelijk kwam ik uit op 2030m, m'n eerste Russische 2000-er. Echt supersnel dalen ging niet. In de bochten lag er grind op de weg en regelmatig wandelden koeien breeduit over de weg. Veilig kwam ik in Karachajevsk aan. Van daar was m'n plan om de bus naar Dombaj te pakken een bergdorpje aan het eind van de weg. Bij de bushalte stonden alleen Gazelle busjes, niet het handigste vervoermiddel om een fiets mee te nemen. Maar een uur of 2 later zou een Ikarus bus komen. Al snel was ik uitgekeken in Karachajevsk en reed ik terug naar de bushalte. Daar stonden inmiddels nog meer busjes. Maar met niet al te betrouwbare chauffeurs. Er werden me bedragen van 500 roebel gevraagd voor het ritje naar Dombaj, een ritje van 60km. Daar trapte ik niet in. Ik pakte m'n fiets en begon richting Dombaj te fietsen. Niet veel later haalde de chauffeur me in die 500 roebel vroeg. Hij stopte en vroeg of ik mee wou rijden. Hoeveel? was m'n vraag. Hij hield 5 vingers de lucht in. Ik schudde nee, 100 roebel was nu het luide antwoord, daarmee was ik akkoord. Tot Teberda reed ik met 'm mee. Daarna is het nog maar 20km naar Dombaj. Gemotoriseerd vervoer moet betalen om het nationale park in te kunnen, fietsers niet. Via een machtig mooie weg klom ik naar Dombaj, helaas regende het wel. In Dombaj was het even vragen om de goede slaapplek te vinden, de slaapzaal van de reddingswacht.