abonnement Unibet Coolblue
pi_23211567
Nu eens een centraal topic voor veelvoorkomende aandoeningen bij katten. Ik zal beginnen met blaasgruis. Dit is niet erg bekend, maar komt veel voor, vooral bij (gecastreerde) katers. Deze aandoening is ZEER ERNSTIG en kan binnen enkele uren tot de dood leiden door niervergiftiging of het knappen van de blaas!!!

Wat is blaasgruis:

Als zouten in de urine uitkristalliseren ontstaat het zogenaamde blaasgruis.
Blaasgruis bestaat dus uit kristallen ( zie foto).
Deze kristallen kunnen samen klonteren to kleine blaassteentjes
zo groot als zandkorreltjes.
Echte stenen worden in de kattenblaas zelden gevormd

Komt blaasgruis alleen voor bij katers?

Blaasgruis komt zowel bij katers en poesen voor.
Vroeger dacht men dat blaasgruis alleen bij gecastreerde katers voorkwam.
Dit blijkt een fabeltje te zijn. Wel of niet gecastreerd zijn heeft géén enkele invloed op het wel of niet last krijgen van blaasgruis. Doordat poesen een korte en wijde plasbuis hebben
kunnen ze blaasgruis meestal goed uitplassen. We zien daarom weinig blaasgruisproblemen bij poesen.
Katers hebben een lange plasbuis die vlakvoor de penis vernauwd. Hierdoor zien we regelmatig (ernstige) problemen bij katers.

Wat zijn de klachten bij blaasgruis

Poesen: het blaasgruis veroorzaakt soms in de blaas en plasbuis irritatie en ontsteking. Dit uit zich door: niet meer in de kattenbak plassen, vaak kleine plasjes doen op de vloer of kattenbak en veel ongemak bij het plassen (klagend miauwen). De urine kan van een normale gele tot een rode (bloed) kleur hebben.
katers: het blaasgruis veroorzaakt dezelfde problemen als bij de poes. In ernstige gevallen kan het blaasgruis bij de vernauwing voor de penis vastlopen. Dit veroorzaakt een verstopping ( zie animatie). De verschijnselen hiervan zijn:
voortdurend na de kattenbak gaan, veel persen, klagend miauwen en er komt nagenoeg geen urine. Uw kater heeft dan dringend spoedhulp nodig. Als de kater niet meer kan plassen, raakt uiteindelijk de blaas overvol. Hierdoor kunnen de nieren de afvalstoffen niet langer uit het lichaam verwijderen en begint er een acute niervergiftiging: braken, ogen gaan diep liggen, het klagend miauwen stopt,onderkoeling en uiteindelijk raakt de kater in een diepe coma.
Binnen 24 uur na de verstopping kan een kater al overlijden!

Welke soorten blaasgruis zijn er?

Er zijn verschillende soorten blaasgruis.
De 2 meest voorkomende soorten zijn:
Struviet Dit is de meest voorkomende vorm van blaasgruis. Struviet bestaat uit magnesium, ammonium en fosfaat. Deze wordt met name gezien bij jonge katten.
Calciumoxolaat. Deze vorm van blaasgruis wordt meer en meer gezien. Komt voornamelijk voor bij de oudere katten.
Om welke vorm van blaasgruis het gaat wordt vastgesteld door microscopisch onderzoek van de urine. In bijzondere gevallen wordt het gruis opgestuurd naar een Amerikaans laboratorium voor analyse.
Het is belangrijk om vast te stellen om welk soort blaasgruis het gaat.
Elk soort blaasgruis heeft zijn eigen manier van behandeling.

Wat is de oorzaak van blaasgruis

De exacte oorzaak is nog niet bekend.
Er zijn wel een aantal oorzaken aan te geven die de kans op het krijgen van blaasgruis
kunnen vergroten:
1) Aanleg. Als een kater last heeft van blaasgruis dan heeft zijn broer een verhoogde kans op het krijgen van blaasgruis.
2) Activiteit. Luie katers hebben een verhoogde kans op blaasgruis.
3) Geslacht. Doordat katers een langere en nauwere plasbuis hebben kan blaasgruis gemakkelijker vastlopen dan bij poesen. Blaasgruisklachten zien we dus voornamelijk bij katers.
4) Gewicht. We zien blaasgruis met name bij dikke katers.
5) Leeftijd. Op een leeftijd tusen 1-2 jaar zien we de meeste klachten optreden.
6) Aantal keren urineren per dag. Katten die vaak plassen hebben minder kans op blaasgruis: de zouten krijgen geen tijd om uit te kristalliseren.
Katten plassen minder vaak als: ze alleen de kattenbak gebruiken en met name als de kattenbak niet vaak genoeg wordt schoongemaakt.
7) Drinken. Katten die weinig drinken hebben geconcentreerde urine. In een geconcentreerde urine zullen zich gemakkelijk kristallen vormen.
Katten die veel blikvoeding eten (blikvoeding bevat ongeveer 80% water!) hebben minder snel last van blaasgruis.
8) Voeding. Voeding bevat noodzakelijke zouten (mineralen).
Als teveel van deze zouten aanwezig zijn in de voeding bestaat er een verhoogde kans op het krijgen van blaasgruis.
Runderhart en kippenhartjes bevatten veel magnesiumzouten. Magnesium is de voornaamste bouwstof voor struvietgruis (de meest voorkomende soort blaasgruis).
De voeding beinvloed ook de zuurgraad van de urine. In zure urine kan moeilijk blaasgruis gevormd worden.

Wat is de behandeling van blaasgruis?

Als er sprake is van verstopping dan wordt deze eerst opgeheven met speciale catheters en vloeistoffen. Mocht dit niet lukken dan wordt de verstopping operatief verholpen: de zogenaamde penisamputatie. De afgelopen 5 jaar heeft op onze kliniek deze operatie niet meer plaatsgevonden: we hebben (helaas) teveel ervaring gekregen met het ontstoppen van katers!
Zowel bij verstopping als bij het vermoeden van blaasgruis vindt altijd urine-onderzoek plaats. Met het urine-onderzoek wordt vastgesteld om wat voor gruis het gaat:
Struviet. Deze vorm van gruis komt het meest voor. Gelukkig kan dit gruis met speciale dieetvoeding worden opgelost. Dit blaasgruisoplossend voer moet 5-6 weken lang worden gegeven. Hierna kan struvietvoorkomend voer gegeven worden om te zorgen dat het gruis niet meer terugkomt.
Beide dieetvoeders zijn uitsluitend bij de Dierenarts verkrijgbaar.
Calciumoxalaat. Deze vorm van gruis komt gelukkig niet veel voor. Dit gruis is niet op te lossen met speciale dieetvoeding. In ernstige gevallen moet het gruis operatief uit de blaas verwijdert worden.Uw kat wordt op een speciaal dieetvoeding gezet om te voorkomen dat er nieuw gruis gevormd wordt.

Moet mijn kat levenslang blaasgruis voorkomend voer krijgen?

Als uw poes op blaasgruisvoorkomend voer gezet is omdat ze voordurend blaasontstekingen krijgt is het verstandig om haar dit voer continue te geven.
Kater: mocht uw kater een blaasverstopping hebben gehad dan is helaas onze ervaring dat deze levensbedreigende verstopping meestal weer terugkomt als hij normaal kattenvoer eet. Mocht u toch willen stoppen met de dieetvoeding bespreek het dan met ons!
Afhankelijk van de ernst van de klachten kunnen we redelijk goed inschatten wat het risico is. In ieder geval voeren we een urine-onderzoek uit als uw kater 2 weken normaal voer heeft gehad om te kijken of er nieuwe kristallen in de blaas zijn gevormd.

Wat kan ik doen om te voorkomen dat mijn kat last krijgt van blaasgruis?

* zorg altijd voor een schone kattenbak: als uw kat zijn plas op gaat houden dan verhoogt dit de kans op blaasgruis.
* zorg ervoor dat uw kat niet dik wordt, te zware katten hebben verhoogde kans op blaasgruis.
* geef uw kat liever geen vers hart. Hart bevat erg veel magnesiumzouten wat de kans op struvietgruis verhoogt.
* zorg dat er altijd voldoende drinkwater beschikbaar is, mocht uw kat voorkeur hebben voor het water uit b.v. het aquarium ontneem hem deze mogelijkheid niet. Weinig drinken geeft geconcentreerde urine waardoor gemakkelijk kristal (gruis) vorming plaats vindt.
* geef een goede kwaliteit voer, hierdoor bent u verzekert dat er niet teveel magnesiumzouten in zit. U kunt eventueel blaasgruis voorkomend voer geven

bron: http://www.beemd.nl/meest%20vragen%20kat%20blaasgruis.htm

Wij hebben veel ervaring met deze aandoening. Een van onze katers heeft dit weekend de tweede keer last ervan gekregen.
De dierenarts heeft naast het bovenstaande, nog enkele tips gegeven, die makkelijk te volgen zijn"
-veel blikvoer geven, verdund met water. Veel katten drinken te weinig. Daardoor is de spoeling van de blaas onvoldoende.
-vitamine c door het blikvoer. Vermaal bijvoorbeeld rother vitamine c en los dit op in het blikvoer/water mengsel. Let op: het meot de chemische vitamine c variant zijn!!! Dus niks uit vruchten. Vitamine c wordt in de urine uitgescheiden en zorgt voor verzuring. Struviet (het meest voorkomende) wordt hierdoor opgelost. Sommige mensen gebruiken in plaats van vitamine c ook wel appelazijn. Mijn voorkeur gaat uit naar vitamine c. De kat merkt hier niks van en eet gewoon zijn voer op.

Volgende keer een andere aandoening.
Merk en designkleding als nieuw! zie de link
http://shop.kapaza.nl/artemisonlineshop/page1/
pi_23216676
En we zijn bij de tweede aandoening aangekomen: Kattenziekte

Kattenziekte bij de kat
Kattenziekte is een zeer besmettelijke virusziekte van de kat, vooral voor de jonge kat. Het virus (= panleukopenie virus) veroorzaakt met name afwijkingen aan het maag-darmkanaal en een verminderde weerstand.


Ziekteverschijnselen:
Sloom, hoge koorts, verlies aan eetlust, veel braken, diarree en uitdroging.Door de verminderde afweer kunnen andere infecties het ziektebeeld verergeren. Zeer jonge katjes kunnen een vreemde manier van lopen vertonen, wanneer de hersenen zijn aangetast. Kattenziekte heeft een hoog sterftepercentage, vooral onder jonge katten. Bij dieren, die de ziekte overleven, kan diarree langere tijd blijven bestaan.

Hoe kan mijn kat besmet raken?
Het virus verspreidt zich gemakkelijk. Via bijvoorbeeld besmette handen of kleding wordt de ziekte doorgegeven. Het virus is zeer moeilijk weg te krijgen, zodat een eenmaal besmette ruimte jarenlang gevaarlijk kan blijven voor andere katten.

Hoe is kattenziekte te voorkomen?
De inenting tegen kattenziekte geeft een goede bescherming.
Door katjes twee (of in uitzonderingsgevallen drie) maal tegen kattenziekte te laten inenten binnen de leeftijdsperiode van 6 tot 17 weken. De laatste inenting moet plaats hebben op minimaal 16 weken leeftijd, want alleen dan ontstaat een goede en langdurige bescherming.
Inenting van de moederpoes vóór de dekking zorgt ervoor, dat zij aan de kittens via haar melk een goede weerstand meegeeft voor de eerste levensweken.

Is jaarlijks inenten nodig?
Volgens de Amerikaanse diergeneeskundige vakliteratuur heeft een kat gedurende 3 tot 4 jaar genoeg antistoffen tegen het kattenziekte virus (= panleukopenie virus), mits de kat de laatste inenting op minimaal 16 weken leeftijd heeft gekregen.
Voor pensions en tentoonstellingen geldt een inentingsplicht. Hoe vaak en hoe kort van te voren uw kat tegen kattenziekte ingeënt moet zijn, wordt door elk pension zelf bepaald. Dus vraag bij de reservering naar de inentingseisen van het desbetreffende pension.

links:
http://www.dierenartsabc.(...)ttenziekte_frame.htm

http://www.dierenambulance.rotterdam.nl/nieuws/20000729_03.html

Veel mensen denken dat kattenziekte hetzelfde is als toxoplasmose. Dit is echter NIET het geval.

Opvallend: dit virus is zeer sterk en kan een jaar (!) buiten het lichaam overleven.
Merk en designkleding als nieuw! zie de link
http://shop.kapaza.nl/artemisonlineshop/page1/
pi_23235919
En nu naar de volgende aandoening: Niesziekte.
Veel mensen zijn bang voor deze aandoening, maar bij tijdig ontdekken van de ziekte is er niet veel aan de hand.
Enkele jaren geleden waren wij in Spanje en daar hebben wij kennisgemaakt met deze ziekte. Er zat een groep katten (30 stuks, alle leeftijden) die allemaal deze ziekte hadden.
In de 10 dagen die wij daar hebben doorgebracht, hebben ze kunnen aansterken. Elke dag brachten wij ze een overvloed aan brokjes en vlees. Na enkele dagen kwamen deze wilde katten zelfs op onze schoot. Ik vind het nu nog jammer dat we ze niet mee konden nemen.


Inleiding
Niesziekte is de meest voorkomende infectieziekte bij de kat.
Het is een uiterst besmettelijke aandoening die alle slijmvliezen van het lichaam aantast en waar katten flink ziek van kunnen zijn.


Oorzaak
Niesziekte is een ziekte die door meerdere kiemen wordt veroorzaakt.
De belangrijkste zijn het calici virus, het rhinotracheitis virus en chlamydiae (een klein soort bacterie).
De ziekteverschijnselen die deze verwekkers veroorzaken lijken zo sterk op elkaar dat ze samengevat worden onder de noemer niesziekte. Vaak is er sprake van een menginfectie met meerdere ziektekiemen.

Besmetting
De ziekte wordt verspreid door katten. De belangrijkste manier van verspreiding is via kleine vochtdruppeltjes beladen met ziektekiemen die een besmette kat door te niezen de lucht inblaast. Deze druppels zijn zo klein dat ze lang (uren) in de lucht kunnen blijven hangen en over grote afstanden met de luchtstroom mee vervoerd kunnen worden. Vooral op plaatsen waar veel katten bij elkaar zitten in een kleine ruimte, zoals cattery's, asiels of dierenpensions, kunnen epidemieën uitbreken.
Hiernaast kan de ziekte ook worden overgedragen door besmette manden, kooien of via handen, kleding en schoeisel van de mens.


Verschijnselen
De naam niesziekte is wat misleidend want niet iedere kat met niesziekte, niest ook.
Niesziekte tast de slijmvliezen van ogen, luchtwegen en het maag/darmstelsel aan. Besmette katten hebben ontstoken ogen, vieze neusuitvloeiing en soms zweertjes op de tong. Vaak gaat het geheel gepaard met diarree. Ze hebben koorts en laten hun eten en drinken staan en niezen of kwijlen vaak.
Dieren die niet drinken, kunnen binnen korte tijd uitdrogen. Ook zijn de aangetaste slijmvliezen van de luchtwegen een vruchtbare voedingsbodem voor allerlei andere kiemen, die onder andere longontstekingen kunnen veroorzaken. Vooral jonge dieren kunnen heel ziek zijn van een niesziekte infectie. Hun afweersysteem is nog niet volledig ontwikkeld en ze zijn vaak nog niet ingeënt. Toch is niesziekte - mits tijdig ontdekt - met een goede behandeling volledig te genezen.

