abonnement Unibet Coolblue
pi_153261757
Post hier weer al je vragen, passies, trauma's en andere dingen die je uit je slaap houden met betrekking tot de wiskunde.

Van MBO tot WO, hier is het topic waar je een antwoord kunt krijgen op je vragen. Vragen over stochastiek in het algemeen en stochastische processen & analyse in het bijzonder worden door sommigen extra op prijs gesteld!

Opmaak:
• met de [tex]-tag kun je Latexcode in je post opnemen om formules er mooier uit te laten zien (uitleg).

Links:
http://integrals.wolfram.com/index.jsp: site van Wolfram, makers van Mathematica, om online symbolische integratie uit te voeren.
http://mathworld.wolfram.com/: site van Wolfram met een berg korte wiki-achtige artikelen over wiskundige concepten en onderwerpen, incl. search.
http://functions.wolfram.com/: site van Wolfram met een berg identiteiten, gerangschikt per soort functie.
http://scholar.google.com/: Google scholar, zoek naar trefwoorden specifiek in (wetenschappelijke) artikelen. Vaak worden er meerdere versies van hetzelfde artikel gevonden, waarvan één of meer van de website van een journaal en (dus) niet vrij toegankelijk, maar vaak ook een versie die wel vrij van de website van de auteur te halen is.
http://www.wolframalpha.com Meest geavanceerde rekenmachine van het internet. Handig voor het berekenen van integralen, afgeleides, etc...

OP

Handig:
Riparius heeft ooit een PDF geschreven over goniometrische identiteiten. Deze kun je hier downloaden:
www.mediafire.com/view/?2b214qltc7m3v0d
pi_153261785
quote:
0s.gif Op woensdag 3 juni 2015 19:40 schreef Holograph het volgende:
Nog een vraagje over kansrekening.
Zij f_{T}(t)=t \cdot e^{-t}, t>0 een continue stochast. Zij U een uniform verdeelde stochast op [0,1], onafhankelijk van T. Wat is de verdeling van U(T),(1-U)(T). Ik zie hem alleen totaal niet. U(T) moet nog wel lukken, maar hoe ik die laatste moet doen is mij niet duidelijk. Zou iemand mij een hint kunnen geven?
Weet het verder ook niet helaas

quote:
0s.gif Op donderdag 4 juni 2015 21:43 schreef Trias19 het volgende:
Dag iedereen,

Kan er iemand mij aub helpen met deze oefening? Het gaat over de voorwaardelijke kans en het lukt mij maar niet om dit op te lossen. Kan ik het ook oplossen met een boomdiagram?

Een psychotherapeut behandelt mensen met neurotische stoornissen meestal
(80%) met gesprekstherapie, terwijl voor psychotische stoornissen vaker een
combinatie van gedragstherapie en medicatie (70%) wordt toegepast. Indien
voor een bepaalde stoornis niet wordt gekozen voor de ene therapie, dan wordt
de andere toegepast. Stel dat 60% van de cliënten van deze psychotherapeut
worden behandeld voor een neurotische stoornis en 40% voor een psychotische
stoornis.
a) Als je nu weet dat de therapeut gesprekstherapie geeft aan een bepaalde cliënt,
hoe groot is dan de kans dat die lijdt aan een psychotische stoornis?

b) Stel dat je van 3 cliënten weet dat die gesprekstherapie krijgen, hoe groot is dan
de kans dat ze alle drie aan een psychose lijden?

Hier heb ik de gegevens opgesomt:
NS gespreksth =80%
PS gedragst & Med = 70%
NS = 60%
PS = 40%
Regel van Bayes

[ Bericht 1% gewijzigd door Anoonumos op 04-06-2015 23:52:00 ]
pi_153289408
Wilt er aub iemand mij zeggen of ik het juist oplos?

GT=gesprekstherapie, PS= psychotische stoornissen, NS = neurotische stoornis

Oplossing voor de eerste vraag : P(PS\GT) = (0,8* 0,4) / (0.8*0.4) + (0.3*0.6) = 0,64

Stoornissen:
NS= 0.6%
-GT =0.8%
-Niet GT = 0.2%

PS= 0.4%
-Gedrags & Med = 0.7%
- Niet Gedrags & Med = 0.3%

Hoe kan ik bij de vraag 2 die 3 cliënten selecteren? Hoe moet ik het opschrijven? P(..)
pi_153289937
quote:
0s.gif Op vrijdag 5 juni 2015 22:41 schreef Trias19 het volgende:
Wilt er aub iemand mij zeggen of ik het juist oplos?

