Lang niet door iedereen werd het einde van de Franse tijd als een bevrijding gezien. Forse gedeeltes van het Verenigde Nederland van na 1815 hadden zich vrijwillig aangesloten bij Frankrijk (bijv. het voormalige Prinsbisdom Luik). Het nationalisme en het concept van de natie-staat dat wij nu kennen is eerder een product van de 19e eeuw, in 1815 was dat bij de meesten nog amper ontwikkeld.
In de 18e eeuw was Nederland geen eenheidsstaat maar een federatie geleid door een oligarchie van rijke families. Na 1815 werd de gewone man ook niet betrokken bij de Nederlandse politiek. De mening van de gewone man was dan ook niet relevant voor de leiding van de nieuwe Nederlandse staat. Die waren vooral bezig met het vormen van een centrale staat, een onbekend concept in Nederland. In grote delen van het land waren de Nederlandstalige scholen in de minderheid, de Franstalige scholen in de meerderheid.
In de zuidelijke Nederlanden was het besef van een eigen staat helemaal beperkt. Alleen in het oude prinsbisdom Luik was men iets eigens gewend, elders was het eind van de 18e eeuw vooral een Habsburgse overheersing.
De eerste keer dat iig de middenklasse in een deel van Nederland een stem kreeg was tijdens de verkiezingen voor het Frankfurter Parlement. Bij de middenklasse was er in forse delen van het land eerder sympathie voor de Franse tijd.