Etappe 18: Ejea de los Caballeros - Lleida, 186,1 kmDe rit in het Baskenland was mooi. Het parcours zag er prima uit, er waren genoeg toeristische hoogtepunten en de fans waren in groten getale aanwezig. Fietsen in het Baskenland blijft toch een van de mooiste dingen, zeker als je het vergelijkt met het zuiden van Spanje waar er nooit iemand langs de kant van de weg staat. Toch was de rit niet perfect, want de kopgroep van de dag kende geen ideale samenstelling. Er waren slechts twee Basken aanwezig, Omar Fraile en Jonathan Castroviejo. Niet echt de meest geschikte jongens voor de aankomst ook nog eens. Gelukkig zijn de Baskische fans niet zo moeilijk, ze kennen iedereen en ze juichen voor iedereen. Daarom werden de renners die voor de etappezege gingen hartstochtelijk toegejuicht op de bijzondere slotklim. Monte Oiz, een klim in twee delen. Het eerste deel was niet zo heel bijzonder, maar in de laatste kilometers kwamen de renners op het hormigón terecht en daar ging het goed los. Enorm steile stroken, waar het meer op kruipen leek dan op fietsen. De sterkste jongens in de kopgroep luisterden naar de namen Teuns, Woods, De la Cruz, Majka, Zakarin en Gebreigzabhier of Gebreizgabhier of gewoon Gebre. In eerste instantie leek De la Cruz niet zo goed te zijn, maar hij koos zoals ze dat bij Sky wel vaker doen zijn eigen tempo en kwam na eerst gelost te zijn weer opzetten. Nadat hij zich vooraan wist te nestelen leek hij zelfs even op weg naar de zege, maar met name Teuns en Woods wisten hem toch weer makkelijk bij te halen. Terwijl het steeds mistiger werd op de Monte Oiz ging Teuns nog eens in de aanval. Zijn aanzet was zeer sterk, maar tussen de windmolens door reed Michael Woods hem alsnog voorbij. Door een zee van Baskische vlaggen kroop Woods naar boven in de bizar steile laatste kilometer, waar hij eerder tot stilstand leek te komen dan te versnellen. Het leek alsof de laatste 300 meter een uur duurden, maar ondanks het feit dat Teuns er nog een laatste sprintje wist uit te persen kwam Woods als eerste uit de mist tevoorschijn. De voormalig hardloper kon de winst opdragen aan zijn doodgeboren zoontje, Hunter. De klassementsrenners hadden ondertussen niet echt hun best gedaan. Zij reden op hun gemakje door het Baskenland en lieten de voorsprong van de koplopers oplopen. Het was uiteindelijk de kleine Baskische ploeg Euskadi-Murias die een poging deed om het gat nog een beetje dicht te rijden. Zij hadden de vlucht van de dag zo goed als gemist, alleen de slechte klimmer Saez was mee. Daarom mochten de mannen aan het werk om Oscar Rodriguez en Mikel Bizkarra in een betere positie naar de slotklim te brengen. Schoot niet echt op, de voorsprong van de kopgroep bleef groot. Daarom kwamen de grote kanonnen niet meer in de buurt van Woods en co. Valverde en Mas bleken de beste klassementsrenners van de dag te zijn, zij reden op het eind weg van Yates. Lopez plafonneerde aan het eind en Quintana en Kruijswijk waren al veel eerder gelost. Kruijswijk dacht dat het aan het eind wat makkelijker werd, maar dat bleek een tegenvaller te zijn. De Monte Oiz is een prachtige ontdekking. Een loodzware klim in een indrukwekkend decor, met de wind, de windmolens en de uitzinnige fans. De moeite waard om hier nog eens terug te keren, al was het alleen maar voor de fans. Het kan immers ook anders. Daar gaan we tijdens de volgende rit achterkomen. Na een geweldige dag in het Baskenland gaan we door naar de volgende regio, daar waar het wielrennen net een tikje minder leeft. Ook nog eens een rit die een stuk minder spectaculair zal zijn.