Behandeling
Zoals gezegd wordt niesziekte veroorzaakt door enkele virussen en vooral de chlamydia. Er bestaan nauwelijks medicijnen om de niesziektevirussen te bestrijden, voor de chlamydia bestaan die er wel. Dit betekent dat de behandeling er vooral uit bestaat bijkomende infecties te onderdrukken, uitdroging te bestrijden en eventueel de patiënt dwangvoedering te geven.
In onze praktijk betekent dit dat de patiënt antibiotica, chemotherapeutica en indien nodig infuus krijgt, aangevuld met licht verteerbaar en smakelijk dieetvoer. Ook worden ze bestraald met UV licht, dat de virussen en bacteriën afdoende bestrijdt

Voorkomen
Voorkomen is beter dan genezen luidt een oud gezegde. Ook voor niesziekte gaat dit op.
Het is goed mogelijk door inenten, dieren te beschermen tegen niesziekte. Deze inentingen worden aan gezonde dieren gegeven om te voorkomen dat ze ziek worden. Als ze ziek zijn moeten ze eerst genezen zijn voordat een enting zin heeft.
Jonge katten kunnen vanaf negen weken leeftijd ingeënt worden tegen niesziekte. Voor een goede bescherming is het raadzaam om deze enting binnen een maand te herhalen, hierna is een.jaarlijkse herenting nodig.


Samenvatting
Niesziekte is bij de kat een veel voorkomende ziekte. Het is goed te behandelen, maar voorkomen door de dieren in te enten is beter.
Mocht uw dier toch niesziekte verschijnselen vertonen bedenk dan dat hoe eerder een behandeling door uw dierenarts wordt ingesteld, des te groter de kans op genezing is.

links:
http://www.niesziekte.nl/

http://www.dierenkliniek.com/kliniek/katten/niesziekte.html
Merk en designkleding als nieuw! zie de link
http://shop.kapaza.nl/artemisonlineshop/page1/
pi_23236122
De volgende ziekte is Leucose (feline leukemie virus = FeLV). Dit is een ongeneeslijke virale ziekte, die een soort leukemie veroorzaakt.

FeLV is over de hele wereld verspreid. De meest voorkomende oorzaak van verschillende soorten tumoren bij katten, waaronder lymphoma, lymfosarcoma en leukemie. Daarnaast kan het virus het afweersysteem van de kat ondermijnen waardoor normaal gezien vrij onschuldige infecties plots fataal kunnen verlopen.
Infectieverloop
FeLV is een virus dat heel sterk aan de kat gebonden is en in de buitenwereld niet lang overleeft. Infectie gebeurt dan ook enkel door direct contact tussen katten onderling.
Deze overdracht kan gebeuren via speeksel, urine, bloed, ontlasting, slijm of via de baarmoeder van een poes naar haar kittens.
Na infectie treedt er eerst een virusvermeerdering op in de lymfeklieren van de keel. Vervolgens komt het virus in het bloed terecht en wordt getransporteerd naar het beenmerg (waar de aanmaak van zowel rode als witte bloedcellen plaatsvindt), waar opnieuw een virusvermeerdering plaatsvindt. Van hieruit kan FeLV zich naar allerlei andere organen verspreiden, zoals lever, nier, milt, oog, zenuwen ...en de speekselklier, van waaruit dan weer besmetting van nieuwe katten kan plaatsvinden.
Wat er klinisch met een besmette kat gebeurt, is afhankelijk van verschillende factoren waaronder de leeftijd van de kat en de toestand van zijn afweersysteem.
Een groot deel van de katten is sterk genoeg om het virus te elimineren. Dit gebeurt meestal reeds in de keel, soms pas in het beenmerg. Hoeveel procent van de katten tot deze categorie behoort, is niet exact geweten, in elk geval is het zo dat het grootste deel van de gezonde volwassen katten een infectie de kop zal indrukken, terwijl geinfecteerde kittens bijna allemaal de ziekte zullen ontwikkelen.
Als een kat onvoldoende afweer in zich heeft om de FeLV infectie te elimineren, is de kans groot dat hij vroeg of laat een van de zogenaamde ‘FeLV gerelateerde ziektes’ gaat ontwikkelen. Dit gebeurt meestal tussen enkele maanden en 3 jaar na infectie.
Symptomen
De klinische symptomen die met deze ’FeLV gerelateerde ziektes’ gepaard gaan kunnen velerlei zijn. De voornaamste zijn:
Voortplantingsstoornissen, zoals onvruchtbaarheid, abortus, doodgeboren kittens of sterfte van pasgeboren kittens
Tumoren op verschillende plaatsen in het lichaam. Afhankelijk van de plaats waar een dergelijke tumor zich ontwikkelt kan dit leiden tot verschillende symptomen :
In de thymus, een orgaan voor in de borstholte, kan deze tumor erg snel groeien en veroorzaakt een ophoping van vocht tussen de longen en de wand van de borstkas, met erge benauwdheid als gevolg. Deze vorm komt vooral voor bij jongere dieren.
Als de tumoren in de organen van het spijsverteringsstelsel voorkomen kunnen ze braken, diarree en gewichtsverlies veroorzaken.
Ook de nieren, lever, milt en lymfeknopen zijn vaak aangetast en dat veroorzaakt vaak eerder vage symptomen, die ook bij tal van andere aandoeningen kunnen passen.
In zeldzamer gevallen ziet men soms tumoren van zenuwen met verlammings- verschijnselen als gevolg, oogproblemen, beendertumoren.
Misschien nog wel de belangrijkste actie van FeLV is het ondermijnen van het normale afweersysteem van de kat, waardoor andere infecties (bv FIP, FIV) de kop kunnen opsteken en waardoor bepaalde banale bacteriële infecties, die bij een normale kat geen enkel probleem veroorzaken, fataal kunnen aflopen.
Als een kat er niet in geslaagd FeLV in eerste instantie te elimineren en de ziekte zich ontwikkelt, zal deze uiteindelijk steeds dodelijk aflopen.
Diagnose
Er zijn verschillende bloedtesten beschikbaar voor het opsporen van FeLV, waarvan sommige in de dierenartspraktijk gedaan kunnen worden. Andere moeten door gespecialiseerde laboratoria worden uitgevoerd. Het stellen van een diagnose kan belangrijk zijn. Enerzijds bij klinisch verdachte dieren maar anderzijds ook voor het opsporen van (ogenschijnlijk gezonde) dragers.
Het interpreteren van de uitslag van een dergelijk bloedonderzoek is echter niet altijd eenvoudig. Het is namelijk zo dat
een dier dat positef reageert op de test mogelijk bezig is het virus te elimineren en dus na verloop van tijd negatief zal zijn
Dit geldt niet voor klinisch zieke, van FeLV verdachte dieren; een positieve bloedtest is hier bewijzend. Erg verwarrend in het stellen van de diagnose is het feit dat een ziek, aan FeLV lijdend dier, evengoed een (op dat moment) negatieve bloedtest kan hebben, in sommige FeLV-vormen zelfs tot 60%.
een dier dat negatief reageert op de test mogelijk nog in de incubatietijd zit en dus eigenlijk toch positief is.
Daarom is het soms aangewezen de bloedtest na verloop van tijd te herhalen.
Naast bloedtesten kan ook in een biopsie van een verdacht stukje weefsel FeLV opgespoord worden.
Preventie en behandeling
Aangezien FeLV vrijwel uitsluitend wordt overgedragen door direct contact tussen katten onderling, is de belangrijkste bestrijdingsmethode het opsporen van FeLV positieve dieren en te zorgen dat deze niet meer met andere katten in contact komen, hetzij door euthanasie, hetzij door ze strict binnenshuis te houden in een gezin met slechts één kat.
Daarnaast bestaat de mogelijkheid om tegen FeLV te enten, maar om verschillende redenen wordt deze enting op de meeste plaatsen niet routinematig toegepast.
FeLV blijft buiten de kat niet lang leven en wordt snel geïnactiveerd door de meeste gangbare ontsmettingsmiddelen.
Een specifieke behandeling tegen FeLV is niet voorhanden. Als de diagnose gesteld is, wordt meestal overgegaan tot euthanasie.

links:
http://www.zwerfkat.com/html/content/Doc.asp?DocID=83

http://www.hondenplaza.nl/page/infovaccin.php

OPvallend: dit virus overleeft niet lang buiten het lichaam, daarom zijn vooral buitenkatten slachtoffer of katten die in aanraking zijn geweest met buitenkatten!
Binnenkanten hoeven in principe niet ingeent te worden.
Merk en designkleding als nieuw! zie de link
http://shop.kapaza.nl/artemisonlineshop/page1/
pi_23236295
FIP: Feline infectieuze peritonitis

Feline infectieuze peritonitis (FIP) is de grootste besmettelijke doodsoorzaak onder katten. FIP treedt op wanneer de kat niet goed reageert op een infectie met het feline coronavirus (FCoV). De meeste katten raken gewoon geïnfecteerd, geven ongeveer twee maanden FCoV door, bouwen een immuniteitsreactie op, overwinnen het virus en leven vrolijk verder.
Helaas is er, om ons nog niet geheel duidelijke redenen, een klein aantal katten waarin zich FIP ontwikkelt en bij wie de FCoV-infectie dus niet verdwijnt.
De naam FIP is enigszins misleidend. FIP is geen ontsteking van het peritoneum (het buikvlies), maar een vasculitis (ontsteking van de bloedvaten). De klinische verschijnselen die de kat ontwikkelt, hangen af van welke bloedvaten beschadigd raken en naar welk orgaan of welke organen die bloedvaten bloed aanvoeren.

Natte of effusie-FIP
Dit is de acute vorm van deze ziekte, waarbij veel bloedvaten ernstig beschadigd raken waardoor er vloeistof in de buikholte of in de borstholte lekt. Bij een aantasting van de bloedvaten in de buik, zwelt de buik van de kat op door buikwaterzucht (ascites). Bij een beschadiging van de bloedvaten in de borstholte, lekt er vloeistof in de borst waardoor de longen niet goed kunnen uitzetten en de kat zichtbaar ademhalingsproblemen heeft.
Droge of niet-effusie FIP
Droge FIP is de chronischere vorm van de ziekte. Bij droge FIP heeft de kat vaak vage, klinische klachten, zoals verminderde eetlust, vermagering, sloomheid. Veel katten met droge FIP krijgen geelzucht (icterus). Dit is te zien aan de binnenkant van het ooglid dat er geel uitziet. Aan de bleke neus van de kat kun je zien dat deze er geel uit ziet. Veel katten met droge FIP vertonen tekenen in de ogen. Meestal verandert de iris (het gekleurde deel van het oog rond de pupil) van kleur, en kunnen delen van de ogen bruin lijken. (zie foto’s).



De kat kan bloedingen in het oog hebben, maar ook kan er een witte neerslag op de cornea (het heldere membraan op de voorzijde van het oog) optreden.



Zo’n 12% van de katten met niet-effusieve FIP krijgen ook neurologische symptomen. Ze worden vaak ataxisch (onzekere gang en omvallen bij het lopen), ze kunnen last krijgen van bevingen, toevallen, hun ogen kunnen van links naar rechts schieten in plaats van in focus zijn.
Toch kunnen al deze klinische symptomen door een andere, soms behandelbare, aandoening worden veroorzaakt waardoor het van essentieel belang is dat de diagnose juist is.

Diagnose van FIP
FIP is een aandoening die, zoals algemeen bekend is, moeilijk is vast te stellen; omdat veel andere aandoeningen zeer vergelijkbare klinische symptomen vertonen. Een definitieve diagnose is pas mogelijk bij autopsie, of af en toe bij een biopsie (alhoewel nauwkeurige biopsieresultaten een biopt van een zichtbaar granulomateuze wond met pusvorming vereist, waarvoor een laparotomie nodig kan zijn). Bij slechts 18% van de monsters die naar ons laboratorium worden gestuurd voor een diagnose van FIP, blijkt het ook werkelijk om FIP te gaan. Aangezien op katten met FIP doorgaans euthanasie gepleegd wordt, is het van vitaal belang dat FIP nauwkeurig wordt onderscheiden van andere, behandelbare aandoeningen.

Profiel effusie-FIP (natte FIP)
FCoV antistoftiter
De aanwezigheid van antistoffen geeft aan dat de kat geïnfecteerd is met FCoV, de veroorzaker van FIP. Elk type FCoV antistoftiter kan optreden in gevallen van natte of effusieve FIP, maar de meeste katten met FIP hebben extreem hoge antistoftiters (1280 of hoger). Antistoftiters van 0 zijn ongebruikelijk in gevallen met FIP en worden doorgaans beschouwd als indicatie dat de kat geen FIP heeft. (Indien andere parameters echter wijzen op een diagnose van FIP, ondanks een antistoftiter van 0, dan is er sprake van de enige situatie waarbij FCoV RNA-detectie (RT-PCR) die is uitgevoerd op de effusie de FIP-diagnose kan bepalen. Bij deze katten is zoveel virus aanwezig in de effusie dat alle antistoffen hiermee zijn verbonden en dat er geen vrij zijn om zich te binden aan het virus in de test.)
Let op: Veel gezonde katten en katten met een andere ziekte dan FIP hebben FCoV antistoffen. De aanwezigheid van FCoV-antistoffen alleen levert geen diagnose FIP op, als de andere parameters van het profiel niet wijzen op een diagnose FIP.
Totale proteïne in de effusie en de verhouding albumine:globuline (A:G)
De totale proteïneconcentratie in de effusie van een kat met FIP is meestal hoger dan 35 g/l en dit bestaat meestal uit meer globuline dan albumine, wat de A:G verhouding drukt. Een A:G van < 0,4 geeft aan dat FIP vrij aannemelijk is; een A:G van > 0,8 sluit FIP uit; een A:G van 0,4 tot 0,8 – neem andere parameters in overweging. De A:G van een effusie is een van de nuttigste testen die in de praktijk uitgevoerd kunnen worden voor een snelle aanwijzing of een kat wel of geen FIP kan hebben en die uitgevoerd kan worden op een VetTest-machine (deel de waarde van de albumine door die van de globuline).
AGP-niveau
Alfa-1-zuur glycoproteïne (AGP) is een acuut fase eiwit dat heel nuttig is gebleken bij het maken van onderscheid tussen FIP en andere klinisch vergelijkbare aandoeningen. In FIP liggen de AGP-waarden meestal hoger dan 1500 mg/ml. In normale katten is dit maximaal 500 mg/ml. In katten met bacteriële peritonitis of pleuritis is de AGP ook verhoogd, waardoor ook cytologie noodzakelijk is om deze aandoeningen van elkaar te onderscheiden. Bij cardiomyopathie, niet-besmettelijke leverziekte en tumoren, de meest voorkomende aandoeningen die voor FIP worden aangezien, is de AGP normaal.
Cytologie
Bij effusie-FIP zijn er doorgaans minder dan 3 x 10 9 tot kern gevormde cellen per liter in de effusie aanwezig en de cellen zijn overwegend neutrofiel en macrofagen. In bacteriële peritonitis en pleuritis is het aantal witte bloedcellen in de effusie veel hoger en zal de cytoloog doorgaans bacteriën zien (Als deze intracellulair zijn, wijst dit op meer dan slechts een vervuiling van het monster). Cytologie van de pleurale effusies is nuttig voor het differentiëren van thymus lymfosarcoma, aangezien de overheersende cel de lymfocyt is en deze vaak kwaadaardig lijken.
Samenvatting
Een kat met natte FIP zou daarom seropositief moeten zijn voor FCoV, de totale hoeveelheid proteïne van de effusie moet hoger zijn dan 35g/l en de verhouding albumine:globuline moet lager zijn dan 0,4 (of op zijn minst lager dan 0,8), de AGP moet hoog zijn (hoger dan 1500 microgram/ml en de cytologie moet weinig tot kern gevormde cellen laten zien, waarvan het merendeel neutrofielen en macrofagen zijn

