quote:
Op zondag 23 april 2017 10:30 schreef girlygirl8 het volgende:[..]
Moslims worden vanuit de Islamitische bronnen tot gematigdheid aangespoord. Enkele voorbeelden:
[..]
[..]
Een moslim die overal de midden weg van probeert te nemen en daarbij zijn geloof niet compenseert, kun je als een 'gematigde moslim' beschrijven.
Ben trouwens geen voorstander van labels als 'gematigde moslim', 'fundamentalistische moslim' etc.
De voorbeelden die jij aanhaalt gaan niet over een gematigde geloofsbeleving. Maar over gematigheid in de menselijke wereld en
afstraffing van een gematigd geloof2:140 أَمْ تَقُولُونَ إِنَّ إِبْرَاهِيمَ وَإِسْمَاعِيلَ وَإِسْحَاقَ وَيَعْقُوبَ وَالْأَسْبَاطَ كَانُوا هُودًا أَوْ نَصَارَىٰ ۗ قُلْ أَأَنتُمْ أَعْلَمُ أَمِ اللَّهُ ۗ وَمَنْ أَظْلَمُ مِمَّن كَتَمَ شَهَادَةً عِندَهُ مِنَ اللَّهِ ۗ وَمَا اللَّهُ بِغَافِلٍ عَمَّا تَعْمَلُونَ
Wilt gij zeggen dat Abraham, Izaak, Jacob en de stammen, Joden of Christenen zijn geweest? Zegt. zijt gij wijzer dan God? En wie is schuldiger dan hij, die de getuigenis verduistert welke hij van God heeft ontvangen? Maar God is niet onopmerkzaam nopens hetgeen gij doet.
2:141 تِلْكَ أُمَّةٌ قَدْ خَلَتْ ۖ لَهَا مَا كَسَبَتْ وَلَكُم مَّا كَسَبْتُمْ ۖ وَلَا تُسْأَلُونَ عَمَّا كَانُوا يَعْمَلُونَ
Dit volk is voorbijgegaan; wat het verdiende, heeft het ontvangen, en ook gij zult ontvangen wat gij verdient hebt; maar men zal u niet vragen wat anderen gedaan hebben.
2:142 سَيَقُولُ السُّفَهَاءُ مِنَ النَّاسِ مَا وَلَّاهُمْ عَن قِبْلَتِهِمُ الَّتِي كَانُوا عَلَيْهَا ۚ قُل لِّلَّهِ الْمَشْرِقُ وَالْمَغْرِبُ ۚ يَهْدِي مَن يَشَاءُ إِلَىٰ صِرَاطٍ مُّسْتَقِيمٍ
De dwazen onder de menschen zullen vragen. Wat heeft hen van hunne Kebla afgewend, welke zij vroeger aangenomen hadden? Zegt hun; God behoort het Oosten en het Westen; hij geleidt wien hij wil op den rechten weg.
2:143 وَكَذَٰلِكَ جَعَلْنَاكُمْ أُمَّةً وَسَطًا لِّتَكُونُوا شُهَدَاءَ عَلَى النَّاسِ وَيَكُونَ الرَّسُولُ عَلَيْكُمْ شَهِيدًا ۗ وَمَا جَعَلْنَا الْقِبْلَةَ الَّتِي كُنتَ عَلَيْهَا إِلَّا لِنَعْلَمَ مَن يَتَّبِعُ الرَّسُولَ مِمَّن يَنقَلِبُ عَلَىٰ عَقِبَيْهِ ۚ وَإِن كَانَتْ لَكَبِيرَةً إِلَّا عَلَى الَّذِينَ هَدَى اللَّهُ ۗ وَمَا كَانَ اللَّهُ لِيُضِيعَ إِيمَانَكُمْ ۚ إِنَّ اللَّهَ بِالنَّاسِ لَرَءُوفٌ رَّحِيمٌ
Zoo hebben wij u geplaatst als een bemiddelend volk, opdat gij getuigen zoudt zijn tusschen de menschen, en dat de apostel een getuigen tegen u zou wezen. Wij hebben de Kebla daarom veranderd, opdat men zou kunnen onderscheiden tusschen hen, welke hem volgen en diegenen welke hem den rug toekeeren. Menigeen hindert dit, doch niet hun die door God worden geleid. Maar God beloont uw geloof; want God is genadig en barmhartig omtrent de menschen.
