quote:
Op zondag 26 augustus 2018 18:02 schreef ATON het volgende:[..]
En jij het erover gelezen dat ik je twee opties gaf; ofwel was Eusebius zo dom allebei de versies te vernoemen en hierdoor zelf aan het origineel heeft geprutst, ofwel heeft men dit later gedaan. Om dat in te zien moet je écht geen hogere studies gedaan hebben, maar enkel wat gezond verstand en een neutrale kijk op de zaak, wat je beide niet bezit.
Nee, om tot dergelijke opties te komen moet je:
1.) ervan overtuigd zijn dat duistere, complotterende krachten de norm zijn;
2.) stoppen met kritisch denken omdat 1. het geval is.
Zoals reeds uitgelegd:
Eusebius wordt hier aangedragen als DE bron die aangeeft dat er een ander Matteüs-evangelie zonder doopformule moet hebben bestaan, want hij vertaalde het slot van dat evangelie geheel anders.
Welnu, opnieuw is de ironie dat ATON en co. hiermee zouden denken dat zij die de kerkvaders aanhalen (zij het in puur historisch verband) dit blind zouden volgen, want, aldus Hoatzin, de kerkvaders zijn 100% betrouwbaar.
Juist omdat Cognitor en ik, (of liever, Bert en Ernie) niet blindelings alles geloven wat er staat, en niet afgaan puur op de naam van een bron, blijft onze wetenschappelijke integriteit in tact. En derhalve benaderen we Eusebius zoals we alle andere kerkvaders benaderen: scrupuleus.
Want er is genoeg aan te merken op de kerkvaders; Justinus' hele idee van 'hout in het brood van de messias' strooien als door de Joden geschrapte verzen uit Jeremia... aantoonbare onzin, heeft er nooit gestaan. Of de vertaling van Hieronymus van Maleachi 3,8, "zal een mens dan God vasthechten", om er een profetie omtrent de kruisiging van te maken, terwijl de juiste vertaling niet affigere (vasthechten) maar defraudere (stelen) is, en derhalve dat vers luidt: "zal een mens dan God bestelen". Of de fantasieën van Irenaeus aangaande de seksuele uitspattingen van de gnostici.
Waarom we dit kunnen aantonen? Omdat we bronnen hebben die overtuigend het tegendeel bewijzen.
Enfin, hiermee allereerst aangetoond hebbend dat het niet Bert en Ernie zijn die zich blindstaren, verder met Eusebius.
Wat is de, ik weet het, vies woord, wetenschappelijke consensus? Precies wat Cognitor al heeft aangehaald.
Afgaande op de veronderstelling dat Eusebius tot tweemaal toe (in de Oratio en in de Historia) een andere dan de traditionele lezing van het slot van Matteüs geeft, is de opwerping dat Eusebius over een een kopie van Matteüs beschikte zonder de doopformule. Al is dit waar, dan is nog niet bewezen dat deze versie ouder is dan de traditionele versie. Integendeel. Afgaande, ook, op het feit dat de vroegste verwijzing naar Matt. 28,19 te vinden is in Irenaeus, Tegen de Ketterijen, en daaropvolgende eeuwen door overige kerkvaders wordt geciteerd, werkt eerder als bewijs voor de stelling dat de traditionele versie van Matteüs ouder zou zijn dan de hypothetische 'tweede versie' van Eusebius.
Ten tweede hebben we meer dan alleen de Oratio en de Historia. Want Eusebius zelf verwijst naar de traditionele doopformule in zijn brief aan de gemeente van Caesaria (derde hoofdstuk).
Welnu, dit kan verschillende dingen betekenen.
1) Eusebius beschikte over twee versies van Matteüs, één met en één zonder doopformule. Waarom hij de ene keer citeert uit de ene, de andere keer uit de andere, is speculatie. De opwerping, in ieder geval, dat Eusebius pas citeert uit de versie met doopformule omdat die doopformule pas tijdens zijn leven werd ingevoegd (als aanvulling op de zojuist daarvoor genomen beslissingen van het concilie van Nicea), is in ieder geval direct te verwerpen, aangezien, zoals reeds aangetoond, eerdere schrijvers, waaronder Tatianus, Irenaeus, Tertullianus, reeds gewag maakten van Matt. 28,19.
2. Er bestaat maar één, onaangetast evangelie van Matteüs, en wanneer Eusebius afwijkt van de doopformule is dat om te parafraseren. Aangezien hij de formule zelf ook elders hanteert, is dit een schappelijker hypothese dan veronderstellen dat Eusebius over verschillende versies beschikking had.
3. Eusebius citeerde uit het ware, later vervalste Matteüs evangelie (degene zonder doopformule); citaten van schrijvers voor zijn tijd van Matt. 28,19 zijn eveneens 'latere toevoegingen'. Daargelaten dat dit een hypothese is die grenst aan het ridicule, zou dat allereerst moeten beteken dat 'de kerk' doorheen de eeuwen alle mogelijke manuscripten waarin een 'authentiek, doopformule-loos' Matteüs in zou zijn opgenomen hebben moeten verzamelen en vernietigen. Nogal een opgave, te meer daar we weten dat zo'n operatie tot falen gedoemd is, aangezien we ook vandaag nog allerhande opgravingen doen. (Let wel, mochten we in de toekomst een evangelie van Matteüs vinden zonder doopformule, en daterend van voor het traditionele evangelie, verander ik direct van positie.)