Profiel niet-effusie FIP (natte FIP)
FCoV antistoftiter
FCoV antistoftiters bij droge FIP zijn meestal groter dan 1280. Een antistoftiter van nul sluit niet-effusieve FIP uit.
Let op: Veel gezonde katten en katten met een andere ziekte dan FIP hebben FCoV antistoffen. De aanwezigheid van FCoV-antistoffen alleen levert GEEN diagnose FIP op, als de andere parameters van het profiel niet wijzen op een diagnose FIP. Een gezonde kat met een hoge FCoV antistoftiter is GEEN kat met droge FIP.
Albumine:Globuline verhouding (A:G)
Bij FIP is de globulineconcentratie in serum of plasma gestegen tot boven 40 g/l. Daardoor is de A:G verhouding normaal gesproken verlaagd. Een A:G van <0,4 geeft aan dat FIP vrij aannemelijk is, vooropgesteld dat de globulines verhoogd zijn; denk er wel aan dat een laag albuminegehalte (bijvoorbeeld bij leverziekte) de A:G verhouding ook kunstmatig kan verlagen. Een A:G van >0,8 sluit FIP uit; een A:G van 0,4 tot 0,8 – neem andere parameters in overweging.
AGP-niveau
AGP is een acuut fase eiwit dat heel nuttig is bij het maken van onderscheid tussen FIP en andere klinisch vergelijkbare aandoeningen. Bij FIP liggen de AGP-waarden meestal hoger dan 1500 mg/ml. Bij normale katten is dit maximaal 500 mg/ml. Houd echter in het achterhoofd dat AGP niet specifiek is en ook gestegen kan zijn als er sprake is van een (niet-FIP) virale, bacteriële (b.v. stijgende cholangiohepatitis of pyelonephritis) of schimmelinfectie of recentelijk trauma. AGP-meting is zinvol voor het onderscheiden van FIP van neoplasie of niet-besmettelijke leverziekte, waarbij AGP-waarden normaal zullen zijn.
Hematologie
Bij niet-effusieve FIP treedt lymfopenia op, een niet-regenererende anemie met een hematocriet van 30% of minder en vaak een neutrofiel met een verschuiving naar links. Houd in uw achterhoofd dat bij katten met andere chronische infecties vergelijkbare hematologische veranderingen kunnen optreden. Hematologie is zinvol voor het onderscheiden van FIP van Haemobartonella felis infectie waarbij de anemie regeneratief is en waarbij organismen zichtbaar kunnen zijn bij de erythrocyten.
Samenvatting
Een kat met droge FIP zou een hoge FCoV antistoftiter moeten hebben, hyperglobulinemie vertonen en een verlaagd albumine/globuline ratio moeten hebben. De kat zou een hoge AGP, lymfopenia, een hematocriet van minder dan 30%, die niet-regeneratief is en mogelijk een neutrofiel, moeten hebben. Klinisch gezien zou de kat gewicht hebben moeten verloren en zal hij/zij gewoonlijk oogsymptomen hebben zoals iritis, manchetvorming rondom een retinaal bloedvat, hoornvliesprecipitatis, aquosus of vitreuse ring.
Onthoud: een gezonde kat met een FCoV antistoftiter is GEEN kat met droge FIP.

Op welke symptomen moet ik letten bij mijn kat?
De volgende symptomen kunnen een teken zijn dat uw kat FIP ontwikkelt:
-Gewichtsverlies
-terugkerende koorts (meestal opgemerkt als uw dierenarts de temperatuur opneemt)
-vermindering van eetlust
-de kat wordt vaak luier dan normaal
-plotseling opzwellen van de buik
Kijk regelmatig goed naar de ogen van uw kat, kijk naar iedere verandering van de kleur van de iris (het gekleurde deel van het oog van de kat rond de pupil). Let op troebele ogen, of bloedingen (kijk goed naar de ogen van de kat in het gedeelte over droge FIP om een idee te krijgen waar u op moet letten),
-ademhalingsproblemen (als de kat door de mond ademt)
-of de kat stuipen of een aanval heeft
-of de kat evenwichtsproblemen lijkt te hebben
-onhandig wordt of de persoonlijkheid van de kat verandert.
Als u een kattenfokker bent, kunnen de volgende symptomen bij uw kittens wijzen op de aanwezigheid van FCoV:
-Kittens uit hetzelfde nest die verschillend van grootte zijn
-Diarree bij kittens die 5-7 weken oud zijn
-Niezen of afscheiding uit de ogen
Onthoud dat de hierboven genoemde symptomen ook kunnen voorkomen door andere aandoeningen die te genezen zijn. Dus ga met uw katten naar de dierenarts als een van deze symptomen zich voordoet en hoop er het beste van. Vergeet niet dat acht van de tien katten van wie monsters naar ons laboratorium gestuurd werden voor onderzoek op FIP, helemaal geen FIP bleken te hebben!

links:
http://www.hondenplaza.nl/page/infovaccin.php

http://www.kattenplaza.nl/page/infofip.php
Merk en designkleding als nieuw! zie de link
http://shop.kapaza.nl/artemisonlineshop/page1/
pi_23236398
Feline Immunodeficiëntie Virus (FIV)



Het Feline Immunodeficiëntie Virus is een virusziekte die in1986 bij de kat werd ontdekt en veel gelijkenis vertoont met het HIV virus van de mens. Sedertdien werd er naar deze ziekte veel onderzoek gedaan. Niet alleen met het oog op de gezondheid van de kat , maar ook om AIDS bij de mens beter te begrijpen. Voor alle duidelijkheid dient gezegd dat het FIV van de kat NIET besmettelijk is voor de mens.



Infectieverloop

Het FIV virus wordt vrijwel uitsluitend overgebracht via bijtwonden. Minder intensieve contacten zoals likken en snuffelen, die bij bijvoorbeeld FeLV zeer belangrijk zijn, houden weinig gevaar in. De ziekte komt dan ook meer voor bij buitenkatten, en meer bij katers dan bij poezen.



Na de infectie verloopt FIV grosso modo in de volgende fases :

het acute stadium

Deze fase is gekenmerkt door koorts en een zwelling van de lymfeklieren. De ernst van deze fase varieert van kat tot kat en wordt lang niet bij alle dieren opgemerkt. Ze duurt tussen de 4 en de 16 weken.


de symptoomloze fase

Gedurende enkele maanden tot jaren vertoont de kat geen enkele klinische verschijnselen en lijkt er met het dier niks aan de hand.


niet specifieke aandoeningen

Door de progressieve onderdrukking van het afweersysteem van de kat is deze gevoeliger voor allerlei infecties. Dikwijls ziet men chronische of wederkerende ontstekingen van de mondholte, bindvliesontsteking, infecties van de voorste luchtwegen en chronische diarree. Meestal worden katten in dit stadium voor het eerst bij de dierenarts aangeboden. De symptomen verergeren in een periode van maanden tot jaren.


AIDS

Een deel van de FIV katten ontwikkelt uiteindelijk een eindfase vergelijkbaar met de eindfase van AIDS bij de mens : sterke vermagering en een volledige ondermijning van het afweersysteem, waarbij een banale infectie, die elke gezonde kat de kop zou moeten kunnen indrukken, de dood van het dier kan betekenen.





Diagnose

De diagnose van FIV gebeurt in de praktijk door het opsporen van antistoffen tegen het FIV virus in het bloed. Omdat een kat er nooit in slaagt een infectie met FIV de kop in te drukken, betekent een positieve uitslag dat het dier levenslang drager en dus uitscheider van het virus zal zijn. De test is echter niet voor 100 % betrouwbaar.

Andere diagnosemogelijkheden bestaan wel maar zijn voor praktijkomstandigheden te omslachtig.



Behandeling / Bestrijding

Een specifieke behandeling tegen het FIV virus bestaat niet. Besmette dieren kunnen enkel geholpen worden door het behandelen van de secundaire infecties waarmee ze door hun gedaalde afweer te maken krijgen. Uiteindelijk gaat elke met FIV besmette kat dood.

Om verdere verspreiding van deze ziekte tegen te gaan wordt eigenaars van FIV besmette dieren best aangeraden deze katten binnen te houden. Uit studies blijkt dat in Nederland FIV voorkomt bij ongeveer 1 % van de gezonde katten, en bij 6 tot 8 % van de zieke katten.

Een vaccin tegen FIV is niet voorhanden.

links:

http://www.kattenplaza.nl/page/infokattenaids.php

http://pages.ivillage.com/sakee/fiv/ Verhaal van een besmette kat

Weetjes:

Inentingen

Het is niet wenselijk een FIV-kat jaarlijks te enten met een levend vaccin. De enting zou een crisis kunnen bewerkstelligen. Het advies wat ik kreeg was om, als ik nog wilde enten, 1x per 3 jaar te enten met dood vaccin.




Weerstand

Bij een FIV-kat is het belangrijk om de weerstand zo hoog mogelijk te houden. Daar kun je zelf op een simpele manier aan meewerken door er voor te zorgen dat de kat goed voer krijgt, goed ontwormd en ontvlooid is en zo min mogelijk wordt blootgesteld aan stress. Geef een kat met FIV geen rauw vlees!


Testen

De SNAP-test en de Elisatest zijn de meest gebruikelijke testen voor FIV. Daarnaast is er ook nog de zogenaamde PCR-test, dit is een test waarbij gezocht wordt naar het DNA van het virus in het bloed van de kat. Helaas zijn deze testen geen van allen 100% betrouwbaar, daarom is het verstandig om bij een positieve test een 2e andersoortige test te laten doen. Bij een negatieve uitslag is de kans dat de kat toch FIV heeft nihil, maar bij "risicokatten" (vechtende katten, kittens van besmette moeder) is het verstandig om toch nog een 2e andersoortige test te laten doen. In Utrecht wordt tegenwoordig ook de Western Blottest gedaan, helaas kun je deze (nog) niet zelf aanvragen. De Western Blottest wordt geacht de meest betrouwbare test te zijn, in principe geeft deze test 100% zekerheid (enkele uitzonderingen daargelaten).

Tijdens de terminale fase van FIV worden de meeste katten overigens negatief!
Merk en designkleding als nieuw! zie de link
http://shop.kapaza.nl/artemisonlineshop/page1/
pi_23236642
De ziekte van Aujeszky
De ziekte van Aujeszky is een virusziekte die zeer besmettelijk is voor alle varkensachtigen, waaronder hangbuikzwijnen. Ook andere dieren kunnen besmet raken, zoals runderen, schapen, honden en katten. De ziekte is ongevaarlijk voor de mens.
Symptomen
De ziekte van Aujezsky is lastig te herkennen bij dieren die tegen de ziekte zijn ingeënt, omdat de dieren nauwelijks ziekteverschijnselen hebben. Varkens die niet zijn gevaccineerd, kunnen van verschillende symptomen last hebben. Koorts, hoesten en problemen met de longen (kortom: verschijnselen van griep) komen het meeste voor. Hoe jonger de dieren, des te erger de verschijnselen. Heel jonge biggen kunnen stuipen hebben. Over het algemeen gaan alleen heel jonge biggen aan de ziekte dood. Drachtige zeugen kunnen een abortus krijgen.

Andere dieren dan varkens (zoals runderen, schapen, honden en katten) sterven aan een besmetting met de ziekte van Aujeszky. De verschijnselen bij deze diersoorten lijken op rabiës (hondsdolheid). Daarom wordt de ziekte in Engelstalige landen ook wel pseudorabies of mad itch genoemd.

Besmetting
De ziekte verspreidt zich gemakkelijk als de dieren met elkaar in aanraking komen (bijvoorbeeld als de besmette dieren worden vervoerd). Ook kan de ziekte overgedragen worden via indirecte contacten, dus door vuile vervoermiddelen, door personen, dieren of voorwerpen die met besmette dieren in aanraking zijn gekomen en daarna met niet besmette dieren. Tenslotte verspreidt de ziekte van Aujeszky zich op korte afstanden, zelfs via de lucht.

Verspreiding
Aujeszky komt sinds enkele jaren niet meer in Nederland voor. De ziekte wordt bestreden met een verplicht vaccinatieprogramma (bij verordening van de Productschappen Vee, Vlees en Eieren).

Bij katten:
De ziekte van Aujeszky herken je aan geen eetlust, ongewoon gedrag en gewichtsverlies. Je kunt je kat helaas niet tegen de ziekte laten inenten en als je kat het eenmaal heeft is er geen kans op genezing. De ziekte is niet overdraagbaar op de mens.

links:

http://www.agris.be/nl/va(...)aujeszky1.10.98.html

http://www.niwi.knaw.nl/nl/oi/nod/onderzoek/OND1250616/

http://www.minivarkens.com/ziektes/aujeszky.asp

LET OP: GEEF JE HOND OF KAT NOOIT VARKENSVLEES. HIERDOOR KUNNEN ZE NAMELIJK BESMET RAKEN. Voor de rest is deze ziekte zeer zeldzaam.
Merk en designkleding als nieuw! zie de link
http://shop.kapaza.nl/artemisonlineshop/page1/
pi_23236793
Kattenpokken:

Kattenpokken is een onschuldige maar vervelende ziekte, waartegen je kat niet kan worden ingeënt. Het is besmettelijk voor mensen. Je kunt de ziekte herkennen aan pustels en zweren op de kop, poten en het lichaam.

Helaas is er over deze ziekte vrij weinig informatie te vinden. Ik neem aan dat het te vergelijken is met waterpokken.
Merk en designkleding als nieuw! zie de link
http://shop.kapaza.nl/artemisonlineshop/page1/
pi_23237153
Hondsdolheid of Rabies

Algemeen:

Het virus dat deze ziekte veroorzaakt infecteert cellen van het centraal zenuwstelsel en vermeerdert zich daarin. Het virus heeft een uitgesproken voorkeur voor bepaalde delen van de hersenen, afhankelijk van de diersoort. Daardoor zien we voor de diersoort kenmerkende verschijnselen.

De incubatietijd (= het tijdperk dat ligt tussen het binnendringen van het virus en het uitbreken van de ziekte) kan van een paar weken tot zelfs twee jaar variëren. De infectie wordt via speeksel en bloed overgebracht.

Uiten de symptomen van de ziekte (de dolheid) zich eenmaal, dan is er niets meer tegen te doen.

Symptomen:

bij de hond:

Er zijn drie stadia te onderscheiden, t.w.:

-Het melancholieke stadium.

Het karakter van de hond verandert en hij kwijlt.

-Het exitatie stadium.

De hond bijt overal in, loopt weg van huis en blaft hees, schuimbekken.

-Het paralytisch stadium.

De hond raakt verlamd, beginnend bij de onderkaak, die gaat afhangen.

Na vijf tot zes dagen is de hond dood

Bij de kat:

Trekt zich terug. Als de kat wordt gestoord, valt hij aan in de richting van het gezicht en krabt en bijt. Na enkele dagen treden verlammingen op en sterft het dier.

Bij herkauwers:

Produceren veel speeksel, wankelen en hebben soms likzucht. Tamme dieren worden wild en wilde dieren worden tam en zoeken de mens op.

Handeling:

Er zijn geen medicijnen ter genezing. Van hondsdolheid verdachte huisdieren eventueel opsluiten (dit is gevaarlijk werk!) en politie of dierenarts waarschuwen.

Van hondsdolheid verdachte wilde dieren met rust laten (!) en de politie waarschuwen.

Indien een mens door een van hondsdolheid verdacht dier is gebeten, dan de wond reinigen met veel water, groene zeep en een borstel. Daarna natuurlijk naar de dokter.

Voorkomen:

Dieren - en ook mensen - kunnen tegen deze ziekte worden ingeënt.