Helaas zijn we maar één dag blijven hangen in het Baskenland. Deze rit zal van start gaan in Aragón, een regio waar het wielrennen weer in opkomst is. Jarenlang was Angel Vicioso de enige die de regio wist te vertegenwoordigen, maar de afgelopen twee jaar hebben er maar liefst vier renners uit deze autonome regio de stap gezet naar de profs. Twee rijden er bij Movistar, dat zijn Jorge Arcas en Jaime Castrillo. Toptalenten zijn dat niet, voor de echte toekomst van het Aragonese wielrennen moeten we naar Euskadi-Murias kijken. Daar rijden Fernando Barcelo en Sergio Samitier. Vooral Barcelo is een toptalent, hij won tijdens de afgelopen Tour de l'Avenir nog een bergrit. Hij kan na Fernando Escartin de volgende fatsoenlijke renner worden uit deze dunbevolkte en niet extreem succesvolle regio. Gelukkig hebben de Aragonezen tegenwoordig niet alleen renners om voor te juichen, ze hebben ook hun eigen koers weer terug. Na een afwezigheid van 13 jaar keerde de Vuelta Aragón weer terug. Jaime Roson won de eerste editie nieuwe steil, maar hij staat inmiddels al een tijdje aan de zijkant nadat er in zijn bloedpaspoort een aankomst bergop werd aangetroffen. Voor de Vuelta is Aragón altijd een goed regio geweest. Wat te denken van de editie van 2016, toen reden we van Sabiñánigo naar Aramon Formigal, dat was de rit waar Quintana en Contador alles overhoop gooiden. Ook in Zaragoza komt de koers graag aan, want daar waait het altijd. Desondanks bezoeken we nu een andere plaats. De rit gaat van start in Ejea de los Caballeros, een stad met 16.500 inwoners in de provincie Zaragoza. Het is de hoofdstad van de comarca Cinco Villas, wat naar verluidt de regio is met het meeste culturele en natuurlijke erfgoed van heel Zaragoza. Bij dat erfgoed horen twee Romaanse kerken en tal van musea. Zo is er is hier een Museo Aquagraria, waar ze de grootste verzameling landbouwmachines van heel Spanje tentoonspreiden. Aquagraria, met water dus. In deze regio was het niet altijd evident om gewassen te verbouwen, totdat men zich ging specialiseren in de irrigatie. Paar kanaaltjes en reservoirs aanleggen, sindsdien hebben ze hier graan en suikerbieten genoeg. Ejea, zoals de bewoners de stad liever noemen omdat je daarmee toch al snel een halve minuut minder hoeft te praten, is verder vooral een moderne stad. Het schijnt hier economisch goed te gaan, met dank aan de aanwezige industrie. Het is de enige stad in Agragón met de titel Stad van Wetenschap en Innovatie. Ze hebben hier zelfs een Parque Tecnologico. Er komen maar weinig bekende mensen uit Ejea. De bekenste is misschien nog wel Alberto Zapater, een voetballer die een jaar of 10 geleden een grote toekomst tegemoet leek te gaan, maar na mislukte avonturen in Italië, Portugal en Rusland keerde hij terug naar zijn jeugdliefde, Real Zaragoza. Daar is hij inmiddels al een paar jaar aanvoerder, terwijl de club ver onder zijn niveau blijft spelen. Van het eens zo grote Zaragoza is weinig over. Maar goed, Ejea dus. De kerk van San Salvador ziet er nog wel aardig uit.
De renners starten langs het grootste park van de stad en na een rondje door Ejea gaan ze op weg naar het oosten. Tijdens de eerste tien kilometer van de rit rijden de renners volledig rechtdoor richting Erla. Het gebied is volledig open, de wind zou hier meteen al z'n ding kunnen doen. Je merkt meteen dat ze hier inderdaad aan irrigatie hebben gedaan, want het is ook nog eens behoorlijk groen langs de kant van de weg. Alles groeit hier als kool, de lokale boeren zullen goede oogsten binnenhalen. Het gaat dus lang rechtdoor over een brede weg, die volledig vlak lijkt te zijn. Toch is dat niet helemaal waar, het gaat een klein beetje vals plat omhoog. In die tien kilometer komen we ongeveer 100 meter hoger uit, dat soort praktijken dus. In de buurt van Erla zien de renners aan de rechterkant nog een opvallende kasteelruïne staan, maar verder is dit gebied volledig het eigendom van de boeren. Voorbij Erla komt het peloton een rotonde tegen in een verder volledig verlaten landschap. Hier slaan ze rechtsaf, waarna ze 15 kilometer naar het zuiden fietsen. Over een brede en rechte weg gaat het verder door het kale en lege Aragón. Eerst een aantal kilometer in licht dalende lijn, met daarna een kilometer of vijf vals plat omhoog. Wel heel miniem vals plat, denk eigenlijk dat de renners het niet eens gaan merken. Vervolgens is het een kilometer of zes licht glooiend, waarna er voor het eerst in lange tijd weer eens een echte bocht volgt. De renners slaan linksaf, op weg naar Gurrea de Gállego. Na de bocht staan er ineens een paar bomen langs de kant van de weg, holy shit. Desondanks blijft het gebied toch wel heel erg kaal en vooral heel erg desolaat. Je komt amper tekenen van leven tegen, het is nogal een contrast met het Baskenland. Na een aantal kilometer in licht dalende lijn komen de coureurs na 34 kilometer door Gurrea, een dorpje waarvan je nou ook niet echt het idee krijgt dat het hier vaak een dolle boel is.
