quote:
Op donderdag 24 maart 2016 19:18 schreef Thereyougo het volgende:Hoi allen,
Ik ben druk aan het sturen voor BR1 en heb een vraag mbt een hypotheekrecht (gaat om vraag 6 van het tentamen van 23 juni 2014, RuG). De vraag is als volgt:
"
Na een succesvolle proefperiode bij zijn nieuwe werkgever krijgt Teun een vast contract aangebo-den. Daarmee is hij staat een woning te kopen. Op 21 december 2012 vindt de overdracht plaats en wordt een recht van hypotheek gevestigd ten behoeve van SDB bank. De bank verkoopt en levert op 31 januari 2014 haar vorderingsrecht op Teun aan een andere bank, de Interspaarbank. Van deze cessie wordt een notariële akte opgemaakt. Op 4 februari 2014 gaat SDB bank failliet. Een week later krijgt Teun bericht van de Interspaarbank dat het vorderingsrecht van SDB bank is overgenomen en dat hij de maandelijkse rentebetaling en aflossing moet overmaken naar een reke-ningnummer van de Interspaarbank. Moet Teun inderdaad aan de Interspaarbank gaan betalen? Zo ja, vanaf welk moment, zo nee waarom niet? (8 punten)"
Het antwoordmodel geeft o.a. het volgende antwoord:
"Levering. Het vorderingsrecht op Teun is een recht op naam dat op de wijze van art. 3:94 BW door middel van cessie geleverd dient te worden.
In casu is sprake van levering door stille cessie (art. 3:94 lid 3 BW). Er wordt immers een notariële akte van cessie opgesteld (art. 156 lid 2 Rv jo. art. 2 Wna; deze artikelen hoeven niet genoemd te worden, voldoende is dat de studenten aangeven dat een notariële akte een authentieke akte is in de zin van art. 3:94 lid 3 BW). Dit betekent dat voor een geldige levering geen mededeling aan de debi-tor cessus vereist is."
Mijn vraag, waarom is er sprake van levering door stille cessie? Art. 3:94 lid 1 BW spreekt immers van een 'daartoe bestemde akte'. Aangezien het gaat om een hypotheekrecht op een onroerend goed, ging ik ervan uit dat 3:89 lid 1 BW van toepassing is, waarin staat dat er een tussen partijen opgemaakte notariële akte moet worden worden gemaakt. Waarom is dit i.c. niet het geval?
Bij voorbaat mijn immense dank!
Een akte in de zin van 3:94 lid 1 is een onderhandse akte (een overeenkomst van cessie in casu), geen notariële akte.
In de vraag is gegeven dat de cessie notarieel is geschied, hetgeen leidt naar de stille cessie van 3:94 lid 3. Juist doordat de eis aan de akte zwaarder is kan de mededeling aan de debitor cessus achterwege blijven.
3:89 vindt geen toepassing, het hypotheekrecht is niet object van de levering maar de vordering van de bank op Teun is object van levering! Dus een vorderingsrecht in de zin van 3:94.
Een hypotheekrecht is ook een accessoir recht, en kan derhalve nooit zelfstandig geleverd worden. Het kan meegeleverd worden met het vorderingsrecht waarmee het verbonden is. Of zuiverder: het volgt als accessoir recht het recht (het vorderingsrecht) waarmee het verbonden is.
[ Bericht 1% gewijzigd door Actaeon op 24-03-2016 23:04:28 ]