Maar het zou ook moeten betekenen dat de kerk Eusebius zelf censureerde; immers, hij zou dan zelf het bewijs zijn van een andere versie. Edoch, niet alleen is dat niet gebeurd, Eusebius werd de meest gevierde kerkhistoricus van zijn tijd.
Tenslotte; de niet-orthodoxe Homilies van Clemens verwijzen naar de doopformule, waarmee wordtt aangetoond dat die doopformule niet per definitie een proto-orthodoxe aangelegenheid was. Het verwijst veel eerder naar de schappelijke stelling dat ook de niet-orthodoxen gebruik maakten van hetzelfde, doopformule bevattende Matteüs.
En ter aanvulling:
Om preciezer te zijn, Eusebius maakt gebruik van de verkorte versie in:
Demonstratio Evangelica: 3.6, 7; 9.11;
Historia Ecclesiastica: deel III, 5.2;
Comm. in Psalmos: 59.9, 65.6; 67.34; 76.20;
Comm. in Hesaiam: 18.2; 34.16;
Per Theophania: 4.16; 5.17; 5.46; 5.49;
Oratio: 16.8.
Hij maakt gebruik van de lange versie (doopformule) in:
Contra Marcellum, I.1.9 en I.1.36;
De Ecclesiastica Theologia, deel III, 5.22;
Epistola ad Caesarariensis, 3
Comm. in Psalmos 117.1-4;
Per Theophania 4.8.
De consensus qua datering van deze originele werken - aangezien de originele versies verloren zijn gegaan - is dat de Demonstratio het oudst is, geschat tussen 314 en 318. Oudste manuscript: 12e eeuw.
Gevolgd door Theophania (ca. 333-337, oudste manuscript: 411, Syrisch met Griekse fragmenten), Commentaar op de Psalmen (ca.na 335, oudste manuscript 10e eeuw), Commentaar op Jesaja (ca. 324-337, oudste manuscript 10e eeuw), Historia Ecclesiastica (311-323, oudste manuscript 11e/12e eeuw - Grieks, 462 - Syrisch), Oratio (ca. na 335, oudste manuscript 11e eeuw).
Het oudste werk dat we van Eusebius hebben is dus de Theophania, daterend van 411.
Opmerkelijk is dat in dit een en hetzelfde werk Eusebius gebruik maakt van zowel de korte als de lange formule.
Wanneer, en in welke context, maakt Eusebius gewag van de korte en de lange versie in Theophania?
Verbazingwekkend (of juist niet, wanneer je de consensus aanhangt dat Eusebius parafraseert waar hij dat nodig had) is dat de korte en lange formule beide in het Vierde boek voorkomen:
De lange versie in boek 4, hoofdstuk 8, onder het kopje:
"Waarin Hij vanaf het begin Zijn discipelen had voorzegd, dat Hij hen vissers van mensen zou maken; en dat zij uiteindelijk, openlijk, direct, en door Zijn macht, discipelen moesten maken in alle naties"
De korte versies volgen in hoofdstuk 16, waar het met hoofdstuk 15 het gedeelde kopje heeft:
"Aangaande de onmiddellijke verwerping van de Joden en de roeping van de heidenen, zo ook aangaande zij die op onwaardige wijze in Zijn kerk worden opgenomen"
Vervolgens in boek 5 - onder de titel "Tegen degenen die veronderstellen dat de Christus van God een tovenaar en misleider was", hoofdstuk 17.
Vervolgens in boek 5, hoofdstukken 46 en 49, onder de kop "[De getuigenis] van Josephus aangaande Christus."
Engelse vertaling van het gehele werk:
https://www.preteristarch(...)s_theophania.html#20
Laat allereerst blijken dat in geen van deze hoofdstukken Eusebius ook maar iets zegt over de doop, of hoe dat dient te geschieden. Wanneer Mattheus wordt aangehaald is dat steeds in relatie tot de - toen al zeer in zwang zijnde - idee van de vervangingstheologie die stelde dat de Joden verworpen waren en de heidenen het nieuwe uitverkoren volk zouden zijn. Ergo: wanneer Eusebius hier spreekt over de zgn. ' doopformule' gaat het geheel niet over de doop, het ritueel of welke formule dan ook.
Ten tweede: in een en hetzelfde werk wordt gebruik gemaakt van zowel de lange als de korte versie. Dat kan twee dingen betekenen:
1.) De vervalsers van het manuscript - die eveneens de geschriften van voor Eusebius' tijd kundig hebben ontdaan van alle referenties naar de 'doopformule' - hebben vergeten boek 5 mee te nemen in hun herschrijving;
2.) 4.8 is een Griekse toevoeging in een verder overwegend Syrisch geschrift;
3.) Eusebius parafraseerde daar waar hij dat nodig achtte.
Optie 1 valt af; niet alleen vanwege de inherente onhoudbaarheid van het idee dat een kongsi post-Niceaanse vervalsers de hele wereld afstruinde naar ALLE manuscripten die de ' ware' en korte formule bevatten, maar eveneens omdat als ze dat wel gelukt zou zijn, dit wel een heel domme en slordige uitzondering is geweest.
Optie 2 idem dito. 4.8 is aanwezig in het Syrisch.
https://archive.org/strea(...)oog#page/n5/mode/1up
Blijft optie drie over.
Omnibus in omnibus.
Ad Maiorem Dei Gloriam