GT=gesprekstherapie, PS= psychotische stoornissen, NS = neurotische stoornis

Oplossing voor de eerste vraag : P(PS\GT) = (0,8* 0,4) / (0.8*0.4) + (0.3*0.6) = 0,64
Waar je 0.8 het moet 0.3 staan (2 keer) en waar je 0.3 hebt moet 0.8 staan

P (PS | GT) = P (GT | PS) P (PS) / (P (GT | PS) P (PS) + P (GT | NS) P (NS)) = 0.3 * 0.4 / (0.3 * 0.4 + 0.8 * 0.6) = 0.2

Antwoord op B is dan het product van 3 keer de kans van antwoord A dus 0.23 = 0.008
pi_153299049
de primitieve van 2(1-x)^-(1/2) geeft -4(1-x)^(1/2)

is het niet 4? waar komt die -4 vandaan?
pi_153300076
quote:
0s.gif Op zaterdag 6 juni 2015 13:22 schreef rareziekte het volgende:
de primitieve van 2(1-x)^-(1/2) geeft -4(1-x)^(1/2) + c

is het niet 4?
Nee, dit had je gemakkelijk zelf kunnen inzien door jouw vermeende primitieve functie te differentiëren.
quote:
0s.gif Op zaterdag 6 juni 2015 13:22 schreef rareziekte het volgende:
waar komt die -4 vandaan?
Door juist te primitiveren. Tip: merk op dat er een coëfficiënt -1 voor x staat en ga dan nadenken over de kettingregel der differentiaalrekening.
pi_153300376
quote:
0s.gif Op zaterdag 6 juni 2015 14:16 schreef jungiaan het volgende:

[..]

Nee, dit had je gemakkelijk zelf kunnen inzien door jouw vermeende primitieve functie te differentiëren.

[..]

Door juist te primitiveren. Tip: merk op dat er een coëfficiënt -1 voor x staat en ga dan nadenken over de kettingregel der differentiaalrekening.
Ok, had die -x over het hoofd gezien, dank
pi_153312361
quote:
0s.gif Op vrijdag 5 juni 2015 22:58 schreef Anoonumos het volgende:

[..]

Waar je 0.8 het moet 0.3 staan (2 keer) en waar je 0.3 hebt moet 0.8 staan

P (PS | GT) = P (GT | PS) P (PS) / (P (GT | PS) P (PS) + P (GT | NS) P (NS)) = 0.3 * 0.4 / (0.3 * 0.4 + 0.8 * 0.6) = 0.2

Antwoord op B is dan het product van 3 keer de kans van antwoord A dus 0.23 = 0.008
Bedankt, nu snap ik wat ik fout deed...
pi_153385865
Ik probeer te bewijzen f(x)=1/sqrt(1-x2) geeft F(x)=arcsin(x)

Substitutie van x=sin(x) in f(x)dx geeft

1/sqrt(1-sin^2(t))dsin(t) = cos(t)/sqrt(1-sin^2(t))dt

Het boek neemt de noemer als sqrt cos^2(t)

Hoezo is 1-sin^2(t)=cos^2(t) ? Met de verdubbelingsformules kom ik er niet uit

[ Bericht 0% gewijzigd door rareziekte op 09-06-2015 19:00:31 ]
pi_153386265
quote:
0s.gif Op dinsdag 9 juni 2015 17:04 schreef rareziekte het volgende:
Ik probeer te bewijzen f(x)=1/sqrt(1-x2) geeft F(x)=arcsin(x)

Substitutie van x=sin(x) in f(x)dx geeft

1/sqrt(1-sin^2(t))dsin(t) = cos(t)/sqrt(1-sin^2(t))dt

Het boek neemt de noemer als sqrt cos^2(t)

Hoezo is 1-sin^(t)=cos^2(t) ? Met de verdubbelingsformules kom ik er niet uit
cos^2(t) + sin^2(t) = 1 (eenheidscirkel en Pythagoras)

Dus het volgt direct dat 1 - sin^2(t)=cos^2(t).

Aangenomen dat je dat bedoelt (de typo).
pi_153388885
quote:
0s.gif Op dinsdag 9 juni 2015 17:20 schreef Arthos het volgende:

[..]

cos^2(t) + sin^2(t) = 1 (eenheidscirkel en Pythagoras)

Dus het volgt direct dat 1 - sin^2(t)=cos^2(t).