2:144 قَدْ نَرَىٰ تَقَلُّبَ وَجْهِكَ فِي السَّمَاءِ ۖ فَلَنُوَلِّيَنَّكَ قِبْلَةً تَرْضَاهَا ۚ فَوَلِّ وَجْهَكَ شَطْرَ الْمَسْجِدِ الْحَرَامِ ۚ وَحَيْثُ مَا كُنتُمْ فَوَلُّوا وُجُوهَكُمْ شَطْرَهُ ۗ وَإِنَّ الَّذِينَ أُوتُوا الْكِتَابَ لَيَعْلَمُونَ أَنَّهُ الْحَقُّ مِن رَّبِّهِمْ ۗ وَمَا اللَّهُ بِغَافِلٍ عَمَّا يَعْمَلُونَ
Wij hebben gezien, dat gij uw gezicht naar den Hemel wendt, maar wij willen het eene richting geven die u aangenaam is. Wendt daarom uw gezicht naar den heiligen tempel; waar gij u ook bevindt, wendt uw aangezicht daarheen. Zij die de schrift ontvingen, weten het wel, dat deze waarheid van hunnen Heer komt, en God is niet onopmerkzaam omtrent hunne daden.
---------------------
28:68 وَرَبُّكَ يَخْلُقُ مَا يَشَاءُ وَيَخْتَارُ ۗ مَا كَانَ لَهُمُ الْخِيَرَةُ ۚ سُبْحَانَ اللَّهِ وَتَعَالَىٰ عَمَّا يُشْرِكُونَ
Uw Heer schept naar zijn welbehagen en kiest vrijelijk; maar zij (de valsche goden) hebben geene vrije keuze. Geloofd zij God, en verre zij hij verwijderd van de afgoden welke zij met hem vereenigen.
28:69 وَرَبُّكَ يَعْلَمُ مَا تُكِنُّ صُدُورُهُمْ وَمَا يُعْلِنُونَ
Uw Heer kent zoowel de geheime boosaardigheid welke zij in hunne borst verbergen, als den openbaren haat dien zij ontdekken.
28:70 وَهُوَ اللَّهُ لَا إِلَٰهَ إِلَّا هُوَ ۖ لَهُ الْحَمْدُ فِي الْأُولَىٰ وَالْآخِرَةِ ۖ وَلَهُ الْحُكْمُ وَإِلَيْهِ تُرْجَعُونَ
Hij is God; er is geen God buiten hem. Hem zij de lof, zoowel in dit leven als in het volgende. Hem behoort het oordeel, en voor hem zult gij op den jongsten dag worden verzameld.
28:71 قُلْ أَرَأَيْتُمْ إِن جَعَلَ اللَّهُ عَلَيْكُمُ اللَّيْلَ سَرْمَدًا إِلَىٰ يَوْمِ الْقِيَامَةِ مَنْ إِلَٰهٌ غَيْرُ اللَّهِ يَأْتِيكُم بِضِيَاءٍ ۖ أَفَلَا تَسْمَعُونَ
Zeg. denkt gij? Indien God u met eeuwigen nacht wilde bedekken tot op den dag der opstanding welke god, buiten God zou u dan licht brengen? Wilt gij dus niet luisteren.
28:72 قُلْ أَرَأَيْتُمْ إِن جَعَلَ اللَّهُ عَلَيْكُمُ النَّهَارَ سَرْمَدًا إِلَىٰ يَوْمِ الْقِيَامَةِ مَنْ إِلَٰهٌ غَيْرُ اللَّهِ يَأْتِيكُم بِلَيْلٍ تَسْكُنُونَ فِيهِ ۖ أَفَلَا تُبْصِرُونَ
Zeg. Wat denkt gij? Indien God u aanhoudend dag gaf, tot den dag der opstanding, welke god, buiten God, zou u dan nacht brengen, opdat gij daarin zoudt kunnen rusten? Wilt gij dus niet overwegen?
