Spinnen verteren hun prooi grotendeels buiten het eigen lichaam. Ze doen dit door de prooi vast te pakken met de kaken (1) en het gif via het gifkanaal (2) van de gifklier (3) in een prooi te spuiten, waarbij het gif de prooi verlamt maar daarnaast ook een sterk verterende werking heeft. Het lichaam van een prooi wordt hierdoor van binnenuit verteerd waarna de spin het goedje opzuigt.[2] In de maag (6) wordt een onderdruk gecreëerd zodat de vloeibare bestanddelen worden opgezogen. Aan de bovenzijde van de maag zijn spieren gelegen die aan de rugzijde zijn gehecht. Deze spieren zorgen voor de pompwerking van de maag. Deze spieren kunnen niet alleen voedsel opzuigen maar zijn ook betrokken bij het uitscheiden van de verteringssappen in een prooi.
Achter de maag zijn twee kanalen gelegen die doorlopen in de basis van de poten. Hierdoor worden de ledematen voorzien van voedsel. De darmen van de spin lopen door de nauwe verbinding tussen het kopborststuk en het achterlijf, dit wordt de petiolus genoemd. De werkelijke darmen van de spin zijn in het achterlijf gelegen, ze zijn hier sterk verbreed en eindigen in een endeldarm (11). Deze heeft een blaas-achtige structuur, in de endeldarm worden de afvalstoffen verzameld. Het vocht wordt eruit onttrokken zodat het afval wordt ingedikt.
Spinnen hebben geen nieren of een lever die moeilijk afbreekbare stoffen volledig kunnen desintegreren tot makkelijk uitscheidbare stoffen. Spinnen zetten hun afvalstoffen daarom deels om in niet in water oplosbare verbindingen die worden opgeslagen in het lichaam.
De afvalstoffen van de spin worden omgeven door cellen die zich afsnoeren waarna de afvalstoffen naar de endeldarm worden gebracht. Spinnen produceren net als andere carnivoren vooral ammonium als afvalstof en zetten dit om in guanine. Deze stof kristalliseert makkelijk en wordt opgeslagen in de darmuiteinden die tegen de huid gelegen zijn. Het afbraakproduct guanine wordt via de buisjes van Malphigi naar de einddarm gebracht. Bij veel spinnen wordt een deel van de guanine opgeslagen in de huid. Omdat de guaninekristallen alle licht reflecteren hebben ze een witte kleur. Bij sommige spinnen -zoals de kruisspin- zorgt de stof voor een witte rugtekening.
Net als andere spinachtigen hebben spinnen coxaalklieren, deze zijn gelegen op het kopborststuk bij de aanhechting van het eerste en derde paar looppoten. Bij sommige spinnen is een van de openingen verdwenen. De coxaalklieren scheiden vooral vocht af.[21]
De darmen van spinnen kunnen worden geïnfecteerd door eencellige parasieten. Spinnen hebben verschillende methodes om een infestatie tegen te gaan, wat al begint bij het opnemen van voedsel. Het vloeibare voedsel wordt door een fijn filter van zeer kleine haartjes geleid zodat alleen opgeloste stoffen worden verteerd en veel ziekteverwekkers worden buitengehouden.[22] Eencellige parasieten die toch door deze barrière geraken worden gedood door het spijsverteringssap en als ze in de darm geraken komen ze al snel zonder voedsel te zitten; de voedseldeeltjes worden vrijwel onmiddellijk opgenomen door de darmcellen.[23]
There's a virus in my system
There's a virus in my brain
There's a virus in my system
And it's driving me insane