Voorbij Gurrea de Gállego rijden de renners een kilometer of zeven min of meer rechtdoor over een weg die ook weer een beetje vals plat omhoog loopt. De omgeving blijft kaal en lelijk, het is een beetje een Jan van Halst-landschap. Na een tijdje treffen de renners aan de linkerkant van de weg een aantal windmolens aan, na hun ervaringen op Monte Oiz zullen ze daar niet direct heel erg vrolijk van worden. In de buurt van het dorpje San Jorge, waar eigenlijk alleen maar een paar verlaten gebouwen staan, komen de renners nog een rotonde tegen en even verderop een bocht naar rechts. Na die bocht wordt de weg wat smaller, maar verder gaat het een aantal kilometer volledig rechtdoor langs het spoor terwijl het zo goed als vlak is. Het is sowieso een vlakke rit, maar dit deel van de rit is nog wel het vlakste van allemaal. Tijdens onze rit langs het spoor komen we het aquaduct van Tardienta tegen. Normaal gesproken ziet zo'n aquaduct er nog wel gaaf uit, maar hier is het meer alsof ze een glijbaan uit een zwembad boven de weg hebben geplaatst. En dan wel een glijbaan van beton. Het past in ieder geval wel bij de lelijkheid van het gebied, wat een aftandse bende is het hier. Je komt op wat wildernis na niets tegen, behalve verlaten huizen en stilgelegde industrie. Na 55 kilometer komen we weer enigszins in de bewoonde wereld terecht, we rijden dan door het dorpje Tardienta. Een klein industriestadje, er staan hier nogal wat bedrijven. Een meelfabriek, onder meer. Ook dit plaatsje ziet er redelijk deprimerend uit. Je begint ineens te snappen waarom dat hele Aragón een beetje een vergeten regio is. In Tardienta komen we wat bochten tegen, waarna het bij een rotonde aan het eind van het plaatsje naar links gaat. Vervolgens gaat het weer een kilometer of 10 zo goed als rechtdoor, over een weg die ook nog steeds best vlak is. In 2012 begonnen ze met wegwerkzaamheden op deze weg, neem aan dat ze dat project ondertussen wel afgerond hebben, dus zou er nu een lekker laagje asfalt moeten liggen. Het terrein blijft hetzelfde, enorme open vlaktes met af en toe wat begroeiing, maar het is toch vooral een enorme woestenij. We komen na 67 kilometer uit en daarna gaat het nog eens een kilometer of vier rechtdoor richting Grañén, een dorp waar je niets over kan vinden want je komt dan alleen informatie over graan tegen. Na een paar bochten en rotondes in Grañén gaat het weer vrolijk tien kilometer rechtdoor buiten het dorp. De weg is nog steeds vlak en het terrein nog steeds open. Als de wind hier een beetje goed staat kan je echt een leuke rit krijgen, anders loont het niet de moeite om de tv voor de finale aan te zetten. Na 80 kilometer slaan de renners linksaf en daarna rijden ze nog eens een kilometer of zeven rechtdoor richting Alberuela de Tubo. De omgeving wordt hier iets mooier, er verschijnen wat heuveltjes en wat verdwaalde rotsformaties. Op de rotsen boven Alberuela komen we ook nog een oude kasteelruïne tegen.