28:73 وَمِن رَّحْمَتِهِ جَعَلَ لَكُمُ اللَّيْلَ وَالنَّهَارَ لِتَسْكُنُوا فِيهِ وَلِتَبْتَغُوا مِن فَضْلِهِ وَلَعَلَّكُمْ تَشْكُرُونَ
In zijne genade heeft hij den nacht voor u gemaakt, opdat gij daarin zoudt rusten, en den dag, opdat gij gedurende dezen zoudt trachten door uwen arbeid, voorraad voor u zelven van zijn overvloed te verkrijgen, en dat gij dankbaar zoudt zijn.
28:74 وَيَوْمَ يُنَادِيهِمْ فَيَقُولُ أَيْنَ شُرَكَائِيَ الَّذِينَ كُنتُمْ تَزْعُمُونَ
Op een zekeren dag zal God hen oproepen en zal zeggen. Waar zijn mijne deelgenooten, van welke gij u verbeeldt, dat zij de goddelijke macht met mij deelen?
28:75 وَنَزَعْنَا مِن كُلِّ أُمَّةٍ شَهِيدًا فَقُلْنَا هَاتُوا بُرْهَانَكُمْ فَعَلِمُوا أَنَّ الْحَقَّ لِلَّهِ وَضَلَّ عَنْهُم مَّا كَانُوا يَفْتَرُونَ
En wij zullen een getuige uit ieder volk nemen en zeggen. Brengt hier uw bewijs voor hetgeen gij hebt gezegd. En zij zullen weten, dat de waarheid bij God alleen is; en de godheden welke zij uitgedacht hebben, zullen hen verlaten.
28:76 إِنَّ قَارُونَ كَانَ مِن قَوْمِ مُوسَىٰ فَبَغَىٰ عَلَيْهِمْ ۖ وَآتَيْنَاهُ مِنَ الْكُنُوزِ مَا إِنَّ مَفَاتِحَهُ لَتَنُوءُ بِالْعُصْبَةِ أُولِي الْقُوَّةِ إِذْ قَالَ لَهُ قَوْمُهُ لَا تَفْرَحْ ۖ إِنَّ اللَّهَ لَا يُحِبُّ الْفَرِحِينَ
Karoen behoorde tot het volk van Mozes, maar hij gedroeg zich onbeschaamd omtrent zijne stamgenooten, want wij hadden hem zoo veel schats gegeven, dat het dragen zijner sleutels onderscheidene sterke mannen vorderde. Toen zijn volk tot hem zeide. Praal niet buitensporig; want God bemint dengene niet, die overmatig op hunne rijkdommen bogen.
28:77 وَابْتَغِ فِيمَا آتَاكَ اللَّهُ الدَّارَ الْآخِرَةَ ۖ وَلَا تَنسَ نَصِيبَكَ مِنَ الدُّنْيَا ۖ وَأَحْسِن كَمَا أَحْسَنَ اللَّهُ إِلَيْكَ ۖ وَلَا تَبْغِ الْفَسَادَ فِي الْأَرْضِ ۖ إِنَّ اللَّهَ لَا يُحِبُّ الْمُفْسِدِينَ
Maar tracht door de welvaart, welke God u gegeven heeft, de toekomstige verblijfplaats van het paradijs te verkrijgen. Vergeet uw aandeel niet in deze wereld, maar wees goed omtrent anderen zoo als God goed omtrent u was, en tracht niet snood op aarde te handelen; want God bemint de snoodaards niet.
28:78 قَالَ إِنَّمَا أُوتِيتُهُ عَلَىٰ عِلْمٍ عِندِي ۚ أَوَلَمْ يَعْلَمْ أَنَّ اللَّهَ قَدْ أَهْلَكَ مِن قَبْلِهِ مِنَ الْقُرُونِ مَنْ هُوَ أَشَدُّ مِنْهُ قُوَّةً وَأَكْثَرُ جَمْعًا ۚ وَلَا يُسْأَلُ عَن ذُنُوبِهِمُ الْمُجْرِمُونَ
Hij antwoordde. Ik heb deze rijkdommen slechts ontvangen, om de kennis, die met mij is. Wist hij niet, dat God vóór hem reeds onderscheiden geslachten had vernietigd, die machtiger dan hij in sterkte waren en grooteren overvloed van rijkdommen hadden verzameld? En den zondaren zal niet gevraagd worden, hunne misdaden te ontdekken.