LET OP: DIT VIRUS IS ZEER GEVAARLIJK, OOK VOOR DE MENS EN KAN SNEL TOT DE DOOD LEIDEN!!! DAAROM NA EEN BEET VAN EEN ZOOGDIER ALTIJD DIRECT NAAR DE ARTS GAAN VOOR EEN INENTING!!!



Razernij, een mysterieuze en gevaarlijk ziekte, die bij de meeste mensen het beeld
oproept van een woeste schuimbekkende hond die alles en iedereen aanvalt.
Even dit mysterie ontrafelen, en enkele tips i.v.m. deze ziekte.

Razernij is een ziekte die veroorzaakt wordt door een virus. Het virus kan elk zoogdier
aantasten, inclusief de mens. Dus niet alleen vos, hond en kat, maar ook wilde knaagdiertjes, herten, wolven, everzwijnen, schapen, koeien etc...

Eens het zoogdier besmet met het virus, kan het lang duren vooraleer de symptomen
tot uiting komen (tot maanden). De symptomen zijn vooral zenuwverschijnselen: het virus
tast immers via de zenuwbanen het centraal zenuwstelsel aan. Afhankelijk van welke
kernen in het centraal zenuwstelsel worden aangetast door het virus, zullen zenuwsymptomen
zichtbaar worden.
Het meest voorkomende verschijnsel is verandering van het karakter: dieren die van nature
schuw zijn, worden overmoedig. Zo komt het dat vossen, wilde knaagdieren, etc. die normaal
de mens uit de weg gaan, bij contact met de mens of de bewoonde wereld, niet meer weglopen
en ev. kunnen aanvallen en aldus andere dieren kunnen besmetten zoals hond, kat, koe,
schaap, paard of mens.
Een ander veel voorkomend symptoom is speekselen, dit komt omdat het speeksel niet meer
kan weggeslikt worden door verlamming van spieren in de keel. Uiteindelijk zullen andere spieren verlamd geraken en sterfte treedt op. Het aangetaste dier met uiterlijke symptomen zal altijd sterven aan de infectie. De besmetting gebeurt meestal via een beetwonde. Het besmette dier scheidt immers het virus uit via het speeksel, en door het bijten komt het besmet speeksel via de beetwonde in het lichaam van het slachtoffer.
Het hoeft niet altijd echt via bijten te gaan: zo kan de dierenarts of de landbouwer zichzelf besmetten door o.a. mondonderzoek bij een besmet rund of schaap: immers contact
van het besmet speeksel met een verse wonde op de hand van de onderzoeker is een natuurlijke besmettingsweg.

Het virus is alom verspreid over de ganse wereld.
Tot nu toe is de situatie in België als volgt: het virus wordt sporadisch opgemerkt
in het vlaamse landsgedeelte, maar er leven hier geen "reservoirs", d.w.z. er zijn geen
dieren die het virus herbergen en overzetten.
In het franstalig landgedeelte, onder de Maas-Samber-lijn bestaan wel reservoirs, zoals
de vos en wilde knaagdieren, zodat het virus zich kan onderhouden en verspreiden.
In Europa en Canada zijn vos en knaagdieren eveneens de reservoirs. In Azië, Afrika en
Amerika, zijn de hond en de vleermuis de reservoirs voor het virus.
Zoals boven vermeld verloopt de infectie fataal. D.w.z. eens het virus in het centraal
zenuwstelsel beland is, met symptomen van karakterverandering (overmoed, agressie, etc.)
en allerhande verlammingen, is er geen behandeling meer mogelijk.

Men kan nog wel behandelend optreden wanneer het virus in de wonde zit of nog aan het
migreren is in de zenuwbanen. Er wordt dan specifiek antiserum (immuunserum) toegediend.
Dwz men injecteert specifieke antistoffen (afweerlichamen) in het lichaam, die het virus
kunnen neutraliseren en onschadelijk maken. Dit wordt uiteraard gedaan bij de mens die gebeten is door een verdacht dier (hond,kat,schaap, vos, koe, knaagdier...).
Wanneer zo'n gebeten mensen meteen naar de dokter gaat, kan zelfs nog een echte
vaccinatie hulp bieden: een vaccin stimuleert de aanmaak van antistoffen in het lichaam.
Dit duurt uiteraard wel wat langer dan meteen de antistoffen toe te dienen.


Wat wordt er nu gedaan om die toch vrij gevaarlijke ziekte in te dijken ?

1) vaccinatie
Het is verplicht in alle landen (in België in alle campings en beneden de Maas-Samber-lijn)
om alle huisdieren : hond en kat te vaccineren tegen rabies.
Zodoende wordt het infectiegevaar voor de mens geminimaliseerd.

2) de "reservoirs" worden ook gevaccineerd: lokaas met hierin een oraal vaccin wordt
op strategische plaatsen gelegd, zodat de vossen en aaseters automatisch gevaccineerd
worden tijdens het verorberen van het lokaas.
Op deze manier worden de "reservoirs" van het virus virusvrij gemaakt.

3) Mensen die tot de risicogroepen behoren, zoals de dierenarts, de landbouwer,
boswachter etc. worden eveneens gevaccineerd.


TIPS voor de wandelaar in het waals landgedeelte of het buitenland:

1) Dieren die van nature mensenschuw zijn, en nu blijven staan wanneer u eraan
komt zijn verdacht. Het gaat dus niet alleen om vossen, doch ook andere zoogdieren
zoals konijnen, eekhoorntjes etc.
Blijf van deze dieren ver uit de buurt en waarschuw boswachter/politie waar u het dier
hebt opgemerkt.

2)Laat uw hond of kat nooit snuffelen aan of eten van krengen van een knaagdier ed
tijdens de wandeling in de natuur.

3) Zorg dat de (wettelijk verplichte !!) hondsdolheidsvaccinatie van uw hond of kat in
orde is bij verblijf in het buitenland of in België (camping of Wallonie).
Deze vaccinaties moeten minimaal 1 maand op voorhand in orde gebracht worden als het
over een primovaccinatie gaat (1ste vaccin)

4) Indien u gebeten wordt door een autochtone hond/kat of ander dier dat er verdacht
uit ziet, moet u meteen de wonde grondig uitwassen, ontsmetten en naar de dokter gaan.

Bij de mens:
Klachten en verschijnselen
Na de incubatietijd is er meestal eerst een tintelend gevoel op de plaats van de beet. Verder kunnen gewaarwordingen van verhoogde gevoeligheid van de huid optreden. Algemene verschijnselen kunnen zijn: temperatuurschommelingen, hevige geïrriteerdheid en perioden van verwarring die worden afgewisseld met rustige perioden.
Een karakteristiek verschijnsel is het ontstaan van een speekselvloed die de patiënt moeilijk door kan slikken. Het speeksel van een geïnfecteerd persoon kan besmettelijk zijn voor anderen.
In een volgend stadium van de ziekte kunnen verlammingsverschijnselen optreden die uiteindelijk resulteren in de dood.
Indien in geval van een beet niet zeker is of het betreffende dier besmet is met het hondsdolheidvirus, zal het dier enkele dagen - het liefst door een dierenarts - moeten worden geobserveerd.

Medicatie




Ernst en beloop
De incubatietijd (de tijd tussen de beet en de eerste verschijnselen) van hondsdolheid is gemiddeld zo'n drie tot zeven weken. Indien de ziekte niet behandeld wordt, volgt de dood in de meeste gevallen binnen 7 tot 25 dagen na de eerste verschijnselen.


Preventieve maatregelen
Enkele algemene regels:
1. honden aan de lijn,
2. houdt kleine kinderen vandaan bij (agressieve) dieren,
3. benader geen wilde dieren en raak ook geen dode dieren aan.



Behandeling
Vaccineren tegen het rabiësvirus geschiedt in 5 doses. Hiervan zal de eerste dosis zo snel mogelijk na de (mogelijke) infectie gegeven moeten worden. De overige 4 doses worden in de aansluitende periode van 28 dagen gegeven. Omdat het vaccin bestaat uit geïnactiveerde en dode virusdeeltjes, kunnen er milde ziekteverschijnselen ontstaan na een vaccinatie (koorts, misselijkheid en hoofdpijn). Behalve dergelijke algemene verschijnselen kan het vaccin ook lokale huidirritatie geven na het toedienen.
Voor hondsdolheid bestaat een meldingsplicht door de arts bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne (RIVM) in Bilthoven.

links:

https://www.medlook.nl/do/DetailDiseaseInit?pk=1006370805927

http://www.travelclinic.c(...)SubCat/49/Product/52

http://www.minvws.nl/persberichten/iz/rabis.asp

In nederland komt deze ziekte vrijwel niet voor. neem echter geen onnodige risico's!!!


[ Bericht 0% gewijzigd door leviathanfd op 11-11-2004 11:22:41 ]
Merk en designkleding als nieuw! zie de link
http://shop.kapaza.nl/artemisonlineshop/page1/
pi_23237441
Toxoplasmose

Toxoplasmose of De kattenziekte


Toxoplasmose, ook nog de “kattenziekte” genoemd, wordt veroorzaakt door een parasiet, Toxoplasma gondii.
De kat is wat men noemt de gastheer van deze parasiet. Toxoplasmose verspreidt zich dan ook vooral via katten, meer in het bijzonder via hun uitwerpselen. Een kat met toxoplasmose produceert miljoenen toxoplasma-kysten.
Een kyste is een doosje met een harde wand waarin de parasieten als in een soort cocoon beschermd worden. Deze kysten komen in de grond terecht, waar ze lange tijd kunnen overleven. Via tuinieren en via het eten van ongewassen, rauwe groenten kan men dan een besmetting oplopen.
Naast katten, besmet Toxoplasma ook schapen en varkens. Uit onderzoek blijkt dat tot 30% van het schapenvlees en 10 tot 15% van het varkensvlees toxoplasmose-kysten bevat. Het betreft dan wel vers, rauw vlees, want van zodra het vlees ingevroren of goed doorbakken wordt, sterven de kysten af.

“Dat toxoplasmose tijdens de zwangerschap in België nog relatief frequent voorkomt - bij naar schatting twee kinderen per 1.000 geboorten - heeft vooral met onze voedingsgewoonten te maken,” zegt prof. Dr. Walter Foulon, gynaecoloog in het AZ VUB, die van de toxoplasmoseproblematiek zijn stokpaardje heeft gemaakt. “België en Frankrijk zijn koplopers wat het voorkomen van toxoplasmose bij pasgeborenen betreft, terwijl de ziekte in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten nauwelijks gekend is. Dat komt omdat Britten en Amerikanen quasi geen rauw vlees eten terwijl Belgen en Fransen dat wel doen,” zo meent Dr. Foulon


Besmetting
De mens kan zich besmetten door het eten van rauw vlees of onvoldoende gewassen groenten. Indien de besmetting gebeurt tijdens de zwangerschap kan dit aanleiding geven tot zware afwijkingen bij de baby. Anderzijds kan een vroeger opgelopen infectie heropflakkeren bij een verzwakking van het afweersysteem, bvb. AIDS.
Besmetting van mens op mens komt niet voor. Ook rechtstreekse overdracht van dier op mens (bv door aaien) is niet waarschijnlijk.


Toxoplasmose gevaarlijk bij zwangerschap
Toxoplasmose is meestal een ongevaarlijke infectie, tenzij ze optreedt tijdens de zwangerschap. Met eenvoudige preventieve maatregelen kan men het risico op ernstige afwijkingen bij het kind wel sterk verminderen. Momenteel wordt gewerkt aan een vaccin, maar dit is nog toekomstmuziek.

In België heeft zowat de helft van de zwangere vrouwen toxoplasmose gehad voor ze zwanger werden. Zij hebben antistoffen en zijn voor hun verdere leven tegen de ziekte beschermd. De andere helft heeft geen toxoplasmose-antistoffen en moet zich tijdens de zwangerschap tegen besmetting beschermen. Een vaccin tegen de ziekte bestaat immers niet.

Wie door de parasiet besmet wordt, merkt het meestal niet. U bent hoogstens enkele dagen wat lusteloos, een beetje moe en vertoont wat opgezwollen klieren.
Een besmetting is alleen gevaarlijk tijdens de zwangerschap omdat de parasiet kan doordringen tot bij de foetus en daar behoorlijk wat schade kan aanrichten. Een foetus heeft immers nog geen goed ontwikkeld afweersysteem, waardoor Toxoplasma de kans krijgt om zich volop te vermenigvuldigen, wat kan uitmonden in ernstige afwijkingen bij het kind.
Mentale achterstand, ernstige oogafwijkingen tot blindheid, een waterhoofd of juist een veel te klein hoofd… In zeer ernstige gevallen sterft de foetus.


Wat doen om toxoplasmose te voorkomen in de zwangerschap?
Volgens Prof. Foulon kan men met enkele eenvoudige preventieve maatregelen zeker twee derde van de gevallen van toxoplasmose bij pasgeborenen vermijden.

• Het is niet nodig om de kat uit huis te doen. Katten lopen ook slechts één keer in hun leven toxoplasmose op en scheiden vervolgens gedurende enkele weken de besmettelijke toxoplasmakysten af. Omdat u niet kan weten of uw dier de ziekte heeft, is het echter beter het zekere voor het onzekere te nemen. Aanstaande moeders moeten ten allen prijze vermijden in aanraking te komen met de uitwerpselen van de kat. De kattenbak schoonmaken is dus een klus die u beter aan anderen overlaat.
• Rauwe groenten moeten gewassen worden voor ze op tafel komen. Gewoon wassen volstaat. Was wel uw handen nadat u de groenten gewassen hebt, want de kysten kunnen op de handen blijven kleven. Door de handen te wassen spoelt u ze er weer gemakkelijk af.
• Voor en na het manipuleren van vers vlees, dient u uw handen eveneens goed te wassen. Eet tijdens de zwangerschap liever geen rauw vlees, maar verhit het tot het van kleur verandert.
• Aanstaande moeders die willen tuinieren, moeten handschoenen dragen.
• Het heeft geen enkele zin om jonge meisjes veel met katten te laten omgaan, opdat ze de infectie zouden oplopen voor ze ooit zwanger worden.

op een rijtje:
• Was je handen voordat je voedsel klaarmaakt of gaat eten.
• Verschoon vaatdoekjes en de handdoek in de keuken regelmatig, bijvoorbeeld twee keer per week.
• Gebruik bij voorkeur een keukenrol.
• Gebruik schone materialen (zoals aanrecht, kom, snijplank, messen).
• Was de groenten goed.
• Houd rauwe etenswaren en gebruikt keukengerei gescheiden van elkaar.
• Was je handen na het aanraken van rauw vlees.
• Leer kinderen dat ze hun handen moeten wassen voordat ze gaan eten.

Voor zwangeren gelden bovendien de volgende adviezen:

• Eet geen (half-)rauw vlees.
• Verhit het vlees door en door.
• Was alle groenten zorgvuldig.
• Draag handschoenen bij het tuinieren.
• Laat de kattenbak dagelijks schoonmaken


Bescherming


Een toxoplasmose-infectie tijdens de zwangerschap betekent nog niet dat uw kind ernstige afwijkingen zal vertonen. Het risico dat de parasiet de foetus bereikt en aantast, hangt van verschillende factoren af, o.a. van het tijdstip in de zwangerschap dat u besmet werd.
Hoe vroeger in de zwangerschap, hoe kleiner de kans dat uw kind besmet wordt. Naar schatting bedraagt het risico dat de parasiet de foetus bereikt :
10% in het eerste zwangerschapstrimester,
25 - 30% in het tweede trimester en
60 - 70% in het derde trimester.

Maar zelfs indien de foetus besmet wordt, betekent dit nog niet met zekerheid dat het kind een ernstige handicap zal hebben. In dit geval geldt het omgekeerde: hoe vroeger de foetus besmet werd, hoe groter de kans op ernstige letsels.