Richting Alberuela liep de weg eventjes vals plat omhoog, maar na het dorp is het een kilometer of acht zo goed als vlak. Aan het eind van dit stuk krijgen we zowaar met een aantal bochten te maken. Het gaat even naar beneden, bochtje of twee. Daarna gaat het zowaar ook nog een kilometer omhoog, bochtje of drie. Echt heel erg schokkend. Gelukkig krijgen de renners tijd om te herstellen, het gaat weer een aantal kilometer rechtdoor over een vlakke weg richting Peralta de Alcofea. Voorbij Peralta de Alcofea krijgen de renners te maken met het heftigste deel van het parcours, het gaat twee keer kort achter elkaar een tijdje omhoog. Best schokkend. Het eerste klimmetje is ongeveer vier kilometer lang en in die kilometers gaat het nog niet eens 100 meter omhoog. Stelt geen donder voor, maar alsnog gaat het vandaag niet uitdagender worden. Na dit eerste klimmetje gaat het kort naar beneden, is het even vlak en vervolgens gaat het nog eens drie kilometer vals plat omhoog. In de buurt van het dorpje Berbegal zijn de renners boven en hebben ze deze helletocht ook weer gehad. Het valt allemaal niet mee. Het terrein is hier trouwens ook weer continu open. Aragón is als een heel groot weiland, maar dan zonder gras. Na deze gruwelijk heftige klimmetjes gaat het vijf kilometer voorzichtig naar beneden, nog steeds over een brede en rechte weg. Onderweg één echte bocht ofzo, verder alleen wat gerommel in de marge. Het gaat tien kilometer rechtdoor richting Selgua, en daarna gaat het nog eens vijf kilometer rechtdoor. 15 kilometer over een rechte weg, de eerste vijf in dalende lijn en daarna is het gewoon tien kilometer vlak. Niet iedere rit kan spectaculair zijn, maar dit is wel zo'n moment dat je je zonden begint te overdenken. Aan het eind van het stuk in rechte lijn komen de renners twee rotondes tegen en bij de tweede slaan ze linksaf. Vervolgens rijden ze over een weg met zowaar een aantal bochten en enorm armoedig asfalt richting Monzón, waar na 127 kilometer de tussensprint zal zijn. De slechte weg is niet lang, al snel komen de renners weer op een bredere weg terecht en die loopt recht door Monzón. Dit is geen al te fraaie stad, ook hier moeten ze het vooral van wat lokale industrie hebben. Als pluspunt valt er dan wel weer een kasteel op een rots boven de stad te noteren.
Na de tussensprint in Monzón rijden de renners weer eens ouderwets een kilometer of tien rechtdoor over een brede weg dwars door een deel van Aragón dat iets minder leeg is. Alsnog leeg, maar minder. De weg richting Binéfar is lichtelijk glooiend. Het gaat in Monzón twee kilometer vals plat omhoog, waarna het buiten de stad tot drie keer toe licht omhoog zal lopen. Er zit geen klim tussen om spontaan de hik van te krijgen, maar tijdens deze rit is iedere verkeersdrempel de moeite van het noemen waard. Je kan sowieso weinig melden. Ja, ze fietsen hier langs de snelweg. 't Is wat. En oja, er liggen wat rotondes in het parcours. Maar dat is meer omdat je langs de snelweg af en toe een afrit tegenkomt. Bij de rotondes gaan de renners gewoon rechtdoor, want we willen de snelweg voorlopig niet uit het zicht verliezen. Het is de snelste weg van Aragón naar Catalonië en daar gaan we dankbaar gebruik van maken. Vanuit Binéfar is het 14 kilometer fietsen tot de grens met Catalonië en in deze kilometers gaat het steeds lichtjes naar beneden. De weg is recht, op een stuk of acht rotondes na. Een keer krijgen we kort achter elkaar te maken met twee rotondes, waarna we aan de andere kant van de snelweg verder gaan fietsen naar Catalunya. Na de trotse Basken krijgen we nu ook de trotse Catalanen, wat leuk zeg. De eerste Catalaanse stad die we tegenkomen is Almacelles, na 157 kilometer. Het is nog 30 kilometer fietsen tot de finish en we krijgen zowaar nog met wat hoogteverschil te maken. Als we in een boog om Almacelles fietsen gaat het twee kilometer omhoog aan 3,5% ofzo. Daarna is het even vlak, waarna het nog een kilometer vals plat omhoog gaat. Wij steken een kaarsje aan voor Max Walscheid. Vervolgens is het weer eens een kilometertje of vier vlak, terwijl we nog steeds langs de snelweg fietsen. De weg blijft breed, het terrein blijft open en de rit blijft kut. In de omgeving van een lokale golfclub gaat het een kilometer naar beneden, waarna er een klimmetje volgt van twee kilometer aan 4%. Je maakt wat mee. Na dit klimmetje komen de renners een stuk of vier rotondes tegen, waarna ze nog eens drie kilometer langs de snelweg rijden over een licht dalende weg. Ze zijn nu bijna in Lleida, maar nog niet helemaal. Vlak voor ze de stad binnen zouden rijden gaan ze bij een grote rotonde naar links, op weg naar Alpicat. Dit is een dorp, met een kerk.