28:79 فَخَرَجَ عَلَىٰ قَوْمِهِ فِي زِينَتِهِ ۖ قَالَ الَّذِينَ يُرِيدُونَ الْحَيَاةَ الدُّنْيَا يَا لَيْتَ لَنَا مِثْلَ مَا أُوتِيَ قَارُونُ إِنَّهُ لَذُو حَظٍّ عَظِيمٍ
En Karoen ging met zijne pracht onder zijn volk voort. En zij die het tegenwoordig leven beminden, zeiden. O! hadden wij denzelfden rijkdom, als die aan Karoen werd gegeven. Waarlijk, hij is meester van groote schatten.
28:80 وَقَالَ الَّذِينَ أُوتُوا الْعِلْمَ وَيْلَكُمْ ثَوَابُ اللَّهِ خَيْرٌ لِّمَنْ آمَنَ وَعَمِلَ صَالِحًا وَلَا يُلَقَّاهَا إِلَّا الصَّابِرُونَ
Maar zij, aan welke verstand werd geschonken, antwoordden. Ongelukkigen die gij zijt! de belooning van God in het volgende leven zal beter wezen voor hem, die gelooven en goede werken doen zal; maar niemand zal die erlangen dan zij, die met vastberadenheid volharden.
28:81 فَخَسَفْنَا بِهِ وَبِدَارِهِ الْأَرْضَ فَمَا كَانَ لَهُ مِن فِئَةٍ يَنصُرُونَهُ مِن دُونِ اللَّهِ وَمَا كَانَ مِنَ الْمُنتَصِرِينَ
Wij spleten den grond, om hem en zijn paleis te verzwelgen, en zijne knechten konden hem niet redden en hij werd van de straf niet verlost.
28:82 وَأَصْبَحَ الَّذِينَ تَمَنَّوْا مَكَانَهُ بِالْأَمْسِ يَقُولُونَ وَيْكَأَنَّ اللَّهَ يَبْسُطُ الرِّزْقَ لِمَن يَشَاءُ مِنْ عِبَادِهِ وَيَقْدِرُ ۖ لَوْلَا أَن مَّنَّ اللَّهُ عَلَيْنَا لَخَسَفَ بِنَا ۖ وَيْكَأَنَّهُ لَا يُفْلِحُ الْكَافِرُونَ
Den volgenden ochtend zeiden zij, die den vorigen dag zijnen toestand hadden benijd. Ja! waarlijk, God schenkt eene overvloedige belooning aan dengeen die hem behaagt; en hij is spaarzaam naar zijn welbehagen. Indien God niet genadig omtrent ons ware geweest, waarlijk, de aarde zoude ons mede hebben verzwolgen. Ja! de ongeloovigen zullen geen voorspoed hebben.
---------------------------
25:63 وَعِبَادُ الرَّحْمَٰنِ الَّذِينَ يَمْشُونَ عَلَى الْأَرْضِ هَوْنًا وَإِذَا خَاطَبَهُمُ الْجَاهِلُونَ قَالُوا سَلَامًا
De dienaren van den Barmhartige zijn zij, die zedig op
De dienaren van den Barmhartige zijn zij, die zedig op de aarde wandelen, en die, als de onwetende tot hen spreekt, antwoorden. Vrede.
25:64 وَالَّذِينَ يَبِيتُونَ لِرَبِّهِمْ سُجَّدًا وَقِيَامًا
En die de nacht doorbrengen in de aanbidding van hunnen Heer, opstaande om tot hem te bidden.
25:65 وَالَّذِينَ يَقُولُونَ رَبَّنَا اصْرِفْ عَنَّا عَذَابَ جَهَنَّمَ ۖ إِنَّ عَذَابَهَا كَانَ غَرَامًا
En die zeggen. O Heer! leid ons van de pijniging der hel af; want de marteling daarvan duurt eeuwig.
25:66 إِنَّهَا سَاءَتْ مُسْتَقَرًّا وَمُقَامًا
Waarlijk, het is een ellendig verblijf en eene slechte rustplaats.
25:67 وَالَّذِينَ إِذَا أَنفَقُوا لَمْ يُسْرِفُوا وَلَمْ يَقْتُرُوا وَكَانَ بَيْنَ ذَٰلِكَ قَوَامًا
Die, wanneer zij giften doen, ruim noch karig zijn; maar den juisten middenweg daartusschen in acht nemen.
[ Bericht 9% gewijzigd door WodanIsGroot op 23-04-2017 11:18:20 ]