“Een vrouw zonder toxoplasmose-antistoffen die griepachtige klachten heeft tijdens de zwangerschap, moet zich onmiddellijk laten onderzoeken op toxoplasmose,” vindt prof. Foulon. “En wel omdat een behandeling met antibiotica de kans dat de parasiet de foetus besmet sterk kan verminderen. Hoe vroeger met de antibioticakuur gestart wordt, hoe groter de kans op succes." Volgens een recente Europese studie waaraan dr. Foulon meewerkte, zou een vroegtijdige behandeling de toxoplasmose-letsels kunnen tegenhouden in 70 tot 90% van de gevallen.

Uiteindelijk zetten 9 vrouwen op 10 die toxoplasmose doormaken in de zwangerschap, toch nog een gezonde boreling op de wereld.

Minder goed nieuws is evenwel dat de helft van deze schijnbaar gezonde borelingen voor hun 20ste levensjaar ernstige oogletsels ontwikkelt. “Deze laattijdige letsels kunnen we helaas niet voorkomen,” besluit prof. Foulon. “Kinderen die besmet werden in de moederbuik, blijven hun verdere leven de toxoplasmosekysten met zich meedragen. Zwakt hun weerstand af, dan kan de infectie opflakkeren, met alle gevolgen vandien.”

LET OP: DEZE ZIEKTE LEIDT BIJ KATTEN MEESTAL NIET TOT PROBLEMEN. DEZE ZIEKTE IS ECHTER GEVAARLIJK VOOR ZWANGERE VROUWEN!!!

Bij de kat:

Oorzaak: Veroorzaakt door Toxoplasma gondii, een intracellulaire protozo die nagenoeg alle warmbloedige dieren inclusief de mens kan infecteren.

Enkel katachtigen zijn eindgastheer. Toxoplasmose is een zeer belangrijke zoönose, door congenitale overdracht kan de foetus ernstig beschadigd worden en als opportunistische parasiet is T. gondii een gevreesde infectie bij HIV patiënten.


Voorkomen: Kosmopoliet en endemisch in zowat alle streken ter wereld. In België zijn 50 à 70% van de katten besmet met Toxoplasma.


Komt voor in 3 vormen:
a. de tachyzoiet: intracellulaire, zich snel vermenigvuldigende vorm.
b. de bradyzoiet: traag vermenigvuldigende vorm in weefselcysten, die zich intracellulair in spieren, organen en zenuwweefsel ontwikkelen.
c. de oöcysten: eindproduct van de entero-epitheliale cyclus (=coccidiomorfe cyclus) bij katachtigen. Deze oöcysten zijn niet gesporuleerd wanneer uitgescheiden, maar sporuleren en worden infectieus in de buitenwereld op 2-5 dagen.


Oöcysten

Tachyzoieten



De kat besmet zich voornamelijk door predatie van knaagdieren of vogels, besmet met weefselcysten. De kat-knaagdieren cyclus kan als reservoir van de infectie beschouwd worden. Nochtans kan de kat zich ook besmetten door het eten van rauw besmet slachtafval of vlees; of door accidentele opname van gesporuleerde oöcysten uit het milieu. Deze laatste infectieweg veroorzaakt slechts in 1/5 van de gevallen uitscheiding van oöcysten terwijl infectie door carnivorisme dat in de meeste gevallen veroorzaakt.

De kat is een belangrijke bron van infectie voor het vee, door uitscheiding van oöcysten in het milieu en voor de mens door contaminatie van bodem en water met oöcysten (tuinieren, groenten).

De meeste infecties verlopen subklinisch. Ziekte komt vooral voor bij jonge katten; transplacentaire infectie is mogelijk maar het belang ervan is niet bekend.





Symptomen: Belangrijkste symptomen van klinische toxoplasmose zijn:
koorts (40.0°C tot 41.7°C), dyspnee en polypnee (longoedeem en congestie)
icterus en abdominale klachten (diffuse necrotiserende hepatitis)
uveitis en retinochoroiditis.
Pathogenesis: Het voorkomen van symptomen hangt af van:
de immunocompetentie van de gastheer: foeti, kittens en dieren die door intercurrente infectie (FIV) of medicatie (corticosteroiden) zijn verzwakt, zijn vatbaarder.
de virulentie van de stam van T. gondii: er bestaan verschillende genotypes met virulentieverschillen.
Diagnose: Diagnose van klinische toxoplasmose is moeilijk. Ze is gebaseerd op klinische symptomen, het aantonen van oöcysten in de faeces en het bepalen van antistoffen:
uveitis gecombineerd met koorts, ademhalingsproblemen en abdominale klachten.
oöcysten aan te tonen met zout of suiker flotatietechniek: 12x10 µ groot en subsferisch. Te onderscheiden van de grotere Cystoisospora spp en de gesporuleerde Sarcocystis spp oöcysten.
Het onderscheid met de niet pathogene Hammondia hammondi is niet mogelijk. De uitscheidingsperiode is kort (gemiddeld 7-12 dagen, maximaal 21 dagen) en gaat meestal niet gepaard met diarree. Bij klinisch zieke dieren vindt men meestal geen oöcysten in de faeces.
de meeste technieken detecteren IgG antistoffen. Deze kunnen aangetoond worden door middel van agglutinatie- technieken, IFAT, ELISA etc. Een viervoudige stijging van de antistoftiter in gepaarde sera (2 à 3 weken tussen staalnamen) duidt op recente infectie. Na infectie blijven IgG antistoffen meestal levenslang aantoonbaar en zijn daardoor een indicatie van vroegere infectie. Levenslange immuniteit is meestal de regel zodat het aantonen van IgG antistoffen ook op immuniteit tegen heruitscheiding van oöcysten wijst.

Behandeling: Clindamycine is het meest efficiënte geneesmiddel (10 - 12 mg/kg oraal of IM, 2 x daags gedurende 4 weken)

ook de combinaties van:


pyrimethamine (0,25 - 0,5 mg/kg) + sulfonamide (30 mg/kg), oraal, 2 maal daags gedurende 2 à 4 weken
-trimethoprim + sulfadiazine (15 mg/kg oraal, 2x/dag gedurende 4 weken)
kunnen gebruikt worden. Men moet echter wel rekening houden dat deze producten beenmergsuppressie veroorzaken; daarom is het aangewezen om foliumzuur (5 mg/dag) of gist (100 mg/dag) tijdens deze behandeling te verstrekken.


Preventie: Een vaccin is niet beschikbaar in België. Preventie van infectie bij katten die niet buitenkomen kan gebeuren door ze enkel commerciële voeding te verstrekken. Diepvriezen en voldoende verhitten van vlees vernietigt weefselcysten. Infectie vermijden bij katten die op prooien jagen is moeilijker. Knaagdieren moeten bestreden worden. Oöcysten zijn zeer resistent en kunnen tot meer dan een jaar in de bodem overleven. Door uitdroging en zonlicht kunnen ze echter snel vernietigd worden. Hygiëne van de kattebak bestaat uit dagelijks verversen, en zorgvuldige eliminatie van de inhoud; ontsmetting kan met kokend water en quaternaire ammoniumverbindingen.

links:
http://www.gezondheidsnet.nl/display.php?categoryID=1174

http://www.erfelijkheid.nl/zwangerschap/toxoplasmose.php

Merk en designkleding als nieuw! zie de link
http://shop.kapaza.nl/artemisonlineshop/page1/
pi_23238583
Ringworm/ huidschimmel

Waardoor wordt huidschimmel veroorzaakt ?
Schimmel bij de kat wordt meestal veroorzaakt door de huidschimmel (dermatophyt): "Microsporum Canis". De schimmel veroorzaakt de meeste problemen bij de kat, maar infecteert ook hond, konijn en mens !. (Het ironische is dat de vlooien bij de hond meestal kattenvlooien (Ctenocephalides Felis) zijn , maar "in ruil" daarvoor is de schimmel van de kat de hondenschimmel ("Canis"= hond). Hond en kat betalen elkaar netjes met gelijke munt terug :-) )

Zijn alle katten even vatbaar voor schimmel ?
Zowel korthaar als langhaar katten zijn even vatbaar. Bij korthaar katten verloopt de infectie in de regel kortstondig (na behandeling) en hevig. Het voordeel bij de korthaar kat is dat de plekken meestal duidelijk herkenbaar zijn als ronde plekken. Aan deze ronde vorm is de Nederlandse naam ringworm of de Vlaamse naam Catharina wiel ontleend. Soms zijn de plekken echter veel moeilijker te ontdekken omdat de symptomen veel vager zijn, nl wat kalende en soms alleen wat schilferige plekjes. Bij langhaarkatten vallen de plekken vaak nog minder op omdat de overige lange haren de kalende plekken bedekken. Nadat de schimmel verdwenen is is de kat meestal immuun voor herinfectie, hetzelfde geldt meestal voor mensen.

Waarom vormen huidschimmels bij de kat soms zo'n probleem ?
Bij langhaar katten is de infectie dus veel moeilijker te zien. In catteries waar de schimmel een chronisch probleem is, levert de verkregen immuniteit nog een extra probleem op. De geinfecteerde dieren krijgen nog maar hele lichte symptomen en zijn als zodanig bijna niet meer van de niet besmette katten te onderscheiden (we noemen dit soort onopvallend besmette dieren: "dragers"). Zeker bij langharige katten is het vinden van dragers moeilijk. De problemen komen dan vaak pas aan het licht als er een nestje met kittens geboren wordt. Deze nog niet immune en meest vatbare kittens krijgen dan "ineens" schimmelplekken, soms zelfs pas bij de nieuwe eigenaar. Als er in dat huishouden geen andere katten zijn/waren wordt dan ook pas duidelijk dat er in de catterie van de fokker (nog steeds) ergens dragers moeten zijn.

Hoe wordt de diagnose "schimmel" pas echt gesteld ?
Een kat met ronde kale plekken is sterk verdacht van schimmel. Onder de microscoop kan de dierenarts in haren afkomstig van de "kale" plekken typische schimmelsporen aantreffen waarmee de diagnose bevestigd is. Het lukt echter lang niet altijd dit soort typische door schimmel aangetaste haren die vol zitten met schimmelsporen aan de zijkanten, aan te tonen. Zeker in chronische gevallen is het aantal aangetaste haren laag en zijn deze onder microscoop slecht aantoonbaar.
Ongeveer 40% van de huidschimmels lichten groen op (fluorescerend) onder UV licht. De dierenarts plaatst voor deze test de kat in het donker en schijnt er met een UV lamp op. Deze test is echter niet 100% foutloos. Enerzijds kunnen nl. ook andere zaken (jodium etc) fluoresceren en anderzijds fluoresceert (groen oplichten) 60% van de schimmels niet. Maar het blijft een handig hulpmiddel.
Verder kan de dierenarts een schimmelkweekje maken. Hiervoor zijn instant-testjes zoals bijvoorbeeld de dermatophyt test zoals op het plaatje. Het aflezen hiervan berust op een kleuromslag van de kweekbodem van geel naar rood. Echter ook andere schimmels zorgen na verloop van tijd zo'n omslag als de voedingsbodem na enige tijd uitgeput raakt. Dus aflezen voor de 10e dag is essentieel.

Hoe spoor ik "dragers" op ?
Dragers kunnen worden opgespoord door met een nieuwe /steriele tandenborstel ze te "kammen" en daarna deze monsters op te sturen voor een langdurige kweek op zgn Saboeroud Agar. De kweek hiervan kan tot drie weken duren en vindt plaats in een extern laboratorium

Wat is de therapie ?
Therapie bestaat uit 6 weken griseofulvine tabletten in een dosering van 60mg/kg lichaamsgewicht. Dit medicijn MOET met vet eten worden ingenomen. Het probleem van griseofulvine is dat het langdurig gegeven moet worden in hoge doseringen en dat het middel bij drachtige poezen misvormde vruchten veroorzaakt als het gegeven wordt in het eerste 3e gedeelte van de drachtigheid. Naast de pillen moeten de dieren ook worden gewassen met een imaverol (econazole) oplossing.Over het gebruik van Itraconazole (Trisporal) bestaat nog wat discussie. In principe werkt ook dat goed.
Een nieuwe en veelbelovende ontwikkeling is de behandeling met Program (luferon). Dit middel is oorspronkelijk ontwikkeld als antivlooienmiddel. Omdat de huid van de vlo en de celwand van de schimmel beiden chitine bevatten en het middel luferon hier op inwerkt kwamen onderzoekers op het idee om het middel ook te proberen als antischimmel middel. Met zeer goede resultaten. Een eenmalige behandeling met Program in 1-1.5 de normale dosering leidde bij 95% van de dieren tot het verdwijnen van de schimmel(plekken). Ca. 5% moest nog een 2e behandeling na 4 weken hebben. Het middel is voorzover we weten niet schadelijk voor drachtige dieren. Tegelijkertijd wassen met imaverol verminderd de besmettelijkheid van de schimmel voor de omgeveing sterk.

Het probleem van de "dragers" .
Dragers en hiervan verdachte dieren moeten worden geisoleerd, liefst kaalgeschoren (beter behandelbaar), worden gewassen en grondig en langdurig behandeld worden via bovenstaande methode. Voordeel is wel dat je een afdoende vlooienbestrijding en een antischimmelbehandeling met 1 middel kunt combineren. De grootste valkuil vormen de dieren met een onderliggende immuniteitsstoring door het FIV/of FeLV virus en niet opgespoorde dragers die stiekum schimmelsporen blijven verspreiden in de catterie. Ook heel jong geinfecteerde dieren ontwikkelen vaak onvoldende weerstand en kunnen soms drager blijven.

Hoe belangrijk is hygiene ?
Hygiene is zeer belangrijk. Hoe meer oud stof en oude schimmelsporen bevattende haren in huis of hokken achterblijven: hoe moeilijker het is om van een catterie infectie af te komen. Maar meestal ligt de oorzaak bij chronische problemen echter in het door elkaar laten lopen van dragers en gezonde/onder behandeling zijnde katten alsmede besmette borstels etc. Huidschimmels van dieren zijn ook zeer besmettelijk voor mensen. Vooral op ontblote onderarmen, benen en hals kunnen mensen makkelijk rode ronde plekken krijgen van de schimmel. Raadpleeg in zo'n geval uw huisarts én uw dierenarts.

Hoe groot is de kans op genezing?
De kans op genezing bij niet immuun gestoorde dieren is vrijwel 100% bij een consequent uitgevoerde behandeling en goede thuishygiene. Het "nieuwe"middel Program kan daarbij een goede hulp zijn.


Deze aandoening veroorzaakt bij de mens de bekende ringworm. Een irriterende huidinfectie veroorzaakt door besmetting via een kat.





links:
http://www.uwdierenkliniek.nl/bib-schimmel.htm

http://www.kattenplaza.nl/page/infohuidschim.php
Merk en designkleding als nieuw! zie de link
http://shop.kapaza.nl/artemisonlineshop/page1/
pi_23238907
Tetanus:

Tetanus wordt veroorzaakt door een sporevormende bacterie, te weten Clostridium tetani. Deze bacterie komt wereldwijd voor. De sporen van de bacterie zijn enorm resistent tegen omgevingsinvloeden. De gewone desinfecterende middelen werken niet tegen de sporen. In zuurstofarme omgeving ( anaëroob), ontwikkelen de sporen zich tot bacteriën. Deze bacteriën produceren een stof, het tetanospasmin oftewel het tetanus toxine.

Tetanus komt sporadisch bij de hond voor, bij de kat zeer zelden.

