quote:
quote:
Wat is de Wat, Dave Eggers
Dit boek is volgens de titelpagina zowel een roman als een autobiografie van Valentino Achak Deng, een Soedanese vluchteling. In diens voorwoord wordt dit uitgelegd: hij heeft zijn levensverhaal aan Eggers verteld, en die heeft er een roman van gemaakt. Het boek is dus gebaseerd op de belevenissen van Valentino, maar veel passages zijn wat verfraaid en Valentino heeft niet noodzakelijk alles meegemaakt wat de Valentino in het boek beleeft.
Een zekere mate van wantrouwen is dan wel op zijn plaats. Een boek is fictie, en dan is het niet relevant wat er echt gebeurd is, of een boek bevat een (auto-)biografie en dan is verdichting en verfraaiing niets anders dan geschiedvervalsing. Als een boek van twee walletjes wil eten, weet je niet precies wat je ermee aan moet.
In de praktijk blijkt Eggers zijn boek echter goed onder controle te hebben. De vraag wat er allemaal echt met Valentino is gebeurd, wordt overtuigend als overbodig terzijde geschoven. Het gaat er namelijk niet zozeer om wat één individuele Soedanese vluchteling beleefd heeft, maar wat de tienduizenden Lost boys is overkomen, en Valentino fungeert als spreekbuis voor deze hele groep, een groep die anders geen stem heeft of bijna niet wordt gehoord. Zo’n 25 jaar burgeroorlog in Soedan heeft miljoenen mensen gedood of op de vlucht gejaagd. De overlevenden zitten soms tientallen jaren in vluchtelingenkampen over de grenzen, in Kenia en Ethiopië. Mondjesmaat worden zij als politiek vluchteling toegelaten tot andere landen, en een flinke groep is uiteindelijk in de Verenigde Staten terecht gekomen.
Ik zal hier niet herhalen wat Valentino Achek Deng en zijn lotgenoten hebben meegemaakt. Dat wordt in de bijna 500 pagina’s uitgebreid verteld, en het bevat veel te veel ellende voor een mens. Je begint bijna te hopen dat Eggers de helft heeft verzonnen om zijn boek zwaarder te maken, dan is het Valentino tenminste niet echt overkomen, maar je vreest dat dat niet het geval is.
Het is de kracht van Eggers dat hij dit topzware leven heeft verteld in een beheerste stijl, en dat hij van de hoofdpersoon niet een door wraak en verdriet verscheurd wrak heeft gemaakt. Gegeven de gebeurtenissen heeft hij daar wel alle reden toe, maar dat zou een ongenuanceerd en vervelend boek hebben opgeleverd. Eggers (en Valentino) zijn na jarenlang onderzoek naar buiten gekomen met een eerlijk document over de gevolgen van de burgeroorlog tussen de regeringslegers en de rebellen, waar de burgers tussen vermorzeld worden. Het getuigt van geduld en eerlijk engagement om zo’n boek te schrijven, zo gedetailleerd verslag te doen van een exemplarisch Soedanees jongensleven. En dat bijna zonder vervelende vingertjes naar de lezer, zonder een belerend toontje aan te slaan. Hij toont wat er is gebeurd, zo goed als zonder opsmuk. Het is dan aan de lezer daar verder consequenties aan te verbinden, om zelf de ogen open te houden en na te denken over wat hij net gelezen heeft.
Toch moet me wel iets van het hart over de door Eggers gekozen romanvorm. Hij heeft zo veel te vertellen over Valentino dat het onmogelijk is dat in een fatsoenlijke roman te proppen. Eggers heeft voor de optie van een raamvertelling gekozen, en laat Valentino over zijn leven vertellen tegen de mensen die hij tegenkomt. Meestal is dat niet hardop, maar richt Valentino zijn monologen in stilte tot de mensen om hem heen. Er is een flinterdun raamvertellinkje, een overval in Valentino’s eigen huis in Atlanta en het ziekenhuisbezoek daarna, dat aan het begin van elk hoofdstuk de kop opsteekt. Dat geeft Eggers de mogelijkheid het personage tientallen pagina’s te laten vertellen tegen de overvallers, hun kind of de nachtportier van het hospitaal. Zo wordt de overval een enorm slepende zaak die keer op keer opgerakeld wordt, en daardoor belangrijker lijkt dan de ervaringen van de Lost boys.
Op de laatste pagina richt de hoofdpersoon zich opeens tot een ‘jij’, tot de lezer dus. Bijna alsof hij bang is na 474 pagina’s zijn hele levensverhaal te hebben verteld aan alles en iedereen, het contact verloren te hebben met de enige persoon die ook gehoord heeft wat hij te vertellen had, namelijk de lezer. De laatste regels van het boek:
“I will tell stories to people who will listen and to people who don’t want to listen, to people who seek me out and to those who run. All the while I will know that you are there. How can I pretend that you do not exist? It would be almost as impossible as you pretending that I do not exist.”
Die ‘you’ heeft net zijn hele verhaal gelezen en zal niet snel geneigd zijn Valentino’s bestaan te ontkennen. Maar in de laatste regels blijkt de hoofdpersoon bang te zijn het wederzijdse contact ? waar niet echt sprake van was ? te verliezen. Deze directe adressering komt uit het niets vallen en komt geforceerd en verwrongen over.
De gebeurtenissen spreken voor zich en zijn uitstekend verteld, in een heldere stijl met sprankjes humor tussen de vreselijke gebeurtenissen door. Door de raamvertelling en het nogal pathetische en zwaar aangezette eind, komt het wat scheefgegroeid over. Als Eggers gekozen had voor de vorm van een al dan niet lichtjes gefictionaliseerde biografie, dan had hij die rare waterhoofdconstructie niet nodig gehad.
Dat is het enige minpuntje aan dit verder overtuigende document over een van de grootste humanitaire rampen van de laatste eeuw.
Hier schreef
Aoibhin het volgende: Beter autist in de kist dan een feestje gemist w/ *O*