Aangenomen dat je dat bedoelt (de typo).
Ah, dank. Stom. Jup, dat bedoelde ik

Bij het berekenen van de oplossingen van een functie f(x) kom ik uiteindelijk uit op

-2x=-(1/2)pi + k2pi v 6x=-(1/2)pi+k2pi

Vervolgens geeft het boek

x= (1/4)pi + kpi v x=-(1/12)pi+k(1/3)pi

Waarom is het niet (1/4)pi - kpi?
pi_153389708
quote:
0s.gif Op dinsdag 9 juni 2015 19:10 schreef rareziekte het volgende:

[..]

Ah, dank. Stom. Jup, dat bedoelde ik

Bij het berekenen van de oplossingen van een functie f(x) kom ik uiteindelijk uit op

-2x=-(1/2)pi + k2pi v 6x=-(1/2)pi+k2pi

Vervolgens geeft het boek

x= (1/4)pi + kpi v x=-(1/12)pi+k(1/3)pi

Waarom is het niet (1/4)pi - kpi?
k ranged over alle gehele getallen. In die context, is -kpi hetzelfde als +kpi.

Immers, als x= (1/4)pi + kpi voor k=n, dan x= (1/4)pi - kpi voor k=-n. Als n een geheel getal is, is -n ook een geheel getal.

EDIT: Wauw, ik wist niet dat je kon TeXen hier. Maakt het leven makkelijker. Dus:

x = \frac{1}{4}\pi + k\pi\text{ voor }k=n \quad \Rightarrow \quad x = \frac{1}{4}\pi - k\pi\text{ voor }k=-n

[ Bericht 8% gewijzigd door Arthos op 09-06-2015 21:58:48 ]
pi_153404279
quote:
0s.gif Op dinsdag 9 juni 2015 19:29 schreef Arthos het volgende:

[..]

k ranged over alle gehele getallen. In die context, is -kpi hetzelfde als +kpi.

Immers, als x= (1/4)pi + kpi voor k=n, dan x= (1/4)pi - kpi voor k=-n. Als n een geheel getal is, is -n ook een geheel getal.

EDIT: Wauw, ik wist niet dat je kon TeXen hier. Maakt het leven makkelijker. Dus:

x = \frac{1}{4}\pi + k\pi\text{ voor }k=n \quad \Rightarrow \quad x = \frac{1}{4}\pi - k\pi\text{ voor }k=-n
Als je vervolgens de oplossingen van die functie op domein [0,3pi] wilt geven neem je dus

x=1/4 pi v x= (1/4pi) - -2*pi= 2 (1/4)pi ? Dan snap ik dat -kpi hier gelijk is aan +kpi

Bedankt.
pi_153414886
quote:
0s.gif Op woensdag 10 juni 2015 10:37 schreef rareziekte het volgende:

[..]

Als je vervolgens de oplossingen van die functie op domein [0,3pi] wilt geven neem je dus

x=1/4 pi v x= (1/4pi) - -2*pi= 2 (1/4)pi ? Dan snap ik dat -kpi hier gelijk is aan +kpi

Bedankt.
Ik heb het idee dat je het nog niet begrijpt. Om te beginnen heeft een functie geen oplossingen. Je bedoelt waarschijnlijk de nulpunten van een functie f: [0, 3π] → R oftewel de oplossingen van een vergelijking f(x) = 0 op het interval [0, 3π]. Maar dan zijn er meer dan twee nulpunten van je functie f resp. oplossingen van je vergelijking f(x) = 0 op het interval [0, 3π].
pi_153415783
Kan iemand me helpen met de volgende opgave? X,Y onafhankelijk en standaard normaal verdeeld (dus gemiddelde 0, standaarddeviatie 1). We zoeken de kansdichtheid van  Z = \frac12(X^2 + Y^2) .

Als ik erop Google vind ik dingen over dat dit Chikwadraat verdeeld is ofzoiets, maar dat hebben we nog niet gehad. Hoe bepaal ik de kansdichtheid van Z? Alvast bedankt.

Verder loop ik vast op de marginale kansdichtheid fx van X bepalen, als X en Y gemeenschappelijk verdeeld zijn met:
 f_{X,Y}(x,y) := \frac{1}{2\pi \sqrt{1-\rho^2}} \cdot \exp\left[ - \frac{1}{2(1-\rho^2)}\left( x^2 + y^2 - 2\rho xy \right) \right]

Dit komt neer op dit integreren over alle y. Ik krijg de volgende substitutie als hint:
 z := \frac{1}{\sqrt{1-\rho^2}}\cdot \left( y - \rho x\right)

Als iemand me kan helpen met beide vragen, heel erg bedankt! Ik ben zo klaar met deze inleveropgave dat die integraal me niet lukt en bij die normale verdeling heb ik niet echt een idee hoe 't moet, vooral niet hoe ik moet beginnen.