Symptomen: de klinische symptomen ontstaan vanaf 5 dagen tot soms enkele maanden nadat sporen via een wond het lichaam zijn binnengedrongen. Het is heel bekend dat de wond reeds geheeld is op het moment dat de klinische symptomen zich presenteren. Bij de acutere situaties kunnen duidelijke necrotiserende wonden zichtbaar zijn, soms is de wond slecht een 'steekwond' tgv een doorn of zoiets. Er wordt onderscheid gemaakt tussen gelokaliseerde tetanus en de gegeneraliseerde vorm. 1. Gelokaliseerd: - milde stijfheid van de spieren of poot het dichtst bij de wond, lichte spierkrampen - milde zwakte en incoördinatie - kan spontaan herstellen of doorgaan in de ernstiger vorm afhankelijk van de hoeveelheid toxine die het centrale zenuwstelsel bereikt.

2. Gegeneraliseerd: - staart staat stijf - alle 4 de poten staan stijf, zodat het dier een houten klaas lijkt - terugtrekken van de oogleden ( sardonische blik) - oren stijf omhoog - omgetrokken voorhoofd - grijns omdat de mondhoek naar achteren getrokken wordt - kaakklem, oftewel moeite om de bek te openen, gaat gepaard met speekselen en moeilijk eten en drinken - krampen (convulsies), kan alleen de poten zijn, maar meestal het hele lichaam - koorts - stimulatie (vaak tgv geluid of aanraken) kan de krampen starten (vergelijkbaar als in een strychnine vergiftiging) - als de larynx en ademhalingsspieren ook aangetast worden krijgt het dier het benauwd en kan sterven

Diagnostiek: Het vaststellen van tetanus, wordt met name gebaseerd op de klinische symptomen en het uitsluiten van de andere oorzaken. Afhankelijk van de symptomen denken we hierbij aan vergiftigingen met lood, of strychnine, in een aantal gevallen aan epilepsie of bij zogende teven aan tetani ( calcium-tekort in bloed). Ook een hersenvliesontsteking( meningitis) behoort tot de mogelijkheden. Onderzoek en kweek van ruggemergs-vloeistof kan daarom zinvol zijn. Bloedonderzoek is bij tetanus meestal normaal. Als het dier echter forse stuipen heeft en er dus ook reden is om aan te nemen dat de spieren beschadigd zijn dan kunnen bepaalde enzymen in het bloed toegenomen zijn. Op dat moment kan ook spiereiwit (myoglobine) in de urine gevonden worden. Serologisch onderzoek naar antistoffen is vaak negatief. Het kweken van de bacterie uit de wond is vaak ook moeilijk.

Behandeling: De behandeling van de ziekte kan enige tijd duren, soms duurt het weken voordat het dier bijvoorbeeld zelf weer kan eten en drinken. Gedurende deze periode is behandeling dmv voedingssondes nodig om het dier in leven te houden. De prognose hangt volledig af van de hoeveelheid toxine wat aan de zenuwen gebonden is. Om verdere opname van toxinen te voorkomen is het bij vieze wonden nodig om deze goed ruim schoon te maken en afwijkend weefsel weg te halen. Bij dieren met krampen kunnen ze het best in een rustige, duistere omgeving gehouden worden, op een zachte ondergrond. Medicatie ter vermindering van de krampen is vaak nodig 9valuim bijvoorbeeld). Omdat de dieren vaak zwak zijn worden ze meestal ook aan een infuus gezet om het evenwicht van de mineralen te herstellen. Toedienen van tetanus antistoffen zorgt ervoor dat het toxine aangepakt wordt. Omdat dit immuunglobulinen zijn dient eerst wel even op mogelijke allergische reacties getest te worden dmv een kleine intracutane injectie. Omdat mogelijk de bacterie nog in het lichaam zit wordt ook antibiotica gegeven, met name penicilline is goed werkzaam tegen de Clostridium tetani bacterie. Denk er wel bij dat het antibioticum dus niet werkt tegen het toxine wat al in het lichaam zit, het doodt de bacterie en voorkomt daarmee verder vrijkomen van toxine. Het herstel van het dier is over het algemeen vrij langzaam. Het kan soms wel maanden duren voordat het dier weer zijn normale bewegingen kan uitvoeren.

Hier volgt het relaas van een tetanuspatiëntje die onlangs bij ons werd aangeboden. Het betreft Astor een Duitse Herder reu van 4 ½ maand oud. Toen Astor werd aangeboden was hij al een paar dagen ziek en had al een 4 dagen symptomen die steeds erger werden. Toen ik hem voor het eerst zag viel op dat hij van voor tot achter stijf was en als een plank liep. Hij had een typische grijns op zijn gezicht en zijn ogen, met name zijn rechteroog stond naar buiten. Zijn oren stonden zo stijf als maar kon omhoog en zelfs helemaal naar elkaar toe. De bek kon niet verder open dan 1-2 cm en hij kwijlde. Tevens had hij duidelijk moeite met ademhalen. Hij rochelde wat vanuit zijn keel en ademde te snel en te oppervlakkig. Hij had geen koorts. Bloedonderzoek leverde geen afwijkingen op. Bij klinisch onderzoek was geen duidelijke wond te vinden. Op basis van de klinische symptomen en het bloedonderzoek is de diagnose tetanus gesteld en is de hond opgenomen voor behandeling. Deze bestond uit het intraveneus toedienen van vocht en mineralen en uit het toedienen van tetanus- antiserum. Dit laatste nadat eerst intracutaan gecontroleerd werd of de hond er niet allergisch voor was. Ivm de nog mogelijke aanwezigheid van de bacterie is Astor ook op de antibiotica gezet. Gelukkig had Astor wel de mogelijkheid om zelf wat te drinken, dus toen we hem vloeibaar voedsel gingen toedienen lukte dit goed. Hij is voor verdere behandeling naar huis gegaan omdat daar voor een mooie rustige omgeving kon worden gezorgd. U kunt zien dat de hond steeds verder zijn bek open kan doen en niet meer kwijlt en dat de ogen normaal staan. De oren zijn nog wel te strak, maar hij kan ze wel weer bewegen.

Deze ziekte kan ook overgedragen worden op de mens, door een beet of krab van een dier. Dus ook door katten!

links:
http://www.rivm.nl/rvp/overzicht_ziekten/tetanus/

http://krant.telegraaf.nl(...)s.970802tetanus.html


[ Bericht 1% gewijzigd door leviathanfd op 11-11-2004 12:12:55 ]
Merk en designkleding als nieuw! zie de link
http://shop.kapaza.nl/artemisonlineshop/page1/
pi_23240541
De kattekrabziekte
De kattekrabziekte wordt veroorzaakt door een beet of krab van een kat. De katten kunnen deze ziekte weer krijgen van teken of vlooien.
De Bartonella henselae is de naam van de bacterie die deze ziekte veroorzaakt. Uit een studie gedaan in 1992 bleek dat in 38% van sera van geteste katten antilichamen konden worden aangetoond.
De ziekte is al in 1889 voor het eerst beschreven, maar het duurde tot 1950 voordat de relatie met de kat werd erkend, en pas begin jaren 90 kon men de bacterie, die niet makkelijk te isoleren is, via nieuwe technieken aantonen.
De kattenkrabziekte is een onschuldige ziekte, soms geeft deze hooguit wat koorts, die vanzelf over gaat, maar in het geval van mensen met een verminderde weerstand kan zich een of meerdere rode papels vormen op de plaats waar de krab/beet is geweest.
Deze verdwijnen weer snel waarna na enkele weken een pijnlijke grote lymfklierzwelling kan ontstaan, meestal aan het hoofd, hals of oksel.
In de lymfeklier kan zich dan veel pus ophopen en kan weken en soms maanden aanhouden.
In sommige gevallen kunnen ook ontstekingshaarden in organen als bot, lever, milt of long ontstaan, en in een enkel geval zelfs fataal verlopen.



Immuniteit
Waarschijnlijk bestaat er levenslange immuniteit bij de kat na doormaken van de infectie. Hierover zijn weinig gegevens bekend. Er zijn ook geen berichten dat bij de mens iemand voor de tweede keer kattenkrabziekte heeft gehad. Ook katten die na klaring opnieuw blootgesteld werden, ontwikkelden geen bacteriëmie.

links:
http://www.infectieziekte(...)lla_henselae_A28.pdf

De kat vertoont geen ziekteverschijnselen, maar de kans op een infectie van de mens is dus aanwezig.
Merk en designkleding als nieuw! zie de link
http://shop.kapaza.nl/artemisonlineshop/page1/
pi_23240682
Tularemie:
Tularemie is een bacteriële zoönose veroorzaakt door een bacterie genaamd Francisella tularensis.
De bacterie komt voor bij knaagdieren, maar ook bij schapen, paarden, honden, katten en primaten en kan bij deze dieren een dodelijke sepsis veroorzaken.
De bacterie wordt overgedragen naar de mens via beten van bloedzuigende insecten of via direct contact met de besmette dieren of besmet materiaal.
De bacterie infecteert de mens via de huid, slijmvliezen, maag en luchtwegen waarna de bacterie zich via de lymfeklieren verspreid naar allerlei organen welke de bacterie dan aantast.
Binnen 24 tot 48 uur verschijnt er een ontstoken blaar op de plaats van infectie, die zich met pus vult.
Een en ander gaat gepaard met hevige koortsaanvallen, hoofd-, spier- en gewrichtspijnen en vaak zwellingen van lymfeklieren.
Tularemie komt al lang voor, de eerste besmettingen werden al in 1837 beschreven.
Vanwege de hoge giftigheid en het vermogen van de bacterie om lang onder natuurlijke omstandigheden te overleven wordt de bacterie ook genoemd als mogelijk biologisch wapen.
De diagnostiek van deze bacterie moet in speciale laboratoria gebeuren. Meer over de diagnostiek vind je onder de link tuleremie diagnostiek.
Tularemie wordt vermoed bij iemand die na een tekenbeet of zelfs na gering contact met in het wild levende zoogdieren, vooral konijnen, plotseling de symptomen vertoont en de voor de infectie karakteristieke zweren ontwikkelt.
In 6% van de onbehandelde gevallen verloopt de ziekte fataal.
De ziekte komt in Noord-Amerika, Europa, midden-oosten en Rusland en Japan voor.
In Nederland is nog geen melding van de ziekte geweest.

Merk en designkleding als nieuw! zie de link
http://shop.kapaza.nl/artemisonlineshop/page1/
pi_23240894
Capnocytophaga canimorsus, is een bacterie die normaal bij honden en katten voorkomt (met name in de mond), en bij mensen met een verminderd immuunsysteem (nadat ze zijn gebeten) vervelende complicaties (zoals sepsis, meningitis, necrose (leidend tot amputatie), nierfalen of shock) kan veroorzaken die zelfs in 30% van de gevallen dodelijk verlopen.
De bacterie werd voor het eerst in 1962 geisoleerd in Amerika, de bacterie is moeilijk te isoleren vanuit een wond, zodat niet uitgesloten kan worden dat de bacterie vaker tot fatale afloop heeft geleidt.
Ook kan de bacterie worden overgebracht via krabwonden, veroorzaakt door katten.


Over deze aandoening is weinig info te vinden. het lijkt erop dat deze ziekte voor de kat vrijwel geen problemen oplevert.

Ander artikel:
CAPNOCYTOPHAGA CANIMORSUS

Een potentieel pathogene bacterie in bijtwonden, waarover tot nu toe nog maar relatief weinig bekend is, is Capnocytophagga canimorsus.

Een wondinfectie met deze bacterie kan tot ernstige lokale problemen leiden, maar bovendien is er een grote kans op een fulminant verlopende sepsis, waarbij diffuse intravasale stolling (DIS) en multi organ failure (MOF) kunnen optreden. Door verbeterde diagnostische methoden is er de laatste tijd steeds meer bekend geworden over deze kiem.

In 1961 isoleerden de Centers for Disease Control (CDC) voor het eerst een bepaalde slecht groeiende, koolzuurminnende, Gram-negatieve bacterie die tot de DF-2 groep (dysgonic fermenters) werd gerekend. Er volgden meer isolaties en enkele jaren geleden kreeg de klem zijn huidige naam Capnocytophagga canimorsus (2,3).

Inmiddels zijn er diverse casuïstische mededelingen en andere publicaties verschenen waaruit het volgende blijkt.

De eerste symptomen bij een lokale wondinfectie door C. canimorsus zijn meestal weinig specifiek: braken, diarree, spierpijn en algehele malaise (1, 16). Er kan rondom de wond en eventueel naar regionaal uitbreidende intravasale stolling optreden met weefselversterf als gevolg. Als dit bijvoorbeeld in een ledemaat optreedt kan amputatie noodzakelijk zijn. Vooral bij patiënten met een verminderde weerstand door bekende of onbekende oorzaak, kan vanuit een lokale infectie vrij snel een sepsis optreden. Hierbij ontstaan vaak eerst maculo-papuleuze veranderingen in de huid, erytheem en/of petechiae en vervolgens, afhankelijk van het zwaarst getroffen orgaan, symptomen zoals acuut nierfalen, acute ernstige benauwdheid en zelfs shock. In feite kunnen allerlei organen ernstige schade oplopen als gevolg van de optredende DIS met de daarbij horende functionele symptomen MOF

- Minder vaak voorkomende implicaties zijn: acute myocardiale necrose, endocarditis, meningitis, artritis, pleuritis en oogontstekingen. De mortaliteit van mensen waarbij een C. canimorsus-infectie is vastgesteld bedraagt 30 procent, ondanks medische interventie (!) (9). C. canimorsus is vrij moeilijk uit de wond te isoleren. Bij sepsis is het aantonen relatief gemakkelijk, maar het resultaat van de bloedkweek komt dan meestal te laat. Hoeveel slachtoffers er precies zijn is natuurlijk niet bekend; lang niet alle humane doodsoorzaken worden onderzocht.

De bacterie werd bij 16 procent en 18 procent van de onderzochte honden en katten in het mondslijmvlies aangetroffen (6). In werkelijkheid zullen deze percentages hoger uitvallen omdat de bacterie zich moeilijk laat isoleren uit de totale mondflora. Derhalve wordt verondersteld dat C. canimorsus tot de normale mondflora van honden en katten behoort. Een infectie met C. canimorsus kan dus tot stand komen via bijtwonden. Verder blijkt dat ook krabwonden veroorzaakt door katten (10), of het likken van huidlaesies ('open benen') door honden, tot infecties kunnen leiden (18). Bij ongeveer 90 procent van de C. canimorsus-infecties bij de mens is er een duidelijke relatie te leggen met honden of katten; bij ruim 50 procent is sprake van een bijtincident, bij bijna 10 procent een krabincident en bij bijna 30 procent is alleen sprake van contact met dieren zonder bekende verwonding.

Bij de resterende 10 procent is de infectiebron onbekend. In die gevallen waarbij er een relatie is gelegd met een dier, betreft het in grote meerderheid honden (9).

Bij ongeveer 60 procent van de infectiegevallen is er sprake van één of meerdere predisponerende factoren zoals splenectomie, alcoholmisbruik, chronische longproblemen of leverziekten, of weerstandsvermindering, onder andere door het gebruik van corticosteroïden.

Echter, in 40 procent van de gevallen is er voorzover bekend geen sprake van predisponerende factoren (9). Dat er geen sprake hoeft te zijn van een verminderde weerstand blijkt ook uit een recente beschrijving van vier patiënten in het academisch ziekenhuis van Groningen (7).

De incubatietijd van een infectie met C. canimorsus gerelateerd aan een bijt- of krabwond kan variëren van twee á drie dagen tot zelfs twee á vier weken (9). Het stellen van de diagnose is niet eenvoudig (9,15,19). Het is dan ook noodzakelijk om bij een verdenking van infectie van een bijtwond deskundige hulp in te roepen. Voor de behandeling van C canimorsus-infecties bij mensen worden meestal amoxycilline-clavulaanzuur (11,14) of doxycycline (11) als eerste keus gebruikt. Er is resistentie gevonden voor onder andere trimethoprim, (9) en de aminoglycosiden (12).

