quote:
EEN REGELMATIG MENS
Mijn plaats is vrij. De conducteur knikt en zegt geen goeiemorgen terug, maar ik neem het hem niet meer kwalijk — hij krijgt genoeg mensen langs zich die helemaal niets zeggen, dus hij is zijn muur vast aan het opbouwen. Mijn plaats, het achterste bankje van het lange segment, is altijd vrij, want de rit is net begonnen, en als hij niet vrij is, begint mijn dag verkeerd; dan moet ik gaan bedenken waar ik wil zitten, en daar is het te vroeg voor.
Ik ben een regelmatig mens. Ik kan mijn regelmaat beperken tot een vaste plaats in de ochtendtram. Als ik meer regelmaat in mijn leven zou inbouwen, zou het dwangmatig worden, dus met een lichte dwangmatigheid hou ik alles wat op regelmaat zou kunnen lijken tegen.
Dat is overigens een leugen, want het is niet waar. Ik hoop dat u het niet erg vindt. Ik heb genoeg regelmaat — te veel, zou u misschien zeggen.
Ik pak Niels' tweede boek uit mijn tas, dubbelzijdig uitgeprint en ingebonden met een plastic ruggetje. Pen in de hand en lezen. Of ik het al uithad, had ie per mail gevraagd. Nee, sorry. Ik ben een slechte lezer. Lezen. Stilstaan op het Mercatorplein. Geen van de gebruikelijke hoofden stapt in, dus alle nieuwe hoofden moeten bekeken worden. Verder lezen.
Op de van Kinsbergenstraat stapt de tassenmevrouw in. Een Hindoestaanse vrouw, klein, onvast, een handtas en een plastic tas, grijzend haar en een vale jas. Ze hoort bij de vasten, nu. Ik hoor haar om twee zones vragen; ze stempelt. Ze stempelt elke dag. Zou ze niet weten dat een abonnement goedkoper is?
Ze doet er een hele halte over om bij haar plaats te komen, ze wacht de bocht in de Witte de Withstraat af, en haar plaats is drie bankjes voor mij, het rechterzitje, bij het gangpad.
Ook als er iemand bij het raam zit.
Ik begrijp de vaste plaats. Ik ben een regelmatig mens.
Maar als er iemand bij het raam zit en de bankjes voor en achter zijn nog helemaal vrij — dan nog gaat de tassenmevrouw op haar plaats zitten.
Ik kan daar niet tegen.
Ik kan er niet tegen als er iemand op mijn plaats zit, en ik kan er niet tegen als iemand tegen alle conventies van personal space in op haar eigen plaats wil zitten.
Ik denk te lang na over mijn dwangmatigheid. Ik moet lezen. Ik ben een slechte lezer.
Op de Ten Katestraat stapt het meisje met de te zware boekentas in. Ik weet waar haar vaste plaats is: het allerachterste bankje, rechts, bij de deur.
Bron:
www.vandenb.com Knap geschreven, leuke weblog.