[ Bericht 67% gewijzigd door Aardappeltaart op 10-06-2015 19:37:34 ]
pi_153420770
quote:
0s.gif Op woensdag 10 juni 2015 17:17 schreef Riparius het volgende:

[..]

Ik heb het idee dat je het nog niet begrijpt. Om te beginnen heeft een functie geen oplossingen. Je bedoelt waarschijnlijk de nulpunten van een functie f: [0, 3π] → R oftewel de oplossingen van een vergelijking f(x) = 0 op het interval [0, 3π]. Maar dan zijn er meer dan twee nulpunten van je functie f resp. oplossingen van je vergelijking f(x) = 0 op het interval [0, 3π].
Sorry, ik bedoel een vergelijking in de vorm van cos(A)=cos(B), dat is geen functie idd. Er zijn dan twee oplossingen, maar ik wilde eigenlijk alleen zeker weten of bovenstaande oplossingen goed waren.
pi_153430869
quote:
0s.gif Op woensdag 10 juni 2015 20:33 schreef rareziekte het volgende:

[..]

Sorry, ik bedoel een vergelijking in de vorm van cos(A)=cos(B), dat is geen functie idd. Er zijn dan twee oplossingen, maar ik wilde eigenlijk alleen zeker weten of bovenstaande oplossingen goed waren.
Als je wil weten of een bepaalde uitwerking of oplossing correct is, dan moet je wel het volledige vraagstuk posten, anders is je vraag onmogelijk te beantwoorden.

Het is ook niet juist dat een vergelijking van de gedaante cos(A) = cos(B), waarin A en of B dan uitdrukkingen zijn in een onbekende, steeds twee oplossingen zou hebben. In het algemeen geldt wel het volgende:

Twee cosinussen zijn gelijk als de (rotatie)hoeken óf gelijk zijn óf tegengesteld, afgezien van een geheel veelvoud van 2π, dus

cos α = cos β ⇔ α = β + k·2π ∨ α = −β + k·2π, k ∈ Z

En ook geldt:

Twee sinussen zijn gelijk als de (rotatie)hoeken óf gelijk zijn óf supplementair, afgezien van een geheel veelvoud van 2π, dus

sin α = sin β ⇔ α = β + k·2π ∨ α = π − β + k·2π, k ∈ Z
pi_153438531


Hoe kun je een dergelijke omschrijving uitvoeren?
pi_153443918
Overigens is de tweede vraag ondertussen gelukt. Die met die som van kwadraten van normale verdeling helaas niet. Kan iemand helpen? Heel erg bedankt!!
pi_153445232
quote:
0s.gif Op donderdag 11 juni 2015 17:00 schreef Aardappeltaart het volgende:
Overigens is de tweede vraag ondertussen gelukt. Die met die som van kwadraten van normale verdeling helaas niet. Kan iemand helpen? Heel erg bedankt!!
Als je geen chi-squared verdeling hebt gehad wordt het lastig ben ik bang :D
Ze zullen niet verwachten dat je het zelf kan afleiden
pi_153446005
Klopt dit qua conventies?:

• Als a = onsplitsbaar/atomair/geen verzameling (bijv a = integer 5), dan schrijf je a ∊ b

• Als a = (deel)verzameling (bijv. a = {2,4,9}), dan schrijf je a ⊆ b
pi_153448242
quote:
0s.gif Op donderdag 11 juni 2015 18:27 schreef topdeck het volgende:
Klopt dit qua conventies?:

• Als a = onsplitsbaar/atomair/geen verzameling (bijv a = integer 5), dan schrijf je a ∊ b

• Als a = (deel)verzameling (bijv. a = {2,4,9}), dan schrijf je a ⊆ b
Het verschil is idd of je het over een element hebt of over een deelverzameling.

Als

S = \{a,b\}

schrijven we:

a,b \in S

en

\emptyset,\{a\},\{b\},\{a,b\} \subseteq S
pi_153451812
quote:
0s.gif Op donderdag 11 juni 2015 13:38 schreef GeorgeArArMartin het volgende:
[ afbeelding ]

Hoe kun je een dergelijke omschrijving uitvoeren?
Om te beginnen: ik ben tegen het gebruik van de notaties sin−1 en cos−1 voor arcsin resp. arccos, dus zal ik deze laatste notaties gebruiken. Als je wil weten waarom, dan moet je dit maar eens lezen.