De weg richting Alpicat valt vooral op door een stuk of vijf rotondes. Het is hier redelijk vlak, alleen in het dorp zelf loopt het even kort omhoog. We bevinden ons nu op 12,5 kilometer van de streep, dus mogen we ons gaan opmaken voor de finale van de rit. Na de vijfde rotonde slaan de renners rechtsaf, waarna ze Alpicat weer verlaten. De weg die we nu volgen is best breed, maar toch niet de breedste van de dag. Het terrein blijft wel weer behoorlijk open, op wat industrie langs de kant van de weg na. Wel een redelijk kronkelige weg, met in ieder geval in 2010 een magere laag asfalt. Deze redelijk bochtige maar vlakke weg volgen we een kilometer of vier, tot in de omgeving van Torrefarrera. In de buurt van dit dorpje, op acht kilometer van het eind, slaan de renners rechtsaf. Ze komen daarna weer op een brede weg terecht, die ook nog eens een stuk rechter is. Het gaat rechtdoor tot aan de buitenkant van Lleida, met in de tussentijd alleen een stuk of vijf rotondes. Die vijfde rotonde op een rij volgt op vier kilometer van het eind. Daarna gaat het nog eens twee kilometer rechtdoor over een rechte weg door een open landschap, met tussendoor slechts twee rotondes. Die tweede rotonde ligt er op twee kilometer van het eind en bij deze rotonde gaan we naar links, we nemen 'm driekwart. We passeren kort daarvoor ook nog een Lidl, altijd een teken aan de wand. Na deze rotonde gaat het 300 meter rechtdoor, waarna we bij de volgende rotonde rechtsaf slaan. Het gaat dan een meter of 600 rechtdoor, waarna er bij het ingaan van de laatste kilometer een nieuwe rotonde volgt. Hier slaan we wederom rechtsaf, waarna we de laatste kilometer van de Vueltarit uit 2015 herhalen. Het gaat volledig rechtdoor tot aan de finish, maar het loopt wel een beetje vals plat omhoog.
Die rit uit 2015, dat was me er wel eentje hoor jongens. ONZE Danny van Poppel kwam hier zomaar even Daryl Impey, Tosh van der Sande, Nikolas Maes, John Degenkolb en Jempy Drucker kloppen. Een prestatie van formaat. Danny reed in dienst van Trek en WE dachten toen er weer een goede Nederlandse sprinter bij te hebben. Van Groenewegen was nog niet echt sprake, die zou pas na de Vuelta van 2015 exploderen. Op dat moment was Van Poppel de grote hoop. In de jaren daarna bleek Danny niet zo heel goed te zijn en ook tijdens deze Vuelta heeft hij niet echt laten zien een goede sprinter te zijn. Misschien dat de aankomst in Lleida hem kan motiveren om dat wel een keer te laten zien. Al sluit ik niet uit dat die jongen helemaal niet weet dat hij hier ooit heeft gewonnen. Hij is trouwens niet de enige winnaar in Lleida. Deze stad is behoorlijk vaak voorgekomen in de Vuelta, vooral in het verleden. De laatste jaren komen we hier niet vaak, al kwamen we in 2010 wel langs en toen won Mark Cavendish. In 1989 won de Brit Malcolm Elliott en in 1982 Jesús Hernández Úbeda. Het is dat Cavendish hier ooit won, anders zou je denken dat het vooral een stad voor outsiders is. Als we nog verder in het verleden gaan graven komen we tot de conclusie dat Henk Nijdam, de vader van Jelle, twee keer achter elkaar won in Lleida. Zowel in 1966 als 1967 was hij de winnaar in deze stad. Misschien kan Danny hem wel opvolgen, zou lachen zijn. Lleida is overigens een stad met 140.000 inwoners, waarover ik nog niet meteen alles ga vertellen. De volgende rit zal hier ook vertrekken, dus ik moet nog niet het achterste van m'n tong laten zien. Het is in ieder geval een stad op een strategische locatie, waar in het verleden nog wel eens gevochten werd. Julius Caeser vocht in deze omgeving tegen Pompeius en ten tijde van de Spaanse burgeroorlog werd Lleida gebruikt als verdedigingswal tegen de troepen van Franco. Daardoor lag uiteindelijk de stad in puin, beetje jammer. Toch zijn er nog wel wat mooie gebouwen over in Lleida, zoals La Seu Vella bijvoorbeeld. Dit is de kathedraal van Lleida en eigenlijk het symbool van de stad. Tot zover hoofdstuk 1 over Lleida, de rest komt morgen wel.