Recent is tevens gevonden dat ß-lactamase-vorming kan voorkomen (17). Antibiotische therapie is nooit 100 procent effectief ( 16); het resultaat hangt in sterke mate samen met het moment van inzet. De behandeling moet - uiteraard - zo snel mogelijk worden gestart.

Door de vereiste specifieke diagnostiek en het toepassen van antibiotica wordt het voorkomen van C. canimorsus-infecties zeer waarschijnlijk onderschat (9). In Nederland zijn tot nu toe negen gevallen beschreven (7,8,9,19). In Denemarken is een schatting van één geval per twee miljoen inwoners per jaar gemaakt (16). Wanneer dit naar ons land geëxtrapoleerd zou worden, zou er sprake zijn van minimaal acht gevallen per jaar.
Merk en designkleding als nieuw! zie de link
http://shop.kapaza.nl/artemisonlineshop/page1/
  donderdag 11 november 2004 @ 13:37:41 #16
11729 killerkef
Veni, Vidi, Prutsum Erat
pi_23241004
je zou een website moeten beginnen
pi_23241140
De Yersinia enterocolitica en Yersinia pseudotuberculosis zijn familieleden van de Yersinia pestis, de veroorzaker van de pest (zie elders).
De bacterien komen voor bij varkens, vogels, bevers, katten en honden.
De bacterien veroorzaken een gastro-enteritis bij de mens.
De Yersinia enterocolitica kan ook via besmet water en voedsel worden overgedragen, zoals vlees (varken, rund, lam, etc.), oesters, vis en rauwe melk.

er is niet veel informatie te vinden over ziekteverschijnselen bij de kat. Vermoedelijk zijn deze er dus ook niet.
Merk en designkleding als nieuw! zie de link
http://shop.kapaza.nl/artemisonlineshop/page1/
pi_23241367
Tegen tuberculose bestaat geen inenting. Als je kat het heeft is er kans op genezing, maar het kan ook slecht aflopen. Tuberculose is overdraagbaar op de mens en je herkent het aan dufheid, vermagering, koorts, diarree, koorts, braken en hoesten.

Voor de rest is er erg weinig informatie te vinden over deze ziekte bij katten.
Merk en designkleding als nieuw! zie de link
http://shop.kapaza.nl/artemisonlineshop/page1/
pi_23241460
ACHTERGROND INFORMATIE

Uw huisdier heeft suikerziekte. U bent daar misschien van geschrokken, maar gelukkig is suikerziekte goed te behandelen, al vraag dat wel de nodige aandacht.

Wat is suikerziekte precies
Bij de vertering in de darmen wordt voedsel afgebroken tot voor het lichaam bruikbare bouwstenen; koolhydraten worden omgezet in suikers waarvan glucose de belangrijkste is. Glucose wordt vanuit de darm in het bloed opgenomen om in de lichaamscellen als brandstof te worden gebruikt. Lichaamscellen nemen alleen glucose op als ze daartoe door het hormoon insuline zijn aangezet. Als er te weinig insuline is, blijft er teveel glucose in het bloed zitten en is er sprake van suikerziekte. Suikerziekte is dus eigenlijk een insuline tekort.

Insuline
Insuline wordt gemaakt in bepaalde cellen van de alvleesklier. Soms kunnen deze cellen onvoldoende of helemaal geen insuline vormen. Het meest wordt dit gezien bij oudere teven en gecastreerde katers, maar ook bij jonge honden kan het voorkomen. Bij bepaalde hondenrassen komt suikerziekte meer dan gemiddeld voor.

Wat zijn de ziekteverschijnselen
Als er veel glucose in het bloed zit, zal de nier glucose aan de urine af gaan geven (de nierdrempel wordt overschreden). De glucose in de urine neemt extra vocht mee, waardor dieren meer gaan plassen en als gevolg daarvan meer gaan drinken. Omdat glucose een belangrijke brandstof is die nu verloren gaat, zal de hond/ kat meer gaan eten en desondanks gewicht gaan verliezen. Verder wordt de conditie van de vacht slechter en worden de dieren trager.
De bealngrijkste verschijnselen van suikerziekte zijn:

- veel drinken
- veel plassen
- honger
- vermageren
- malaise en braken

De diagnose
De waargenomen ziekteverschijnselen wijzen wel in de richting van suikerziekte maar kunnen ook bij andere ziekten voorkomen. De definitieve diagnose wordt gesteld aan de hand van een te hoog glucose gehalte in het bloed en de urine. Bepaling in bloed is meer betrouwbaar dan bepaling in de urine.

DE BEHANDELING

Insuline toedienen
Suikerziekte wordt veroorzaakt door een insuline tekort. Daarom moet dit tekort dagelijks, op een vast tijdstip, worden aangevuld met een insuline injectie. Omdat niet bekend is hoe groot het insuline tekort precies is, moet de juiste dosering worden vastgesteld. Anders gezegd: uw dier moet worden ingesteld.

Het instellen op insuline
Aan de hand van het gewicht van uw huisdier zal de dierenarts bepalen hoeveel insuline moet worden gegeven. In het begin is het noodzakelijk, dat het suikergehalte in het bloed vastgesteld wordt door uw dierenarts. Wanneer de juiste hoeveelheid insuline is vastgesteld, zal uw huisdier snel herstellen. De gezonde conditie keert terug en het vele plassen en drinken verdwijnt. Voorlopig blijft regelmatige controle noodzakelijk, want na verloop van tijd kan de behoefte aan insuline veranderen en kan een dosering noodzakelijk.

Toepassen Chinese kruidenformule Rehmannia
Is uw huisdier eenmaal goed op insuline ingesteld, is het mogelijk om met de Chinese kruidenformule Rehmannia aan het herstel te gaan werken. Hierdoor is volledig herstel mogelijk, waardoor het toedienen van insuline achterwege gelaten kan worden. Tussentijdse controle van het suikergehalte in het bloed dient wel uitgevoerd te worden. De Chinese kruidengeneeskunde wordt met succes toegepast bij suikerziekte.

Verhaal over een kat met suikerziekte:
http://home.planet.nl/~harmknol/Diabetes/diabetes.htm
Merk en designkleding als nieuw! zie de link
http://shop.kapaza.nl/artemisonlineshop/page1/
pi_23241489
Haarballen
In het voor en najaar krijgen katten meestal last van haarballen, omdat ze dan verharen en bij het schoonlikken van de vacht haar binnen krijgen. Meestal braakt de kat de haarballen wel uit maar het kan gebeuren dat er wel eens eentje klem komt te zitten in de darmen.
Als je vermoed dat de kat een haarbal klem heeft zitten, geef hem dan een beetje koffiemelk of doe iets slaolie over z'n eten, lukt het niet om de kat te laten braken haal dan bij de dierenarts een braakmiddel.
Merk en designkleding als nieuw! zie de link
http://shop.kapaza.nl/artemisonlineshop/page1/
pi_23241502
Diarree
Heeft je kat diarree, dan heeft het lichaam te weinig vocht uit het voedsel opgenomen.
De kat heeft dan rust en warmte nodig. Zorg er voor dat de kat niet in een keer grote hoeveel heden drinkt, maar geef haar kleine hoeveelheden, een aantal malen per dag.
Het liefst water of boulion. Het is beter om de kat de eerste dag verder te laten vasten. De dag erna kun je weer beginnen met licht verteerbaar voedsel zoals: kip, rijst, lam enz. Blijft de diarree aanhouden raadpleeg dan de dierenarts.
Merk en designkleding als nieuw! zie de link
http://shop.kapaza.nl/artemisonlineshop/page1/
pi_23241995
Kanker:

Kanker is een zeer algemene term waarmee alle soorten tumoren
in het lichaam van een kat wordt aangeduid. Een tumor ontstaat
door celgroei doordat normale cellen zich doelloos en hardnekkig
beginnen te delen. Uit elke cel in het lichaam van de kat
kan een tumor ontstaan. Daarom kan een kat in elk weefsel
of orgaan aan tumoren lijden. Tumoren worden goedaardig of
kwaadaardig genoemd, afhankelijk van hun uiterlijk en de manier
waarop ze groeien.

Goedaardige tumoren groeien langzaam en zaaien zich niet uit
naar de omringende weefsels. Ze zijn meestal minder ernstig
dan de agressievere kwaadaardige tumoren. Deze hebben de neiging
zich in de omringende weefsels uit te zaaien en zich te verspreiden
naar andere, veraf gelegen organen.
Kwaadaardige tumoren op de huid gaan zweren of bloeden en
raken geïnfecteerd. Bij de kat is bijna eenderde van de tumoren
een lymfoom. Dit zijn tumoren die worden veroorzaakt door
kankerachtige veranderingen van bepaalde cellen van het immuunsysteem.
Lymfomen kunnen een deel van het kattenlichaam aantasten of
een aantal delen tegelijk. Ze kunnen ook samenhangen met leukemie
of afwijkingen van het bloed.

Andere soorten tumoren die veel voorkomen bij katten zijn:
-huidtumoren
-tumoren in de zachte weefsels
-borsttumoren
-mond -of orale tumoren
-bottumoren
-tumoren in het spijsverteringsstelsel

Verreweg de meeste lymfomen bij katten worden veroorzaakt door feline leukemie.
Normale cellen beginnen spontaan tumoren te ontwikkelen of tumoren groeien onder invloed
van factoren als niet-geïdentificeerde virussen, chemicaliën of straling. Een verandering in het gedrag van één cel is genoeg
om een tumor te doen ontstaan.

Algemene symptomen
De symptomen die wijzen op een tumor zijn afhankelijk van een
reeks factoren, waaronder de grootte en de plek waar hij zit,
in hoeverre hij de lichaamsfuncties stoort en of hij goedaardig
of kwaadaardig is.
Sommige tumoren, zoals die op de huid en de bek, zijn al in
een vroeg stadium zichtbaar. Tumoren in het lichaam worden soms
pas opgemerkt als ze al ver gevorderd zijn.


De laatste jaren is veel vooruitgang geboekt in de behandeling van kanker. Er zijn zelfs dierenartsen, die zich gespecialiseerd hebben in kankertherapie. Dierenkliniek Maaspoort onderhoudt goede contacten met deze dierenartsen, zodat tijdige verwijzing mogelijk is. Gelukkig kunnen we zelf ook veel doen. We denken dan aan het chirurgisch verwijderen van huidgezwellen, melkkliergezwellen en baarmoederkanker. Preventief kunnen we ook heel wat doen: zoals bij konijnen voorkomt op vroege leeftijd sterilisatie van de hond of kat het optreden van melkklier- en baarmoederkanker. Dit in tegenstelling tot het toedienen van de prikpil of anti-krolsheid tabletten, die het optreden van kanker doen bevorderen.
Specialistische hulp is nodig als het gaat om uitgezaaide kanker of als de kanker vitale delen van het lichaam heeft aangetast. Zo zal een groot gezwel aan de onderpoot wel verwijderd kunnen worden, maar is er geen voldoende huid meer aanwezig om de wond te sluiten. Een oplossing is dan huidtransplantatie uitgevoerd door een specialist. Raadzaam is om niet te lang te wachten met het inroepen van diergeneeskundige hulp indien een knobbeltje bij uw huisdier opgemerkt wordt. Aan de buitenkant is nooit te zien of het knobbeltje al of niet kwaadaardig is. Om de diagnose te stellen kunnen we met een dunne naald wat cellen opzuigen en dit in een speciaal laboratorium laten onderzoeken. Afhankelijk van de uitslag kan de behandeling volgen. Is het knobbeltje onder de huid verschuifbaar dan zal opereren de oplossing zijn.

Chemotherapie bij huisdieren (katten):

Bij uw dier is een vorm van kanker vastgesteld, die kan worden behandeld met behulp van chemotherapie. De medicijnen die hiervoor worden gebruikt, noemt men ook wel cytostatica of celdeling remmende middelen. Deze worden meestal in de bloedbaan toegediend via een infuus. In een enkel geval zullen de chemotherapeutica rechtstreeks in de tumor worden gespoten. Het is ook mogelijk dat uw dier deze medicijnen krijgt toegediend in de vorm van tabletten of capsules. Een infuus wordt poliklinisch gegeven en duurt, afhankelijk van het gebruikte middel, 5 tot 20 minuten. U kunt meestal bij de infuusbehandeling aanwezig blijven. Na iedere behandeling mag uw dier weer mee naar huis. Bij angstige of erg onrustige dieren is soms een roesje nodig om veilig te kunnen behandelen. Houdt uw dier daarom altijd nuchter voor een behandeling.

Risico’s voor het dier.

De cytostatica zijn in staat zich te binden aan delen van de kankercel. Hierdoor kunnen ze verdere celdeling remmen of voorkomen en de cellen zullen afsterven. Zij maken geen onderscheid tussen snel delende kankercellen of snel delende normale cellen. Deze laatste zullen dus ook tijdelijk worden aangetast en zijn met name gelegen in:
a. het beenmerg waarin rode en witte bloedcellen en bloedplaatjes worden aangemaakt;
b. het darmslijmvlies;
c. de haarzakjes.
De bijwerkingen die kunnen ontstaan tijdens de behandeling, zijn te verklaren vanuit de aantasting van bovengenoemde weefsels door de chemotherapeutica.