Laten we zeggen dat

(1)\quad \arcsin(\frac{4}{5})\,=\,\alpha

Dit impliceert dat

(2)\quad\sin\,\alpha\,=\,\frac{4}{5}

waarbij

(3)\quad 0\,\le\,\alpha\,\le\,\frac{1}{2}\pi

Laten we tevens zeggen dat

(4)\quad \arccos(\frac{12}{13})\,=\,\beta

Dit impliceert dat

(5)\quad\cos\,\beta\,=\,\frac{12}{13}

waarbij

(6)\quad 0\,\le\,\beta\,\le\,\frac{1}{2}\pi

Goed, nu hebben we dus

(7)\quad\arcsin(\frac{4}{5})\,-\,\arccos(\frac{12}{13})\,=\,\alpha\,-\,\beta

waarbij uit (3) 0 ≤ α ≤ ½π en tevens (6) 0 ≤ β ≤ ½π volgt dat

(8)\quad -\frac{1}{2}\pi\,\le\,\alpha\,-\,\beta\,\le\,\frac{1}{2}\pi

Aangezien het domein van de arccos functie het interval [−1, 1] is en het bereik het interval [0, π] en deze functie strict monotoon dalend is, betekent dit dat er een unieke x ∈ [−1, 1] is zodanig dat

(9)\quad\alpha\,-\,\beta\,=\,\arccos(x)

mits α ≥ β zodat α − β ≥ 0. Dan is ook

(10)\quad\cos(\alpha\,-\,\beta)\,=\,x

Om nu cos(α − β) en daarmee x te bepalen, maken we gebruik van de identiteit

(11)\quad\cos(\alpha\,-\,\beta)\,=\,\cos\,\alpha\,\cdot\,\cos\,\beta\,+\,sin\,\alpha\,\cdot\,\sin\,\beta

Welnu, (2) sin α = 4/5 en (5) cos β = 12/13 kennen we al, dus nu moeten we alleen cos α en sin β nog bepalen. Dit is eenvoudig met behulp van de identiteit

(12)\quad\cos^2\varphi\,+\,sin^2\varphi\,=\,1

Aangezien (3) 0 ≤ α ≤ ½π en tevens (6) 0 ≤ β ≤ ½π weten we dat cos α en sin β beiden niet negatief moeten zijn, en met behulp van (12) vinden we dan

(13)\quad\cos\,\alpha\,=\,\frac{3}{5}

en

(14)\quad\sin\,\beta\,=\,\frac{5}{13}

Merk nu op dat sin α > sin β zodat inderdaad α > β waarmee α − β op het interval [0, ½π] ligt en daarmee binnen het bereik van de arccos functie.

Invullen van (2), (5), (13) en (14) in (11) geeft nu

(15)\quad\cos(\alpha\,-\,\beta)\,=\,\frac{3}{5}\cdot\frac{12}{13}\,+\,\frac{4}{5}\cdot\frac{5}{13}\,=\,\frac{36}{65}\,+\,\frac{20}{65}\,=\,\frac{56}{65}

en dus hebben we

(16)\quad\alpha\,-\,\beta\,=\,\arccos(\frac{56}{65})

zodat uit (7) en (16) inderdaad volgt dat

(17)\quad\arcsin(\frac{4}{5})\,-\,\arccos(\frac{12}{13})\,=\,\arccos(\frac{56}{65})

QED

Toegift: in de waarden cos α = 3/5, sin α = 4/5 en cos β = 12/13, sin β = 5/13 herkennen we de Pythagoreïsche tripletten (3, 4, 5) en (5, 12, 13). Nu is het zo dat het product van twee sommen van twee kwadraten van twee positieve gehele getallen steeds weer is te schrijven als een som van twee kwadraten van twee positieve gehele getallen, en wel op twee verschillende manieren, want we hebben

\begin{array}{rcl}(18)&\quad (a^2\,+\,b^2)(c^2\,+\,d^2)\,=\,(ac&-&bd)^2\,+\,&(ad&+&bc)^2\\(19)&\quad (a^2\,+\,b^2)(c^2\,+\,d^2)\,=\,(ac&+&bd)^2\,+\,&(ad&-&bc)^2\end{array}