In Lleida wordt het 31 graden, de temperaturen beginnen weer een beetje Andalusisch te worden. Geen kans op regen en spijtig genoeg weinig wind. In startplaats Ejea de los Caballeros wordt het een paar graden minder warm, 27 graden in de middag. Ook daar geen kans op regen, maar het gaat er wel mokerhard waaien. Die wind zal in het begin van de rit ook nog eens schuin in de rug staan. Aangezien er vooral in het begin van de rit nergens beschutting te vinden is lijkt het mij wel leuk als een paar ploegen daar meteen de knuppel in het hoenderhok gooien. Het is jammer dat het alleen in Aragón lijkt te waaien en in Catalonië niet, daardoor zal alles aan het eind van de rit wel weer samenplooien en krijgen we gewoon een massasprint. Als er waaiers ontstaan aan het begin van de rit missen we dat sowieso, want de rit wordt niet integraal uitgezonden. Het begint om 13:08 en Eurosport en Sporza schuiven om 15:00 pas aan. Het zou mooi zijn als we tegen die tijd alleen maar kleine groepjes in beeld krijgen, maar dat zal wel tegenvallen. Derhalve kan ik iedereen van harte aanraden om pas tegen een uur of vijf in te schakelen. Finish wordt verwacht tussen 17:27 en 17:54 en als je een half uur tot een uur kijkt is dat meer dan voldoende.
Het had een epische waaierrit kunnen worden, maar dan hadden we eigenlijk in Zaragoza moeten finishen en niet ergens in Catalonië. In het begin misschien wel flink wat wind, maar naarmate de dag vordert steeds minder wind en in Catalonië ook wat meer beschutting. Het wordt een rit van niks, met een massasprint aan het eind. Het leven is niet altijd een feest.
1. Van Poppel. ONZE Danny gaat het gewoon doen hoor. Terug op vertrouwde grond, daar waar hij de grootste overwinning uit zijn carrière wist te boeken. Gaat net als Nijdam twee keer op een rij winnen in Lleida, niks mis mee. Ik weet alleen nog niet hoe. Misschien dat iedereen onderuit gaat en hij niet. Dat zou wel een goede oplossing zijn.
2. Viviani. Wint normaal wel gewoon, maar dat is voorspelbaar. Af en toe moet je even gek doen. Viviani dus pas op twee. De volgende overwinning volgt pas in Madrid.
3. Nizzolo. Na een jaar zonder resultaten mag hij bij Dimension Data een andere sprinter zonder resultaten gaan vervangen. Van Cavendish naar Nizzolo, het is een beetje triest allemaal bij Dimension Data. Een nieuwe derde plaats voor Nizzolo past daar wel bij. Leuk, maar je hebt er geen reet aan.
4. Sagan. Hij is nog steeds in koers, wat ik eigenlijk al verrassend vind. Nu hij er toch is kan hij net zo goed nog een keer mee gaan sprinten. Al drie keer tweede, maar een overwinning zit er voorlopig nog niet in. Ook nu heb ik er weer een hard hoofd in.
5. Aberasturi. Voor de Vuelta begon ging hij op z'n muil en sindsdien rijdt hij licht gehavend rond. Paar hechtingen in de knie, maar ik neem aan dat die er ondertussen wel uit zullen zijn. Dan zijn er geen excuses meer en verwacht ik ondertussen een keer een goede sprint van Jon. Na de toch wel lichtelijke blamage van de vorige rit moet Murias weer wat positiever in het nieuws komen.
Bonus:
Random leuk filmpje, Sagan op de Monte Oiz. Eventjes een wheelie zonder handen terwijl het aan een procent of 10 stijgt, moet kunnen.