Aantasting van het beenmerg kan leiden tot:
- bloedarmoede;
De verschijnselen zijn algemene zwakte en een bleke kleur van de slijmvliezen in de mond.
- koorts;
Bij een te laag aantal witte bloedcellen is uw dier vatbaarder voor ontstekingen. Het belangrijkste verschijnsel hiervan is koorts. U kunt de temperatuur meten door een thermometer diep in de anus in te brengen De normale lichaamstemperatuur van een hond of kat ligt tussen de
37,5 °C en 39.0 °C. Het is aan te bevelen om al in het begin van de behandeling een paar keer de temperatuur op te nemen, om zodoende de normale lichaamstemperatuur te leren kennen.
- bloedingen;
Bloedplaatjes zijn van belang voor de bloedstolling. Door een te laag aantal kunnen bloedingen ontstaan. Hele kleine bloedingen (puntbloedingen) kunnen een aanwijzing zijn voor een tekort aan bloedplaatje en zijn het beste zichtbaar in de huid of in de slijmvliezen van de mondholte.
Stijging van de lichaamstemperatuur is een alarmsignaal! Wanneer uw dier wat stiller is dan normaal, rillerig is of niet wil eten en de temperatuur begint op te lopen ten opzichte van de voor uw dier “normale” temperatuur, (wat betekent dat er nog sprake kan zijn van een lichaamstemperatuur onder de 39 0C), dient u direct contact opnemen met uw eigen dierenarts en met onze kliniek. In dit geval is het noodzakelijk dat direct antibiotica per injectie worden toegediend, nog enkele dagen gevolgd door antibioticumtabletten.
Niet reageren op deze situatie kan de dood van uw dier tot gevolg hebben.
Om te bepalen of het beenmerg niet teveel wordt geremd door de cytostatica, zal regelmatig bloedonderzoek plaatsvinden. Aan de hand van de uitslag van dit onderzoek kan de dosering van de cytostatica worden aangepast. Het is zelfs mogelijk dat bij sterk afwijkende bloedwaarden, de chemotherapie tijdelijk wordt stopgezet.
Beschadiging van het darmslijmvlies kan leiden tot braak en/of diarree klachten. Dit is niet te vergelijken met ‘normaal’ braken of diarree. Ook bij het optreden van deze klachten dient u direct contact op te nemen met uw eigen dierenarts en met onze kliniek. Het kan zijn dat u speciale injecties tegen het braken (Zofran) mee naar huis krijgt, die in deze situatie moeten worden toegediend door uw eigen dierenarts.
Vergeet deze medicijnen dan ook niet mee te nemen!
Het is ook mogelijk dat u een antibraakmiddel in de vorm van zetpillen meekrijgt. U kunt deze zelf volgens voorschrift ingeven. Hierbij dient u een wegwerphandschoen te gebruiken.
Kaalheid komt alleen voor bij die hondenrassen waarbij de haren snel groeien, de zogenaamde trimrassen. Bij katten kunnen de snorharen uitvallen en bij langharige katten kan het haarkleed dunner worden. Na beëindiging van de behandeling komt de vacht volledig terug.
Andere bijwerkingen komen zelden voor en zijn onder andere afhankelijk van het gebruikte medicijn en het ras van uw dier. Zo is, tijdens het gebruik van bepaalde cytostatica, regelmatig echografisch-onderzoek van het hart noodzakelijk bij hondenrassen die de aanleg hebben om hartspierdegeneratie te ontwikkelen, zoals de Bouvier en de Dobermann Pincher. De behandelend dierenarts zal u in deze situaties hierover informeren.
Risico’s voor de mens en andere huisdieren.
Naast beschadiging van normale weefsels in het lichaam van het dier met kanker, kunnen genoemde middelen ook schade aanrichten aan gezonde cellen in het lichaam van de mens. De gebruikte medicijnen worden gedurende een bepaalde tijd weer door uw dier uitgescheiden via speeksel, urine, zweet, ontlasting en braaksel. In deze periode dient u rechtstreeks contact hiermee te vermijden.
Per keer zal de behandelend dierenarts u vertellen hoe lang de middelen worden uitgescheiden.
Hoge blootstellingen en vaak optredende lage blootstellingen kunnen kankerverwekkend zijn. Lage, niet al te vaak optredende blootstellingen zijn niet kankerverwekkend, maar kunnen wél schadelijk zijn voor kinderen en tijdens zwangerschap voor de ongeboren vrucht.
Adviezen, die gelden in de risicovolle periode, zijn:
- laat u niet aflikken door uw hond; indien toch speekselcontact plaatsvindt, was dan deze plaats op uw lichaam goed af;
- indien uw hond of kat binnen plast:
‚ dep de urine voorzichtig op met tissuepapier en draag hierbij wegwerphandschoenen;
‚ gooi het papier en de handschoenen in een vuilniszak;
‚ trek nieuwe handschoenen aan;
‚ reinig de plaats 4x huishoudelijk met tissuepapier en een sopje, waarbij u iedere keer nieuw papier gebruikt en het oude in de vuilniszak gooit;
‚ droog de 5e keer de plek met tissuepapier en gooi nu het 2e paar handschoenen weg;
- pak ontlasting op met een plasticzakje en gooi deze bij het huisvuil;
- overweeg het gebruik van een wegwerp plastic binnenzak in de kattenbak en maak de kattenbak meerdere malen per dag schoon om verontreiniging van de omgeving door ‘verslepen’ zoveel mogelijk te voorkomen; om perforatie van de zak tegen te gaan kan onder het strooisel een krant worden gelegd;
- voorkom ieder contact tussen eet- en drinkbakjes van uw dier en uw eigen eet- en drinkmiddelen;
‚ was ze daarom af op plaatsen en met middelen die niet worden gebruikt voor uw eigen afwas;
‚ overweeg bij katten het gebruik van wegwerp eetbakjes.
Pak chemotherapie in tabletvorm altijd aan met handschoenen en zorg ervoor dat uw dier deze tabletten of capsules heel doorslikt, desnoods door gebruik te maken van een stukje worst. Controleer iedere keer of de medicijnen onbeschadigd in de verpakking zitten. Bewaar chemotherapie in tablet- of capsulevorm thuis op een veilige plaats, buiten het bereik van kinderen.
Sommige tabletten moeten in de koelkast worden bewaard. In deze situatie is extra voorzichtigheid vereist en is het advies om de medicijnverpakking nog extra af te schermen en duidelijk herkenbaar te maken.
Wanneer onverhoopt de medicijnen worden uitgebraakt, dient u het braaksel en de plaats waarop dit is terecht gekomen, net zo te behandelen als genoemd onder urine.
Indien u zwanger bent of mogelijk op korte termijn zwanger denkt te raken, meldt dit dan altijd aan de behandelend dierenarts. Hij/zij zal dan samen met u een alternatieve therapie voor uw dier proberen te vinden. Vanzelfsprekend wordt vertrouwelijk met deze informatie omgegaan.
Voor andere huisdieren gelden in principe dezelfde risico’s als voor de mens. Ook hier zijn de medicijnen met name gevaarlijk voor zwangere dieren, pups of kittens. De kankerverwekkende eigenschappen van cytostatica komen pas heel lang na contact met deze stoffen tot uiting. De normale levenslengte van onze huisdieren is hiervoor niet lang genoeg.
Risico’s voor het milieu.
De cytostatica blijven in principe niet lang in het milieu aanwezig. Ze worden gemiddeld binnen 7 dagen afgebroken onder invloed van daglicht. Vanzelfsprekend laat u uw dier niet uit op een plaats waar kinderen spelen.


OPVALLEND:
Voor langdurig gebruik als middel voor geboortebeperking is 'de pil' minder geschikt omdat na jarenlang gebruik vaak gezwellen (kanker) in de melkklieren ontstaan. Ook neemt de kans op baarmoeder ontsteking sterk toe. Dit kan al optreden bij jonge katten!!!
Merk en designkleding als nieuw! zie de link
http://shop.kapaza.nl/artemisonlineshop/page1/
pi_23242056
Begrijp dat dit topic alleen gebruikt kan worden voor informatie te zoeken en niet om zelf te gaan dokteren. Als een kat ziek is, is het gewoon het beste om zo snel mogelijk naar een dierenarts te gaan.
Ik ben bezig met nog meer info te zoeken over nog meer aandoeningen. Heeft iemand een idee, mail dan even of post het.
Merk en designkleding als nieuw! zie de link
http://shop.kapaza.nl/artemisonlineshop/page1/
pi_24046534
Petje af hoor!!

Teken en de ziekte van Lyme?
pi_24149475
Giftige planten voor hond en kat


Vergiftigingen bij huisdieren gebeuren nog vrij vaak. Soms, en helaas, met voorbedachten rade, soms echt per ongeluk. Een voorbeeld van “vergiftiging per ongeluk” is het opeten van giftige planten. Poezen zijn wat dit betreft iets voorzichtiger dan honden, maar toch is poes ook vaak het slachtoffer van giftige planten. Vooral de binnenlevende kat. Een kat zal instinctief grassen knabbelen om bijvoorbeeld haarballen kwijt te geraken of wanneer ze ongesteld is aan het maagdarmstelsel. Een binnenlevende kat zal dus noodgedwongen aan kamerplanten knabbelen en er zijn toch heel wat giftige kamerplanten.

Over het algemeen smaken giftige planten erg bitter, en zal hond of kat na de eerste hapjes de plant links laten liggen, maar tijdens het spel en het wroeten of graven in de tuin worden toch heel wat planten opgegeten. De felgekleurde besjes die zo gezellig wegrollen, zijn geliefd speel- en snoepmateriaal.

Wanneer u als eigenaar vermoedt dat uw huisdier een giftige plant heeft gegeten, moet u er zo nel mogelijk mee naar de dierenarts. Vergeet niet volgende gegevens te vermelden, want de correcte behandeling (en dus de genezing) hangt hiervan af : de naam van de plant of neem de plant mee, welk deel van de plant is opgegeten (bijv. : blad, bloem, bes etc.), hoe is het contact geweest (bij. : door opeten of door contact met de huid), wanneer heeft het dier de plant opgegeten, welke symptomen zijn u opgevallen (bijvoorbeeld : speekselen, braken, diarree, zenuwsymptomen zoals trillen of lichte convulsies, etc.),breng eventueel geproduceerd braaksel of uitwerpselen mee.

Wat kan u als eigenaar als EHBO doen wanneer uw huisdier aan giftige planten heeft zitten knabbelen ?

Wanneer het dier de plant pas heeft opgegeten en niet in kramptoestand verkeert of bewusteloos is, kan u het dier doen braken door een lepel zout achter in de keel te gooien. Een bewusteloos dier mag u absoluut niet doen braken en geen vloeistof in de keel gieten, meteen naar de dierenarts is de boodschap.

Laxeren is niet in alle gevallen van plantvergiftiging goed, dus eerst advies inwinnen bij uw dierenarts.

Medicinale houtskoolpoeder toedienen daarentegen wel : houtskool absorbeert de giftige bestandsdelen in de darm. Eens het gif opgenomen is in het bloed, zal de houtskool echter niets meer helpen.

Elk plantengif heeft zijn eigen specifieke werking op het organisme, bijvoorbeeld : op de rode bloedlichaampjes, op de celwand, de longen, de lever. Daarom is het in het kader van de behandeling zo belangrijk om te weten over welk plantengif het gaat. Indien men dat niet weet, bestaat de behandeling eruit de uiterlijke symptomen te behandelen, in de hoop dat het gif geen te erge ravage aanricht in het lichaam.

Giftige kamerplanten

De top drie van giftige kamerplanten is de volgende : dieffenbachia, philodendron en de tabaksierplant. De eerste twee zijn vooral in trek bij poes, terwijl de tabaksierplant (nicotiana-soorten) meer in de smaak valt bij de hond.

De dieffenbachia is trouwens ook de kamerplant nummer één in een doorsnee belgisch gezin. Zowel de bladeren als de stengel zijn giftig. Het gif tast de keelholte aan, het maagdarmstelsel (braken-diarree) en de ademhaling.

Het dier veel laten drinken (water) als eerste hulp is zeer nuttig.

De philodendron is die typische klimplant die rondom een stok wordt geleid. Alle plantendelen hiervan zijn giftig. Het gif tast vooral de nieren van het dier aan en sterfte is niet zeldzaam. Als eerste hulp weerom het dier veel laten drinken.

De tabaksierplant is ook in zijn geheel giftig. Het gif (nicotine) werkt vooral op de skeletspieren en het autonooom zenuwstelsel, zodat in ernstige gevallen sterfte door verstikking optreedt (de ademhalingspieren worden verlamd) Een opname van 5 tot 25 bladeren kan dodelijk zijn voor hond en kat.

De gatenplant (Monstera) is een zeer populaire kamerplant en ook giftig in blad en stengel. Toch blijven poes en hond meestal van deze plant af. Het gif is vergelijkbaar met de dieffenbachia.

De kerstster in de volksmond foutief de kerstroos genoemd, is ook giftig. Deze plant zie je in de meeste huiskamers rond kerstmis verschijnen. Het giftige aan de plant zit hem in het melksap van de bladeren of stengels en in de zaden. Wanneer de huid in contact komt met dat melksap, moet die overvloedig gespoeld worden met water. Het sap is erg gevaarlijk voor de ogen : kans op blindheid bestaat.

De echte kerstroos is een plant met een witte bloem. Men ziet deze plant niet zo vaak als kamerplant, maar ook deze plant is giftig, en wel alle plantendelen. Het gif heeft een erge uitwerking op het hart met eventueel sterfte als gevolg.

Het meiklokje (lelietje van dalen) is giftig : zowel het bloempje, als de bladeren en de stengel. Het gif werkt in op het hart en kan dodelijk zijn. Gelukkig wordt het gif traag opgenomen in het lichaam, zodat snelle interventie na consumptie veel kwaad kan voorkomen.

De hyacint en de narcis behoren ook tot de giftige planten. Tegenwoordig is het erg in trek om kleine bolletjes hyacinten en narcissen in huis tot bloei te laten komen. Zowel de bol als het zaad, als de bladeren en de bloemen zijn mild giftig.

Wat de narcissen betreft : hun gif wordt ook vrijgegeven in het water van de vaas waarin de bloemen staan. Katten hebben de vervelende gewoonte uit vazen te drinken en kunnen alzo het vergif binnen krijgen. Ververs daarom het vaaswater van narcissen geregeld.

De slangenwortel is een plantje dat vaak in bloem- en plantenstukken wordt gebruikt. Alle plantendelen zijn giftig. Bij opname van de plant moet het dier overvloedig drinken om het gif via de nieren te laten verdwijnen.

De aronskelk is helemaal giftig, maar vooral de bessen zijn gevaarlijk. Meestal zal de aronskelk in de huiskamer geen bessen ontwikkelen. Na opname van deze plant is ook weer overvloedig drinken de boodschap.

Tuinplanten

De allergiftigste tuinplanten voor de hond zijn bolderik (een anjerachtige),doornappel, bitterzoet, eenbes, guichelheil, herfsttijloos, het palmboompje (buxusboompje), de taxushaag, hondspeterselie, honingklaversoorten, monnikskap, wegedoorn, wolfskers en het wonderboompje.

Voor de poes is vooral de taxushaag gevaarlijk, de beenbreek, de gouden- en blauwe regen en de wolfskers.

Bolderik wordt voornamelijk als sierplant gekweekt (bv : de bekende Milas Purple Queen) en geeft mooie paarse bloempjes. Alle plantendelen zijn giftig.

Herfsttijloos is een populair plantje van de leliefamilie met mooie paarse krokusachtige bloemen in de late zomer. Het gif is een zogenaamde stapelgif. Effecten van het gif worden dus erger naarmate er vaker aan de plant wordt geknabbeld.

Guichelheil is een populaire bodembedekker met blauwe of rode bloempjes. Het lijkt een beetje op de zogenaamde muur (de vogelmuur) waar kippen zo dol op zijn.

Bitterzoet wordt als heester beschouwd en vooral de onrijpe bessen zijn erg giftig.

Het palmboompje is zeker het vermelden waard omdat dit struikje zeer populair is als echt haagje rond bloembedden en perken. Alle delen van dit haagje zijn giftig. Bij de hond leidt de opname van 0,8 gram buxine (het gif van deze heerster) tot de dood!....

Taxus of venijnboom is zeer populair als tuinafscheiding. De plant blijft groen in de winter en draag rode schijnbesjes. De bladeren (naalden), schors en zaden (bessen) zijn dodelijk giftig. Enkel een zeer snelle interventie kan hond of poes redden.

Een kruid dat men meer in meer in tuinen begint te zien, is het vingerhoedskruid (digitalis). Dit kruid draagt prachtige paarse bloemen. Het gif (digitalis) werkt in op de hartspier. Het gif wordt wel gebruikt in de geneeskunde voor hartpatiënten.



De hierna vermelde planten zijn wel giftig voor hond en kat, maar worden door hen zelden beknabbeld, door de vreemde geur of de echt bittere smaak. Nogmaals : tijdens spel en door verveling kan er toch een opname van plantendelen gebeuren. De meeste planten zijn goed gekend en hoeven dus geen aparte beschrijving. Het gaat over : berenklauw, rhododendronstruik, kamperfoelie, de roos, boekweit, anemomen, de clematis, de cotoneaster (zeer populaire bodembedekker met rode besjes), de hulst, de reukerwtbloempjes, de lupine en de acacia.

Beter dus bovenstaande planten, bloemen en struiken mijden in huis of op plaatsen waar hond of poes rondloopt. Denk trouwens ook aan het feit dat de betrokken planten stuk voor stuk ook giftig zijn voor de mensen : kleine kinderen missen het dierlijk instinct om bepaalde planten met rust te laten en vaak kauwen ze blaadjes of eten ze die verleidelijk gekleurde besjes op.
Merk en designkleding als nieuw! zie de link
http://shop.kapaza.nl/artemisonlineshop/page1/
abonnement Unibet Coolblue
Forum Opties
Forumhop:
Hop naar:
(afkorting, bv 'KLB')