Vullen we nu in (18) en (19) a = 3, b = 4, c = 5, d = 12 in, dan krijgen we uit de Pythagoreïsche tripletten (3, 4, 5) en (5, 12, 13) twee nieuwe Pythagoreïsche tripletten (33, 56, 65) en (16, 63, 65), en nu herken je in het eerste van deze nieuwe tripletten de teller 56 en de noemer 65 van het quotiënt 56/65 in (17). De verklaring is dat de beide scherpe hoeken van een rechthoekige driehoek waarvan de zijden zich verhouden als (33, 56, 65) elk gelijk zijn aan een som resp. een verschil van twee scherpe hoeken van de rechthoekige driehoeken waarvan de zijden zich verhouden als (3, 4, 5) en (5, 12, 13), en datzelfde geldt voor een rechthoekige driehoek waarvan de zijden zich verhouden als (16, 63, 65).

Merk nog op dat we bij bovenstaande herleiding wegens (8) −½π ≤ α − β ≤ ½π ook hadden kunnen kiezen voor een herleiding tot een arcus sinus zonder daarbij te hoeven nagaan of werd voldaan aan α − β ≥ 0 aangezien de arcsin functie het interval [−½π, ½π] als bereik heeft. Daarvoor maken we gebruik van de identiteit voor sin(α − β) en dan vinden we sin(α − β) = 33/65 en dus

(20)\quad\arcsin(\frac{4}{5})\,-\,\arccos(\frac{12}{13})\,=\,\arcsin(\frac{33}{65})

Hier zie je in de teller van het quotiënt 33/65 het getal 33 uit het Pythagoreïsche triplet (33, 56, 65) tevoorschijn komen, en dat is ook begrijpelijk, want uit (12) cos2φ + sin2φ = 1 volgt voor 0 ≤ φ ≤ ½π en als we cos φ = x stellen dat sin φ = √(1 − x2) en daarmee arccos(x) = arcsin(√(1 − x2)) voor 0 ≤ x ≤ 1. Zodoende is dus arccos(56/65) = arcsin(33/65) aangezien (56/65)2 + (33/65)2 = 1.

[ Bericht 0% gewijzigd door Riparius op 12-06-2015 05:18:06 ]
pi_153452504
Wat is een handig geheugensteuntje om te onthouden:
sin(0π) = 0
sin(⅙π) = ½√1 = ½
sin(¼π) = ½√2
sin(⅓π) = ½√3

En nog een vraag: hoe kan je gemakkelijk inzien dat x = k*2π, x = ⅔π + k*2π, en x = -⅔π + k*2π herleid kunnen worden tot x = k*⅔π?

[ Bericht 0% gewijzigd door netchip op 11-06-2015 22:36:15 (typo) ]
pi_153453420
quote:
0s.gif Op donderdag 11 juni 2015 22:07 schreef netchip het volgende:
Wat is een handig geheigensteuntje om te onthouden:
sin(0π) = 0
sin(⅙π) = ½√1 = ½
sin(¼π) = ½√2
sin(⅓π) = ½√3
Het is eenvoudiger om dit te onthouden als je de hoeken in graden uitdrukt, namelijk 0, 30, 45, 60 en 90 graden. Uiteraard moet je dan ook nog weten dat een gestrekte hoek, oftewel 180 graden, overeenkomt met π radialen. Een eenvoudig ezelsbruggetje: de sinus van de genoemde hoeken is nu achtereenvolgens

½√0, ½√1, ½√2, ½√3, ½√4

en dus

0, ½, ½√2, ½√3, 1

en de cosinus van de genoemde hoeken krijg je achtereenvolgens door hetzelfde rijtje van rechts naar links op te schrijven.
quote:
En nog een vraag: hoe kan je gemakkelijk inzien dat x = k*2π, x = ⅔π + k*2π, en x = -⅔π + k*2π herleid kunnen worden tot x = k*⅔π?
Schets even een eenheidscirkel in een cartesisch assenstelsel en geef op de eenheidscirkel het punt aan dat je krijgt door het startpunt met coördinaten (1; 0) om de oorsprong te roteren over een hoek van +⅔π rad (positieve zin, dus tegen de klok in) en geef op de eenheidscirkel tevens het punt aan dat je krijgt door het startpunt met coördinaten (1; 0) om de oorsprong te roteren over een hoek van -⅔π rad (negatieve zin, dus met de klok mee).
abonnement Unibet Coolblue
Forum Opties
Forumhop:
Hop naar:
(afkorting, bv 'KLB')